H2 cellen
Cel = kleinste eenheid waaruit het lichaam is opgebouwd
Menselijk lichaam = 60 biljard cellen
Cytoplasma = geleiachtig vocht water met daarin
eiwitten, koolhydraten, vetten en zouten
Organellen bevinden zich ook in het cytoplasma
Vloeistof waarin alle cel onderdelen liggen.
Organellen = verschillende structuren die
gespecialiseerd zijn in het uitoefenen van een
bepaalde functie
Celmembraan = Het beschermend omhulsel van de
cel
Membraanporiën steken aan beide kanten uit (aan de
buitenkant = extracellulair en aan de binnenkant =
cytoplasma ) transport van stoffen van en naar het
cytoplasma = receptoreiwit
Glycocalix = complex koolhydraatmoleculen die zich
hecht aan de eiwitten en vetten van de membraan
Organellen
Organellen = structuren die gespecialiseerd zijn in het uitoefenen van een bepaalde functie
Biochemische activiteiten vinden plaats in de organellen
Organellen zijn de ‘’organen van de cel’’
1. Nucleus
2. Ribosomen
3. Endoplasmatisch reticulum
4. Golgi-complex
5. Mitochondriën
6. Lysosomen
7. Centrosomen
Nucleus = celkern grootste organel
Het regelcentrum van de cel waarin DNA, de drager van erfelijk
materiaal, ligt opgeslagen.
Stuurt alle stofwisselingsactiviteiten in de cel aan
Bevat de erfelijke eigenschappen van het individu DNA
Erfelijk materiaal genetische informatie
Gen = stukje DNA dat de code bevat om een eiwit te maken
Bestaat uit nucleoplasma (kernplasma) omgeven door kernmembraan
Nucleoplasma dradige structuren = chromatinedraden
Chromatinedraden bestaan uit eiwitten en nucleïnezuur (desoxyribonucleïnezuur)= DNA
Bij celdeling chromatinedraden delen chromosonen 46 chormosonen, 23 paar
Geslachtscellen hebben 23 chromosonen
Nucleoplasma nucleoli = kernlichaampjes bevatten nucleïnezuur (ribonucleïnezuur) = RNA
,Ribosomen = kleine bolvormige structuren
Eiwitfabriekjes van de cel.
Een ribosoom hecht zich aan een kopie van een stukje DNA RNA
Op het RNA staat een recept voor een eiwit wordt afgelezen door het
ribosoom
Het recept schrijft voor in welke volgorde het ribosoom de bouwstenen
van een eiwit aan elkaar moet koppelen.
Belangrijk voor eiwitsynthese
Zweven rond in het cytoplasma of zitten vast aan membraansysteem
endoplasmatisch reticulum
Losse ribosomen synthetiseren eiwitten voor de cel
Vastzittende ribosomen synthetiseren eiwitten voor gebruik buiten de cel via exocytose naar de
extracellulaire ruimte
Endoplasmatisch reticulum (ER) = membranenstysteem
Netwerk voor de aanmaak en het transport van eiwitten.
Bestaat uit een netwerk van platte holten en verbindingsbuisjes
hier worden nieuwe eiwitten, vetten, koolhydraten aangemaakt /
omgezet
Deze worden vervolgens via het netwerk verder getransporteerd en
behandeld zodat zij hun werk kunnen doen.
2 soorten: ruw ER en glad ER
Ruw ER veel ribosomen aan de buitenkant geplakt, hierin zitten
eiwitten die via kanalen worden vervoerd en via het golgi-complex
door de cel naar buiten kunnen
Glad ER lipidenaanmaak celmembranen (vorming koolhydraten, ontgifting)
Golgi-complex = membraanstructuur dat bestaat uit op
elkaar gestapelde, afgeplatte blaasjes
Plek in de cel waar aangemaakte eiwitten worden
omgevormd tot werkzame eindproducten.
De eiwitten uit het ER worden in blaasjes vervoerd naar
het Golgi-complex
Golgi-complex eiwitten worden verder verwerkt, en
verder afgevoerd naar ander organel of de cel uit
Golgi-complex bevat vele soorten enzymen
Golgi-complex = voorraadcentrum
Golgi-complex = distributiecentrum
,Mitochondriën = Langwerpige vorm, gladde buitenmembraan, sterk geplooide binnenmembraan
Energieleveranciers van de cel.
Haalt energie uit koolhydraten en vetzuren door ze af te breken
vrijgekomen energie is overal inzetbaar
De afbraak van koolhydraten en vetzuren levert daarnaast ook nuttige bouwstenen op voor
onderdelen van de cel.
Bestaat voornamelijk uit enzymen zorgen voor glucoseverbranding (aerobe dissimilatie)
citroenzuurcyclus ATP = adenosinetrifosfaat
Adenosinetrifosfaat = energierijke fosfaatverbinding met hoeveelheid energie die ontstaat uit
verbranding
ATP = overal in de cel inzetbaar
ATP wordt daar afgebroken, waar energie nodig is bijvoorbeeld actief transport
ADP + P + energie uit de verbranding = ATP
In het cytoplasma
ATP ADP + P + energie beschikbaar voor celactiviteit
Mitochondrien hebben eigen nucleinzuren mitochondriaal DNA en mitochondriaal RNA
Hierdoor zijn ze instaat een aantal enzymen zelf te maken en zichzelf te vermeerderen
Lysosomen = kleine bolle blaasjes
Blaasjes waarin celafval wordt afgebroken.
Bevatten diverse soorten enzymen afbraak moleculen
(eiwitten, koolhydraten)
Enzymen werken het best in een zuur milieu
lysosoommembraan schermt de lysosomen af van het
cytoplasma
Lysosomen kunnen gaan lekken aggressieve enzymen
breken cytoplasma af cel gaat dood
Lysosomen:
Belangrijke rol bij intracellulaire vertering van
voedseldeeltjes via endocytose in de cel
Rol bij opruiming ongerechtigheden oude organellen, fagocytose
Dienen als vuilnisvat slaan onbruikbare, schadelijke stoffen op
Centrosoom = in elke cel aanwezig
Onderdeel van de cel dat betrokken is bij de celdeling.
Bestaat uit twee identieke cilindervormige structuren centriolen
Functioneel wanneer de cel gaat delen centrosoom verdubbelt
zich verplaatst naar een van twee pollen van de cel
Vanuit het centrosoom ontstaat in de celkern tijdens de celdeling
een netwerk van vezels. Hieraan voorafgaand is het DNA in de
celkern verdubbeld. Tijdens het delen van de cel trekken de vezels
de twee DNA-kopieën uit elkaar. Op deze manier komt in iedere
nieuwe cel één kopie terecht.
Celmembraan
, Celmembraan schermt de intracellulaire ruimte af er kunnen geen ‘’zomaar’’ stoffen naar binnen
of ‘’belangrijke’’ stoffen naar buiten Het beschermend
omhulsel van de cel
Celmembraan = cytoplasma + organellen omgeven door een dun vliesje = celmembraan /
plasmamembraan
Celmembraan bestaat uit dubbele laag fosfolipiden = vetmolecuul met daarin meer of minder
cholesterol moleculen
Fosfolipiden heeft een kop- en staartgedeelte
Kop: fosfor fosfaatgroep hydrofiel = wateraantrekkend
Staart: vetverbinding hydrofoob = waterafstotend
In de celmembraan liggen de hydrofobe delen naar elkaar toe en de hydrofiele delen naar elkaar toe
Hydrofiele fosfaatgroepen contactlaag met het cytoplasma
Er ontstaat een bijna vloeibare, vervormbare en waterafstotende celmembraan
Fosfolipidenlaag hierin dobbelen eiwitmoleculen = membraaneiwitten membraanporiën
Cel metabolisme
Stofwisseling = metabolisme = alle biochemische reacties in het lichaam
Cel = kleinste stofwisselingseenheid van organisme
Biochemische reacties:
Anabole reacties kleine moleculen worden grotere kost energie groei, onderhoud, reparatie
Anabole reacties = assimilatie / opbouwstofwisseling
Katabole reacties grotere moleculen worden afgebroken tot kleinere komt energie vrij
Katabole reacties = dissimilatie / afbraakstofwisseling
Chemische reacties hoge concentraties / hoge temperaturen stoffen trekken elkaar aan
Katalysator = hulpmiddel die reacties sneller laat verlopen zonder hierbij zelf verloren te gaan
In de cellen bevindt zich een biologische katalysator = enzymen eiwitten
Enzymen:
1. Zorgen voor snelle verloop van katabole en anabole reacties
2. Zijn reactiespecifiek elk soort reactie heeft een eigen enzym
3. Zijn temperatuurspecifiek elke temperatuur heeft eigen enzym optimumtemperatuur
4. Zijn zuurgraadspecifiek hebben beste werking bij bepaalde zuurgraag pH waarde
5. Enzymen worden zelf niet verbruikt of chemisch veranderd onuitputtelijk
Veel enzymen hebben een hulpstof nodig co-enzym (zink, koper, magnesium)
Enzymen worden vernoemd naar de stof die ze splitsen of de reactie die ze beïnvloeden
Cel transport
Cel wisselt continu stofwisseling uit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller delore. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.24. You're not tied to anything after your purchase.