Bewegingsopvoeding
Hoofdstuk 1: visie op bewegingsopvoeding
Bewegen! Waarom?
Laat de kinderen regelmatig bewegen
Hersenactiviteit vermindert na 20 min zitten
Hersenactiviteit stijgt na 20 min wandelen
Voordelen van bewegen
Geen diabetes
Geen hart- en vaatziekten
1.1 Het kind is een complexe persoon
Bewegingsopvoeding verwijst naar haar grondslag door aan de beweging een ruimere betekenis te
geven dan alleen het mechanisch aspect. Een kind beschikt over een reeks motorische vermogens
motoriek. Goede bewegingsopvoeding streeft ernaar bij het motorisch bezig zijn ook de andere
persoonlijkheidsaspecten te betrekken. Het zich kunnen bewegen (motorisch), gestuurd (cognitief)
en be-leefd (dynamisch – affectief) is een totaal menselijke aangelegenheid.
Deze drie componenten onderscheidt men van elkaar, maar zijn niet te scheiden in het totale
opvoedingsproces. We spreken over een holistische visie of eenheidsvisie.
Angelsaksisch persoonlijkheidsmodel:
Motorische component
HET KUNNEN
(bewegen)
(fysieke ontwikkeling)
Dynamisch affectieve component
Cognitieve component
HET ZIJN
HET KENNEN
(sociale- en
(cognitieve ontwikkeling)
persoonlijkheidsontwikkeling)
Motorische competenties: Dynamisch affectieve doelen: Cognitieve doelen: actie
lopen springen, huppen, attituden Een kind ontwikkelt
ontwijken,… Het ontwikkelen van zich ook verstandelijk
het sociaal functioneren al spelend, al
Het ontwikkelen van de handelend.
zelfsturingscompetentie Het gaat hier over:
met een realistisch o Verwoorden
zelfconcept o Memoriseren
Hoofdstuk 10: theorie zwemmen Pagina | 1
, Het gaat hier over: o Begrijpen
o Emotie o Analyseren
o Zelfcontrole o Integratie
o Respect o Sociale kennis
o Geduld o Concentratie
o Hulpvaardigheid o Visueel geheugen,
o Samenwerken …
o Nauwkeurigheid
o Eerlijkheid
o Zelfstandigheid,…
In de visie van het lager onderwijs, hecht men waarde aan de ontwikkeling van het gehele mens.
Bewegingsopvoeding verwijst naar haar bedoeling door de beweging te koppelen aan opvoeding.
1.2 Bewegend leren
In de basisschool ontwikkelt een kind progressief van egocentrisch naar sociaal-geïntegreerd. Deze
ontwikkeling moet begeleid worden. Door die begeleiding geeft de basisschool de fundamentele
aanzet voor een positieve relationele omgeving.
1.2.1 Leren bewegen of geïntegreerde bewegingsopvoeding (G.B.O)
Een bewegingsgezinde basisschool biedt kwalitatieve lessen lichamelijke opvoeding aan, met
aandacht voor het principe van de ‘geïntegreerde bewegingsopvoeding’. Ze waakt erover dat de
integratie van doelen uit andere, minder voor de hand liggende, ontwikkelvelden niet ten koste gaat
van de bewegingskwaliteit of -kwantiteit, maar ze sluit aan bij wat op andere momenten in de
klasgroep gebeurt. Zo beleeft de leerling het hele schoolgebeuren als een eenheid. Dat gebeurt
doelbewust maar daarom nier systematisch in elke les. Voorbeelden:
anticiperen op nieuwe begrippen die verband houden met het hele lichaam, ruimte, tijd
o lichaamsdelen, houdingen, bewegingen, trajecten, afstanden, opeenvolging
abstracte begrippen concreet vorm geven
o windroos, helling
onderwerpen die horen bij andere ontwikkelvelden
o mijn omgeving verkennen, link tussen voeding en beweging, ruimtelijke begrippen of
figuren
Bewegen kan in de klas, maar ook daarbuiten.
1.2.2 Bewegend leren of bewegingsintegratie (B.I)
We spreken van bewegend leren wanneer de beweging – motiverend en/of ondersteunend - wordt
geïntegreerd als middel binnen andere onderwijsarrangementen dan de lessen LO.
Bewegen als voorwaarde
o Schrijven, tekenen, functionele grepen voor het hanteren van voorwerpen (vb een
passer)
Bewegen als ervaring
o Meten en wegen, afstanden en snelheden schatten
Bewegen als toepassing
o Bij verkeersopvoeding, kaartlezen, omtrekken en oppervlakten eerst ‘lichamelijk’
beleven
Bewegingstussendoortje is niet hetzelfde als bewegingsintigratie.
Hoofdstuk 10: theorie zwemmen Pagina | 2
,1.2.3 Concrete voorbeelden
In de klas kan je een goal projecteren op het scherm of op de muur. Je kan ook andere vakken
koppelen aan beweging. Bv. wiskunde: 1e leerjaar aantal bolletjes koppelen aan getalbeeld.
Men kan via een bewegingsles de leerlingen met tal van elementen uit de meetkunde of meer
algemeen uit de wiskundige wereld in contact brengen.
Kinderen leren eerst dat een driehoek uit drie hoeken en drie zijden bestaat. We laten hen in
de les experimenteren met zulke figuren
o Een driehoek vormen met hun lichaam, handen en armen
o Of drie kinderen maken samen een driehoek
Op dat moment doen ze beroep op hun voorstellingsvermogen
o We kunnen ze ook een driehoek laten vormen met behulp van drie banken, tafels of
stoelen. Als de driehoek gevormd is, moeten ze er iets mee doen. De leerkracht geeft
de opdracht: we stappen over de zijden en we stoppen telkens op de hoeken, we
plaatsen ons in het midden van de zijde, enz.
Kinderen kunnen een meter stappen om zo duidelijk te weten wat deze afstand is
o Ook uitleggen, er langs liggen, er een grote pas over maken, enz.
Beter idee van de afstand
Jonge kinderen kunnen ook taal leren in beweging
o Lussen laten maken in de lucht, met een slinger, een lint of met hun lichaam
o Nadien tekenen ze de lussen op de muur, op de grond, … en later op een blad papier
1.3 Taak van de leerkracht lager onderwijs
De realisatie van bewegingsopvoeding in de basisschool is de taak van heel het schoolteam! De
leerlingen hebben twee lesuren bewegingsopvoeding per week.
Regent LO
o Het blijft een noodzaak dat de klasleerkracht regelmatig de motorische vaardigheden
van de leerlingen gaat observeren en/of bevraagt
Bewegingstussendoortjes
o De bewegingsmomenten in de klas staan los van alle leerstof. Ze dienen dan als
aangename afwisseling en om tegemoet te komen aan de natuurlijke
bewegingsdrang van kinderen
o De bewegingsmomenten kunnen ook volledig in de leerstof van andere vakken
geïntegreerd worden
Bewegingsrecreatie
o Speeltijden, extra bewegingsnamiddagen en -pauzes, SVS-dagen, schoolreis,
sportklassen, activiteiten van de gemeente, actieve verplaatsingen, …
3 manieren om bewegingsopvoeding te realiseren op school:
De leerkracht lager onderwijs heeft aldus een belangrijk aandeel in de bewegingsopvoeding.
Meerdere taken vloeien hieruit voort, waaronder:
inzicht hebben op (in het belang van) de motorische ontwikkeling van kinderen
Zie pagina 11 van de cursus
Hoofdstuk 10: theorie zwemmen Pagina | 3
, Hoofdstuk 2: het vakconcept van de lichamelijke
opvoeding
2.1 Eindtermen
Het zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de overheid
noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingepopulatie.
= doelen die op het einde van de lagere school moeten behaald worden!
De eindtermen LO van het lager onderwijs worden gerealiseerd binnen drie groepen van
doelstellingen:
2.1.1 Het ontwikkelen van de motorische competenties (MC)
Dit houdt in: de bewegingsmogelijkheden van kinderen uitbouwen, basisvaardigheden ontwikkelen
en specifieke vaardigheden leren in activiteiten die deel uitmaken van onze bewegingscultuur.
2.1.2 Het ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl (GVL)
Het gaat hier onder meer om eindtermen waardoor kinderen een fysieke basisconditie kunnen
opbouwen en onderhouden. Men kan daarbij gebruik maken van de activiteitsgebieden zoals die
beschreven staan bij de motorische vaardigheden die daar ontwikkeld worden.
2.1.3 Het ontwikkelen van het zelfconcept (ZC) en sociaal functioneren
(SF)
Via bewegingssituaties leert men zichzelf en anderen kennen en aanvaarden. Men leert bovendien
samenwerken, elkaar helpen en steun verlenen.
2.2 Leerplannen
Bovenstaande eindtermen bevatten persoonsdoelen en bewegingsdoelen. In een les
bewegingsopvoeding komen beide geïntegreerd aan bod.
Bewegingsdoelen
o Ontwikkelen van de motorische competenties (MC)
o Ontwikkelen van een gezonde, veilige en fitte levensstijl (GVL)
Persoonsdoelen
o Ontwikkelen van zelfsturingscompetentie met realistisch zelfconcept (ZC)
o Ontwikkelen van het sociaal functioneren (SF)
Opdracht: selecteer de twee meest toepasselijke leerplandoelen: één persoonsdoel en één
bewegingsdoel.
Dassenroof (je moet staartje weghalen bij de Leerlingen houden hun evenwicht terwijl ze
andere en die van jou proberen bij te houden). over een bank stappen, zo naar het klimrek toe
en dan op een andere bank naar beneden
glijden.
Omgaan met frustraties, beweging afstemmen Balanceren, kruipen, klauteren
op elkaar, samenwerken met anderen
2.3 Lesdoelen
De leerplandoelen vormen de basis voor het opstellen van concrete lesdoelen. Een goede leerkracht
doelgericht en doelbewust werken. De koppeling van doelen (leerinhouden) en middelen
(leeractiviteiten) moet terug te vinden zijn in de lesvoorbereiding.
Hoofdstuk 10: theorie zwemmen Pagina | 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Gloria20. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.