SAMENVATTING PERSONEN- EN FAMILIERECHT &
ERFRECHT IN EEN NOTENDOP
1 PERSONEN- EN FAMILIERECHT
1.1.1 INLEIDING: DE MENS ALS RECHTSSUBJECT
Met de geboorte wordt een nieuw rechtssubject ofwel een natuurlijk persoon in juridische zin
ontstaan: een drager van rechten en plichten. Volgens art. 1:1 lid 1 BW zijn allen die zich in
Nederland bevinden vrij en bevoegd tot het genot van burgerlijke rechten. Zelfs vóór de
geboorte kan het kind al aanspraken hebben: volgens art. 1:2 BW wordt een kind waarvan een
vrouw zwanger is al als geboren aangemerkt voor zover zijn belang dit vordert.
1.1.2 FAMILIERECHTELIJKE BETREKKINGEN
Ouders zijn eerstegraads bloedverwanten, grootouders zijn tweedegraads bloedverwanten (art.
1:3 lid 1 BW). Wordt het kind binnen een huwelijk geboren, dan krijgt het automatisch een vader
en moeder, zie art. 1:198 lid 1 sub a en art. 1:199 sub a BW.
1.1.3 HET ONTSTAAN VAN FAMILIERECHTELIJKE BETREKKINGEN: HET AFSTAMMINGSRECHT
Het huidige afstammingsrecht geldt sinds 1 april 1998 en is zoveel mogelijk in overeenstemming
gebracht met de normen die gelden volgens het EVRM. Op 1 april 2014 heeft een belangrijke
wetswijziging plaatsgevonden. Voortaan kunnen twee gehuwde vrouwen van rechtswege
moeder worden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Ook kan een vrouw die niet de
biologische moeder is, een kind voortaan erkennen. Familierechtelijke betrekkingen kunnen op
vier manieren ontstaan:
1. Geboorte: familierechtelijke betrekkingen door geboorte ontstaan altijd automatisch van
de moeder en, als het kind binnen een huwelijk wordt geboren, eveneens ten opzichte
van de vader. Juridisch vaderschap ontstaat ook automatisch als het huwelijk van de man
met de vrouw uit wie het kind wordt geboren binnen 306 dagen voor de geboorte van
het kind door de dood van de man is ontbonden, zelfs indien de moeder is hertrouwd
(art. 1:199 sub b BW).
a. Er kunnen eveneens automatisch familierechtelijke betrekkingen ontstaan als
het kind geboren wordt binnen een huwelijk van twee vrouwen (art. 1:198 lid 1
sub b BW). Een belangrijke voorwaarde is dat het kind dan verwekt moet zijn
door kunstmatige donorbevruchting.
b. Als een kind binnen een geregistreerd partnerschap wordt geboren, zijn de
afstammingsrechtelijke gevolgen hetzelfde als wanneer het kind tijdens een
huwelijk wordt geboren.
2. Erkenning: Wanneer een stel niet gehuwd is maar bijvoorbeeld samenwoont, ontstaat er
wel juridisch moederschap, maar nog geen juridisch vaderschap. De vader moet het kind
eerst erkennen, wil er juridisch vaderschap ontstaan (art. 1:199 sub c BW).
a. Sinds 1 april 2014 kan ook een vrouw een kind erkennen (art. 1:198 lid 1 sub c
BW).
3. Gerechtelijke vaststelling: geregeld in art. 1:207 BW. Het ouderschap van een man kan
door de rechtbank worden vastgesteld op de grond dat deze de verwekker is van het
kind of op de grond dat de man als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een
daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. Sinds 1 april 2014
kan ook gerechtelijke vaststelling van het ouderschap plaatsvinden op de grond dat een
vrouw als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking
van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
a. Bijzonder aan deze regeling is dat de gerechtelijke vaststelling van het
ouderschap terugwerkt tot aan de geboorte. Binnen vijf jaar na de geboorte kan
1
, de moeder gerechtelijke vaststelling van het ouderschap verzoeken. Voor het
kind gelden er geen termijnen. Is het kind minderjarig, dan wordt hij in de
procedure vertegenwoordigd door een afstammingscurator als bedoeld in art.
1:212 BW, die speciaal hiervoor door de rechtbank wordt benoemd.
b. De rechter kan een DNA-onderzoek bevelen op grond van art. 194 Rv. De Hoge
Raad heeft uitgemaakt dat voor het bevelen van een DNA-onderzoek
noodzakelijk en voldoende is dat op grond van de ten processe gebleken feiten
en omstandigheden aannemelijk is dat de man de verwekker van het kind kan
zijn.
c. Gerechtelijke vaststelling is niet mogelijk als het betreffende kind al twee
juridische ouders heeft.
4. Adoptie: in het huidige afstammingsrecht is vastgehouden aan de regel dat degene uit
wie het kind geboren wordt, altijd van rechtswege moeder van het kind is (art. 1:198 lid
1 sub a BW).
a. Dit heeft consequenties voor bijvoorbeeld het zogenaamde draagmoederschap.
Het ouderlijk gezag van de draagmoeder zal beëindigd moeten worden (art.
1:266 BW), waarna de ‘echte ouders’ het gezag kunnen verwerven. Willen zij
vervolgens de juridische ouders van het kind worden, dan zullen de ‘biologische
ouders’ een adoptieprocedure moeten starten.
In het huidige afstammingsrecht komen we voor de vader de termen ‘biologische vader’,
‘verwekker’ en ‘donor’ tegen. De donor is de man, die zijn zaad voor kunstmatige
donorinseminatie heeft afgestaan. De verwekker is degene die zelf de daad tot verwekking heeft
verricht. Het zijn van verwekker of donor kan belangrijke consequenties hebben. Zo kan een
donor niet worden aangesproken voor een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van het
kind dat door kunstmatige donorinseminatie met zijn zaad is verwekt (beperkte
ouderschapsactie, art. 1:394 BW). Tegen de donor kan ook geen verzoek tot gerechtelijke
vaststelling van het ouderschap worden ingediend (art. 1:207 BW).
1.1.4 DE ONTKENNING VAN HET VADER - EN MOEDERSCHAP EN DE VERNIETIGING VAN DE
ERKENNING
Het vaderschap kan worden ontkent, zie art. 1:200 BW. hij moet hiervoor een verzoek indienen
bij de rechtbank binnen een jaar nadat hij heeft kennisgenomen van het feit dat hij vermoedelijk
niet de biologische vader is. Sinds 1 april 1998 hebben ook de moeder en het kind de
mogelijkheid om (op dezelfde gronden als geldend voor de vader) het vaderschap te ontkennen.
De moeder moet hiervoor een verzoek indienen bij de rechtbank binnen een jaar na de geboorte.
Het kind moet een verzoek indienen bij de rechtbank binnen drie jaar nadat hij bekend is
geworden met het feit dat zijn vader vermoedelijk niet de biologische vader is.
Een man die een kind erkend heeft, kan de rechter verzoeken de erkenning te
vernietigen, op de grond dat hij niet de biologische vader van het kind is (art. 1:205 BW). de
erkenner dient dan door bedreiging, bedrog of dwaling of, tijdens zijn minderjarigheid, door
misbruik van omstandigheden tot erkenning zijn bewogen. Vernietiging van de erkenning op
verzoek van het kind is op grond van art. 1:205 BW alleen mogelijk als het kind tijdens de
minderjarigheid erkend is. Zowel de erkenner, de moeder als het kind zijn aan de in art. 1:205
BW gemelde termijnen gebonden.
Inmiddels is er ook de mogelijkheid de erkenning van het moederschap te vernietigen,
op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is (art. 1:205a BW).
1.1.5 DE STAATSCOMMISSIE HERIJKING OUDERSCHAP
De Staatscommissie Herijking Ouderschap kreeg opdracht van de regering advies uit te brengen
over de wenselijkheid van een wijziging van de regelingen over het ontstaan van juridisch
ouderschap en de invoering van een wettelijke regeling voor meerouderschap en
meeroudergezag en voor draagmoederschap. De Staatscommissie bepleit een flexibel
afstammings- en gezagsrecht met ruimte voor diversiteit van leefvormen. De Staatscommissie
2
, acht het daarom wenselijk dat het ouderschap van maximaal vier ouders die maximaal twee
huishoudens vormen mogelijk wordt. De regering kiest echter niet voor een regeling voor
meerouderschap of volledig meeroudergezag, maar in plaats daarvan voor een regeling van
deelgezag.
1.1.6 DE GEBOORTEAANGIFTE
De vader is verplicht om binnen drie dagen na de geboorte aangifte te doen bij de gemeente, zo
blijkt uit art. 1:19e lid 2 jo. lid 6 BW. de geboorteakten zijn ‘authentiek’. Dit betekent dat zij
dwingend bewijs opleveren ten opzichte van een ieder van hetgeen de ambtenaar binnen de
kring van zijn bevoegdheid verklaart (art. 157 lid 1 Rv).
1.1.7 DE VOORNAAM
Het vaststellen van de voornaam is in principe definitief. Een voornaam kan verandert worden
via een procedure bij de rechtbank.
1.1.8 DE GESLACHTSNAAM
In art. 1:5 BW is een uitgebreide regeling opgenomen voor de geslachtsnaam. Volgens lid 4
dienen beide ouders gezamenlijk een verklaring uit te brengen, waaruit blijkt welke
geslachtsnaam het kind zal hebben. Wordt de verklaring vóór de geboorteaangifte afgelegd, dan
maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze op. Van de verklaring
van de ouders, die ter gelegenheid van de geboorteaangifte wordt gedaan wordt melding
gemaakt in de akte van geboorte. Ontbreekt bij de geboorteaangifte de verklaring, dan heeft het
tijdens huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kind automatisch de geslachtsnaam van
de vader. De geslachtsnaam van het eerste kind uit het huwelijk bepaalt tevens de
geslachtsnaam van zijn eventuele broertjes en zusjes, die nog geboren zullen worden, zie art. 1:5
lid 8 BW.
Zijn de partners niet getrouwd, dan geldt een andere regel. Hoofdregel is in dat geval dat
het kind de geslachtsnaam van de moeder krijgt. Mochten de partners vervolgens alsnog
besluiten in het huwelijk te treden of een geregistreerd partnerschap aan te gaan, dan krijgen zij
de mogelijkheid om alsnog naamskeuze uit te brengen van de geslachtsnaam van de ander (art.
1:5 lid 2 BW).
Zouden de familierechtelijke betrekkingen tot stand komen door adoptie dan geldt dat
het kind de naam van de vader krijgt ingeval er sprake is van een huwelijk. Wanneer de partners
niet gehuwd zijn, behoudt het kind zijn oorspronkelijke geslachtsnaam. Is het kind op het
moment van het ontstaan van de familierechtelijke betrekkingen met beide ouders zestien jaar
of ouder, dan kies het zelf zijn geslachtsnaam (art. 1:5 lid 7 BW).
1.1.9 WIJZIGING VAN DE GESLACHTSNAAM
Een geslachtsnaam kan gewijzigd worden door de Koning via de procedure van art. 1:7 BW. Bij
algemene maatregel van bestuur zijn nadere regels voor geslachtsnaamswijziging opgenomen.
Geslachtsnaamwijziging kan plaatsvinden op algemene gronden. Als de wet niet in een
mogelijkheid tot naamswijziging voorziet, kan er een beroep gedaan worden op art. 6 van het
Besluit. De verzoeker moet dan aantonen dat het achterwege laten van de
geslachtsnaamwijziging zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid in ernstige mate zou schaden.
1.1.10 DE WOONPLAATS
Volgens art. 1:10 lid 1 BW bevindt zich de woonplaats van de natuurlijke persoon te zijner
woonstede en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijke verblijf. Minderjarigen
hebben een afgeleide woonplaats.
1.1.11 INTERNATIONALE INVLOED
De belangrijkste invloed gaat uit van het EVRM, met name art. 8. Een belangrijke zaak hierbij is
de zaak Marckx. Dit arrest betreft de klacht van een ongehuwde Belgische vrouw, Paula Marckx,
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannemeijer4. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.