De groei van veranderede cellen raakt ontregeld en de cellen gaan woekeren. Daardoor ontstaat een
massa weefsel, gezwel of tumor. De wetenschap die de gezwellen bestudeert, heet de oncologie.
Het ontstaan van gezwellen:
Er ontstaan continu nieuwe cellen ter vervanging van oude en beschadigde cellen. Het erfelijke
materiaal in de kernen van de cellen (DNA) bepaalt de deling, groei en ontwikkeling van de cel.
Schadelijke invloeden uit de omgeving of in het lichaam kunnen er erfelijk materiaal echter zodanig
beschadigen en veranderen dat de deling, groei en ontwikkeling ernstig verstoord raakt. De cel in het
weefsel gaat ander gedrag vertonen en houd zich niet meer aan bestaande groeiregels, sprake van
onafhankelijke groeipatroon/ autonome groei. Het groepje autonoom groeiende cellen met een
overmatige celdeling vormt een gezwel/ tumor. Afhankelijk van de eigenschappen die in deze cellen
aanwezig zijn, kan het gezwel goedaardig of kwaadaardig zijn. Risicofactoren voor de ontsporing van
de celgroei zijn:
Het risico op kanker neemt vooral toe bij langdurige blootstelling aan de genoemde risicofactoren.
Gevoeligheid van weefsels:
Groepen cellen van dezelfde soort vormen samen een weefsel, en een aantal weefsels samen
vormen een orgaan. De gevoeligheid van weefsels om een gezwel te krijgen, is afhankelijk van het
aantal celdelingen in dat weefsel en de gevoeligheid van cellen voor een beschadigde prikkel.
Sommige cellen zijn in staat om, zolang een mens leeft, beschadigde of verouderde soortgenoten te
vervangen. Deze cellen hebben een groot herstelvermogen. Cellen met deze eigenschap zijn te
vinden in de huid, het klierweefsel, de slijmvliezen, het beenmerg en het vetweefsel. Ontsporing van
de groei komt in deze weefsels vaker voor. Andere cellen delen zich minder vaak. Ze hebben een
klein herstelvermogen. Dat soort cellen bevinden zich in zenuwweefsel, spierweefsel, steunweefsel en
hartspierweefsel. Die cellen ontsporen zich minder snel. In de volgende organen ontstaan gezwellen
het vaakst:
Gezwellen kunnen goedaardig (benigne) en kwaadaardige (maligne) zijn.
Benigne gezwellen:
Goedaardige gezwellen groeien veelal langzaam. Zij blijven binnen de grens (omhulsel of kapsel) van
het weefsel en doorbreken nooit het kapsel, expansieve groei. Benigne gezwellen zaaien niet uit.
Ze hebben meestal een glad oppervlak en liggen los van de omringende weefsel. Een goedaardige
gezwel is nooit dodelijk, tenzij het groeit op een plaats waar bijna geen ruimte is om te groeien.
Maligne gezwellen:
1
,Kwaadaardige gezwellen groeien meestal snel en houden zich niet aan de grens van het weefsel,
infiltratieve groei. De cellen dringen de omringende weefsels en de bloed en lymfevaten binnen en
vernietigen het weefsel. Omdat deze gezwellen overal doorheen groeien, zijn ze vaak verbonden met
de omgeving, onregelmatig van oppervlak en moeilijk van andere weefsels af te grenzen. Via bloed en
lymfe worden de kwaadaardige cellen versleept naar andere plaatsen in het lichaam. Dan ontstaan op
afstand ook gezwellen, uitzaaiingen/ metastasen. Zonder behandeling zijn deze gezwellen altijd
dodelijk.
Naamgeving van gezwellen:
De naam van een gezwel laat zien uit welk soort weefsel het gezwel ontstaan is. Je kunt er ook aan
zien of het gaat om een benigne of een maligne gezwel. Benigne gezwellen heten naar het weefsel
met het achtvoegsel oom. Bij maligne gezwellen is dat carcinoom/sarcoom. Een gezwel heet een
carcinoom als het uitgaat van epitheel of dekweefsel, zoals huid, klierweefsel en slijmvlies. Gaat het
gezwel uit van steunweefsel, dan is het achtervoegsel sarcoom. Sarcomen zijn in hun groei
kwaadaardiger dan carcinomen. Een bijzondere vorm is het carcinoma in situ. Dat is een carcinoom
in aanleg.
Uitbreiding van gezwellen:
Goedaardige gezwellen groeien niet ten koste van andere weefsels, maar ze kunnen wel druk op hun
omgeving gaan uitoefenen, maar ze kunnen wel druk op hun omgeving gaan uitoefenen.
Kwaadaardige gezwellen breiden zich uit door infiltratie, hematogene metastasering en lymfogene
metastasering.
- Infiltratie. Dit is een agressieve doorgroei in omliggende weefsels en organen, waardoor
grote verwoestingen in de omgeving van het gezwel ontstaan.
- Hematogene metastasering. Het gezwel groeit door in de bloedvaten die rondom het
weefsel liggen.
- Lymfogene metastasering. Via de lymfe die door het weefsel stroomt, bereiken de
kwaadaardige cellen de lymfebanen. Soms kunnen metastasen zich in een bepaald weefsel
uitbreiden, waarbij de lymfe zich ophoopt (lymfoedeem), lymfangitis carcinomatosa.
Gezwellen kunnen zich ook verspreiden bij een naaldbiopsie of punctie. Dan komen maligne cellen
in andere weefsels terecht (entmetastasen) of ze kunnen doorgroeien in bijzondere ruimtes. Als ze
doorgroeien in de pleuraholte ontstaat pleuritis carcinomatosa. Als doorgroeien in de buikholte
ontstaat peritonitis carcinomatosa. Metastasen komen vaak voor in lymfeklieren, lever, longen,
hersenen en botten.
Onderzoek van gezwellen:
Er wordt een uitgebreid onderzoek uitgevoerd bij verdenking op een gezwel om de tumor en eventuele
metastasen te vinden. Na een anamnese volgt een uitgebreid lichamelijke onderzoek, met inspectie,
palpatie en auscultatie en er volgt een uitgebreid bloedonderzoek. Lichamelijk onderzoek en
bloedonderzoek geven de arts onvoldoende informatie om de precieze oorzaak van de klachten te
achterhalen. Bij de lokalisatie van de tumor speelt beeldvormend onderzoek een belangrijke rol:
Is een tumor eenmaal gelokaliseerd, dan moet de aard van bepaald worden. Zijn er al metastasen
gevonden, dan is het zeker een maligne gezwel. Wanneer de tumor op een goed bereikbare plaats
ligt, is het mogelijk om met behulp van een dunne holle naald wat cellen op te zuigen. Dat heet een
punctie. Met een dikkere holle naald een stukje weefsel wegnemen, is een biopsie. Het weg snijden
van een stukje weefsel, is een proefexcisie. Daarna kan de patholoog, het weefsel beoordelen en
2
,onder de microscoop de cellen bekijken. De behandeling hangt af van de beoordeling. Ligt de tumor
op een moeilijke bereikbare plaats, dan is een operatie nodig om bij het gezwel te komen. De chirurg
probeert als het mogelijk is het gehele gezwel te verwijderen. Dit laat hij dan meteen onderzoeken
door de patholoog. Die bevriest zo`n stukje weefsel met vloeibare stikstof en snijdt er met een zeer
dun mesje plakjes weefsels af. (vriescoupes genoemd, bewerkt hij met een kleurstof en bekijkt hij
onder de microscoop om de aard van de tumor vast te stellen.
Algemene behandeling van gezwellen:
Bij de behandeling van gezwellen is onderscheid te maken in:
- Curatieve behandeling: gericht op genezing. Bijvoorbeeld operatieve verwijdering van een
niet- uitgezaaide tumor.
- Adjuvante behandeling: een toegevoegde behandeling, die wordt uitgevoerd na een
curatieve behandeling, bijvoorbeeld chemotherapie.
- Neo- adjuvante behandeling: een toegevoegde behandeling die wordt uitgevoerd voor een
curatieve behandeling, bijvoorbeeld een bestraling.
- Palliatieve behandeling: gericht op het afremmen van de tumorgroei of het verminderen van
de klachten indien de ziekte ongeneeslijk is.
Eerste doel is de verwijding van het gezwel en wel zo snel mogelijk, en als het niet mogelijk is onder
controle houden van de groei van het gezwel en eventuele metastasen. De behandeling van kanker
berust op:
- Chirurgie
- Radiotherapie
- Chemotherapie
- Hormonale therapie
- Immunotherapie en behandeling met monoklonale antilichamen.
Welke behandeling nodig is, hangt af van de aard van het gezwel, de plaats van het gezwel in het
lichaam, de aanwezigheid van metastasen en natuurlijke de conditie van de patiënt. Onderzoek en
behandeling van een bepaald soort gezwel vindt dan plaats volgens een vastgesteld stappenplan.
Chirurgische therapie:
Bij een operatieve behandeling probeert de chirurg de tumor tijdens de operatie helemaal weg te
snijden (excideren). Zo nodig verwijdert hij ook het direct aangrenzende weefsel met bijbehorende
lymfklieren. (sprake van radicale behandeling). Bij een dergelijke verminkende (mutilerende) ingreep
krijgt de patiënt een kunstmatige uitgang voor de blaas (urostoma) en de darm (colostoma) in de
buikwand. Bij verwijdering van het gehele gezwel is de chirurgische therapie curatief (genezend).
Soms is nabehandeling nodig met bestraling om er zeker van te zijn dat alle kankercellen in dat
gebied gedood worden. Als een gezwel te ver is doorgegroeid, kan een operatie nodig zijn ter
verbetering van de kwaliteit van het leven, sprake van palliatieve chirurgische therapie.
Radiotherapie:
Radiotherapie is de behandeling van tumoren met behulp van straling. De bestraling kan uitwendig,
inwendig of in combinatie worden toegepast. Door de bestraling zijn de tumorcellen niet meer in staat
zich te delen. Gezonde en sneldelende cellen als beenmergcellen, huidcellen, geslachtscellen en
darmcellen kunnen door radiotherapie ernstig beschadigd raken. Het gevolg van de behandeling is dat
respectievelijk bloedarmoede, haaruitval, onvruchtbaarheid, diarree en misselijkheid. Radiotherapie
wordt vaak toegepast in combinatie met chirurgische therapie of in combinatie met chemotherapie.
Radiotherapie veroorzaakt weinig bijwerkingen. De modernste apparatuur maakt de kans op
beschadigingen aan andere weefsels kleiner.
Chemotherapie:
Bij chemotherapie worden chemische stoffen gebruikt die de tumorcellen doden of de celdeling
remmen. Deze medicijnen worden cystostatica of celgroeiremmers genoemd. Cystostica kunnen goed
3
, werken als aanvulling op de chirurgische therapie of de radiotherapie en worden meestal toegediend
in kuren. Via de bloedsomloop komen de cystostica in het gehele lichaam terecht en beïnvloeden alle
sneldelende cellen, ook de gezonde lichaamscellen. Chemotherapie heeft helaas veel bijwerkingen,
die het voor de patiënt moeilijk maken om de behandeling vol te houden. Sneldelende weefsel zijn het
eerst beschadigd. Bijwerkingen van cystostica zijn:
- De huid: dunner worden, haaruitval
- De slijmvliezen zweren in de mondholte, keel en slokdarm.
- Het maag-darmkanaal: misselijkheid, braken en diarree
- De klieren: speekselklieren werken slecht (droge mond), zweet en talgklieren in de huid
werken minder.
- Het bloed: aantasting van het beenmerg veroorzaakt een te kort aan alle bloedcellen.
- Voortplantingsorganen: tijdelijke, soms blijvende onvruchtbaarheid doordat de vorming van
spermatozoa sterk verminderd is. Bij vrouwen kan door uitval van de eierstokken een
vervroegde menopauze optreden.
Cytostatica kan een nadelig effect hebben op de werking van organen, zoals het hart en de nieren.
Hormonale therapie:
Sommige gezwellen groeien onder invloed van hormonen. Dit is het geval bij enkele vormen van
borstkanker (door oestrogenen) en bij prostaat kanker (door testosteron). Bij hormoontherapie wordt
de lichaamseigen hormoonproductie geremd o de invloed van deze hormonen geblokkeerd. Bij
borstkanker wordt eerst bepaald of de tumor hormoongevoelig is, dat wil zeggen dat deze een
positieve hormoonreceptor heeft. Is dat het geval wordt hormonale therapie gegeven.
Immunotherapie en monoklonale antilichamen:
Met immunotherapie wordt het afweersysteem tegen de tumorcellen geactiveerd. Je kunt het
immuunsysteem ook activeren door antilichamen toe te dienen buiten het lichaam zijn nagemaakt, de
zogenoemde monoklonale antilichamen. Bij de patiënt worden dan eerst lymfocyten uit het bloed
genomen. In het laboratorium worden deze cellen bewerkt en gevoelig gemaakt voor de tumorcellen
van de patiënt. De monoklonale antilichamen hechten zich aan de kwaadaardige cellen en vernietigen
ze. Door aan deze antilichamen cytostatica of radioactieve stoffen te koppelen, hoopt men de
tumorcellen te doden.
Tijdens en na de behandeling:
Is de behandeling van een tumor en eventuele metastasen gelukt, dan volgt voor de patiënt een
moeilijke periode van verwerking, acceptatie en onzekerheid. Er volgt een lange periode van herstel,
het leren accepteren van de schade door de behandeling, het omgaan met depressieve gevoelens en
de kans op isolement ten opzichte van de omgeving en het werk. Bij de genezing van kanker wordt in
termen van vijf en tienjaarsoverleving gesproken.
Preventie en opsporing:
Door kanker vroeg te signaleren is het mogelijk tijdig in te grijpen. Vroege opsporing is mogelijk door:
- Het herkennen van de vroege verschijnselen van kanker.
- Regelmatig zelfonderzoek
- Bevolkingsonderzoek.
Vroege verschijnselen die mogelijk wijzen op kanker; deze vragen om nader onderzoek:
- Elke zweer die niet snel geneest, vooral in de omgeving van de mond en in de mondholte.
- Elke langdurige blijvende heesheid, hoest (mogelijk met bloed in opgehoest slijm) en
slikklachten
- Elke onverklaarbare verandering in een voorheen normaal ontlastingspatroon, bloedverlies
en/of slijm bij de ontlasting.
- Elke zwelling of knobbeltje dat pijnloos is, in bijvoorbeeld de borst, zaadballen, hals, oksel,
lies, lippen of tong.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RickRed. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.39. You're not tied to anything after your purchase.