100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Bank- en Financiewezen Samenvatting - TEW & Handelsingenieur - 17/20 eerste zit $8.70   Add to cart

Summary

Bank- en Financiewezen Samenvatting - TEW & Handelsingenieur - 17/20 eerste zit

24 reviews
 1109 views  150 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting omvat alle leerstof uit de lessen Bank- en Financiewezen, gegeven aan de eerstejaars studenten Handelsingenieur en Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW) door Cynthia Van Hulle en Kristien Smedts. Ik scoorde met deze samenvatting een 17/20 in mijn eerste zit. Deze samenvatting...

[Show more]

Preview 6 out of 66  pages

  • Yes
  • February 2, 2021
  • 66
  • 2019/2020
  • Summary

24  reviews

review-writer-avatar

By: tiebejanssens • 9 months ago

review-writer-avatar

By: nicdebusser • 1 year ago

review-writer-avatar

By: casperwaldock75 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: TLMNT • 1 year ago

review-writer-avatar

By: juicykepeelaers • 1 year ago

review-writer-avatar

By: tibodelcourt62 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: charlottedecramer • 1 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
BANK- EN FINANCIEWEZEN
Simon Kuhn

Toelichting
DEEL 1 wordt gegeven door Prof. dr. Van Hulle
DEEL 2 wordt gegeven door Prof. dr. Smedts


DEEL I: INTERESTREKENEN EN INTERESTDRAGENDE BANKPRODUCTEN


HOOFDSTUK 1. DE BANKBALANS
1. DE BANKBALANS

De voornaamste functie van een bank = intermediatiefunctie
→ fondsen (= deposito's) aantrekken van spaarders (particulieren of ondernemingen)
→ met die fondsen kredieten verlenen aan leners (inclusief overheden)
→ de bank genereert een inkomen als interest op lening > rente op spaarboekje = interest income
m.a.w., de bank treedt op als intermediaire partij tussen spaarders en ontleners

MAAR bij deze intermediatiefunctie ligt het volledige risico bij de bank.
DAAROM stappen vele banken over naar niet-klassieke activiteiten zoals beleggingsfondsen
→ het risico verplaatst zich volledig naar de klanten (= beleggers)
→ de bank verdient nu meer aan commissie = fee income

ACTIEFPOSTEN
= overzicht van de wijze waarop de bank haar ingezamelde werkmiddelen besteedt

1. Vaste Activa
→ Materiële Vaste Activa: bankkantoren, kluizen, computerinfrastructuur,...
→ Financiële Vaste Activa: voornamelijk deelnemingen in (verbonden) ondernemingen
→ Immateriële Vaste Activa: oprichtingskosten, know-how,...
⇒ de VA maken slechts een klein deel uit van het balanstotaal

2. Effectenportefeuille
= een verzameling effecten waarin de bank haar opbrengsten in belegt
→ voornamelijk aandelen en staatsbons (= overheidsfinanciering)
⇒ de effectenportefeuille omvat een relatief groot deel van het balanstotaal

3. Kredieten
→ aan de overheid (bv. staatsbons, bankleningen,...)
→ aan particulieren (hypothecaire leningen, verbruikerskrediet,...)
→ aan ondernemingen (discontokrediet, roll-over krediet,...)
⇒ kredieten zijn de voornaamste aanwending van de bankmiddelen

4. Kasgelden
= verzameling van geld of andere liquide middelen om aan de onmiddellijke terugvraging van
deposito's te voldoen bij massale opvraging
→ wettelijk bepaald om bankfalingen (en dus crisissen) tegen te gaan

5. Interbankvoorzieningen
= bedragen die de bank tegoed heeft van andere financiële instellingen
→ POSITIEF: efficiënte en snelle uitwisseling van fondsen, leningen, schulden
→ NEGATIEF: bij faillissement van 1 bank ontstaat een domino-effect van bankfalingen

Voor 2008: in overvloed aanwezig Na 2008: beperkt om domino-effect te vermijden

,PASSIEFPOSTEN
= overzicht van de verschillende werkmiddelen waarover de bank beschikt

1. Eigen Vermogen
= onvoorwaardelijke buffer die verschillende bankrisico's moet kunnen opvangen
VOOR 2008: ~3% van balanstotaal
NA 2008: ~6% door wettelijke bepalingen, opdat men beter kan reageren op bankfalingen
⇒ relatief weinig in vergelijking met het balanstotaal van een industriële ondernemingen,
waarbij het eigen vermogen vaak 30-40% van het balanstotaal bedraagt

2. Achtergestelde schulden
= worden terugbetaald worden na alle andere bankschulden, maar vóór de terugbetaling van
aandelen
→ interessant want vaak kan een niet-solvente bank toch aan een (dure) lening geraken

3. Deposito's
= worden bij de bank geplaatst door particulieren, ondernemingen en overheden
⇒ grootste aandeel aan de passiefzijde want intermediatiefunctie primeert nog steeds

4. In schuldbewijzen belichaamde schulden
= door de bank uitgegeven effecten die voornamelijk worden aangehouden door particulieren
en andere ondernemingen (kasbons, obligaties,...)

5. Interbankschulden
→ zie interbankvorderingen



2. OPMERKINGEN BIJ DE BANKBALANS

FINANCIËLE ONDERNEMINGEN ⇔ NIET-FINANCIËLE ONDERNEMINGEN
Een financiële ondernemingen verschilt op 2 belangrijke manieren met een niet-financiële organisatie,
voornamelijk wegens de kenmerkende functie van het omzetten deposito ⇔ kredieten.

1. BESTEDINGEN → actiefposten
Financiële onderneming: verlenen van kredieten
Niet-financiële onderneming: investeren in VA en werkkapitaal (voorraden etc.)

2. WERKMIDDELEN → passiefposten
Financiële onderneming: hoofdzakelijk deposito's
⇒ verhouding EV/VV vaak erg laag (< 10%)
Niet-financiële onderneming: deels eigen vermogen, deels schulden aan banken
⇒ verhouding EV/VV vaak veel hoger (+ 30%)

BUITENBALANSACTIVITEITEN
De traditionele functie van banken bestaat erin om deposito's van spaarders om te zetten naar
kredieten aan leners ⇒ intermediatiefunctie

Maar ROI is vaak erg laag en risico's erg hoog, dus hebben banken nieuwe activiteiten ontwikkeld die
niet op de balans staan, maar toch inkomsten opleveren: beleggingen, effectisering,...

VERZEKERINGSINSTELLINGEN
Veel financiële instellingen vandaag de dag leveren niet alleen de traditionele bankdiensten, maar ook
verzekeringsdiensten.

,HOOFDSTUK 2. INTERESTBEREKENING
1. INLEIDING

KAPITAAL, INTEREST EN INTERESTVOET
Kapitaal = productief en dus moet de aanwending van kapitaal (door banken, ondernemingen,...)
vergoed worden → interestberekening

Bij het (uit)lenen van kapitaal wordt op het oorspronkelijke bedrag een interestvergoeding ( I )
betaald waarvan de grootte afhangt van meerdere factoren:

1. de grootte van het uitgeleende kapitaal (= C )
→ het interestbedrag is vaak evenredig met de grootte van het kapitaal
⇒ hoe groter het uitgeleende kapitaal, hoe groter de vergoeding (= interest)

2. de grootte van de rente- / interestvoet (= i )
→ interestvergoeding per kapitaaleenheid en per beleggingsperiode
→ nominale interestvoet =/= reële interestvoet
(wat men "cash" ontvangt) =/= (rentevoet incl. inflatie → kan soms zelfs negatief zijn)

3. het aantal beleggingsperiode / de beleggingsduur (= n )
→ hoe langer een kapitaal ter beschikking gesteld wordt, hoe groter de vergoeding zal zijn

4. de wijze van interestberekening
- enkelvoudige interestberekening: ontvangen interestbedragen worden niet herbelegd
- samengestelde interestberekening: interestbedragen worden opnieuw herbelegd

TIJDSWAARDE VAN HET GELD
Bij het berekenen van een van de interestbedragen, is het belangrijk dat men de tijdswaarde opneemt
= het moment waarop men over een som geld beschikt is bepalend voor de waarde van die som
→ concreet: de waarde van de som geld in de toekomst < waarde van dat geld in het heden
⇒ uitkomst: beleggers willen vergoed worden voor (tijdswaarde + productiviteit van kapitaal)
1) inflatie
2) verloren onmiddellijke consumptie
3) gemiste rendement door kapitaal niet meteen te investeren

Dat brengt ons tot de reële interest die rekening houdt met deze zaken.
Omdat een rationele belegger voor deze zaken vergoed wil worden, kiest hij altijd
een positieve reële interestvoet (want bij een nominale is de reële niet noodzakelijk groter dan 0)

ACTUELE WAARDE EN SLOTWAARDE
Omdat geld een tijdswaarde heeft, zal het hedendaags bedrag nooit hetzelfde zijn als het bedrag in
de toekomst.

1) Slotwaarde: hoeveel is een huidig bedrag in de toekomst waard?




2) Actuele waarde: hoeveel is een bedrag in de toekomst nu waard? → actualiseren / disconteren

,2. ENKELVOUDIGE INTERESTBEREKENING
Algemeen wordt aangenomen dat bij enkelvoudige interestberekening de interestbedrag niet worden
herbelegd. → interestbedrag per periode: I = C · i (zonder herbelegging) op maximaal 1 jaar.

SLOTWAARDE VAN EEN KAPITAAL
De slotwaarde Cn van een kapitaal C, belegd gedurende n periodes tegen een procentuele rentevoet
i, bedraagt dan:
Cn = C + C · i · n
⇔ C n = C · (1 + i · n)


Met een roerende voorheffing, of eender welke accijns:
C n = C · [1 + (1 − r) · i · n]
met r = het belastingspercentage
→ grafisch resulteert de slotwaarde bij enkelvoudige interesten in een stijgende lineaire functie.

ACTUELE WAARDE VAN EEN KAPITAAL
De actuele waarde C van een kapitaal Cn in de toekomst, over n periodes tegen een procentuele
rentevoet i, bedraagt dan:
Cn
C= (1 + i·n)

→ inverse berekening van de slotwaarde (wat eigenlijk vrij logisch is)
→ grafisch resulteert de actuele waarde bij enkelvoudige interesten in een dalende lineaire functie.

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN ENKELVOUDIGE INTERESTBEREKENING
→ voornamelijk op financiële instrumenten op korte looptijden ( < 1 jaar )

1. Zichtdeposito's
= een overeenkomst tussen 2 partijen waarbij afgehaalde en gestorte bedragen op dezelfde
rekeningen worden geboekt, zodat enkel het saldo opeisbaar is.
→ vaak in het kader van een kredietfaciliteit (bv. kaskrediet)
→ verschil tussen 1) rekening-courant (voor bedrijven → 3-maandelijkse rente)
2) gewone zichtrekening (voor particulieren → jaarlijkse rente)
→ elke rekening wordt geïdentificeerd met een rekeningnummer:
3 cijfers = financiële instelling + 7 cijfers = rekeningnummer + 2 cijfers = controle
→ wel roerende voorheffing

2. Termijnrekeningen
= rekening waarop men voor een bepaalde periode geld plaats om te laten renderen, zonder
nog toegang te hebben tot dat geld
→ meestal is het termijn (bij enkelvoudige interest) korter dan 1 jaar
→ rentevoet wordt bij aanvang van het termijn vastgelegd
→ wel roerende voorheffing

3. Spaardeposito's
= spaargelden die zonder bepaalde termijn worden geplaatst.
→ men kan wel altijd gebruik maken van de deposito's
→ duidelijk onderscheid tussen gereglementeerde en hoogrentende spaardeposito's:

1. gereglementeerde spaardeposito's:
- belangrijkste categorie
- geen roerende voorheffing tot 980 euro
- vergoeding met basisrente: vast percentage, ongeacht duur van sparen
- vergoeding met getrouwheidspremie: 25-50% van basisrente, bijkomend

, 2. hoogrentende spaardeposito's:
- geen fiscale vrijstelling (dus wel roerende voorheffing)
- bruto-interestvergoeding ligt vele malen hoger
- belang is sterk afgenomen



3. SAMENGESTELDE INTERESTBEREKENING
Enkelvoudige interestberekening: - interest wordt op het einde van elke periode uitgekeerd
- interest wordt niet herbelegd

Samengestelde interestberekening: - interest wordt aan dezelfde voorwaarden opnieuw belegd
- en dus verkrijgt men interestvergoedingen op de interesten
⇒ rente op rente

SLOTWAARDE VAN EEN KAPITAAL
De slotwaarde Cn van een kapitaal C, belegd gedurende n periodes tegen een procentuele rentevoet i
bedraagt dan:
C n = C · (1 + i)n
⇔ C n = C · un
met u = 1 + i


De totale interestvergoeding I t.o.v. het startkapitaal tijdens de gehele beleggingsduur is gelijk aan:
I = Cn − C
⇔ I = C · (1 − un )


Grafisch resulteert de slotwaarde bij samengestelde interesten in
een stijgende exponentiële functie.

ACTUELE WAARDE VAN EEN KAPITAAL
Uit de formule voor de slotwaarde van een kapitaal bij samengestelde interesten kan de actuele
waarde C van een kapitaal Cn na n perioden met interestpercentage i berekend worden:
Cn
C= n
(1+i)
1 1
= C n · v n met v = (1 + i)
= v



Grafisch resulteert de actuele waarde bij samengestelde interesten in
een dalende exponentiële functie. (logisch want opnieuw de inverse)

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN SAMENGESTELDE INTERESTBEREKENING
→ voornamelijk bij financiële instrumenten met lange looptijden ( > 1 jaar )

1. Kasbons en kapitalisatiebons
= schuldvorderingen op middellange termijn (vooraf bepaalde looptijd) en rentevoet.
→ nominale waarde ( = het ingelegde bedrag) wordt op de vervaldag terugbetaald
→ uitgegeven door kredietinstellingen en dus werkmiddelen van de bank (= passiefzijde)

Verschil tussen kas- en kapitalisatiebons: moment waarop roerende voorheffing wordt betaald
Kasbons: betaling van tussentijdse roerende voorheffing
⇒ Cn = C * (1 + (1 − r) * i)n

Kapitalisatiebons: betaling van roerende voorheffing op het einde van de looptijd
⇒ Cn = C * (1 + i)n waarbij de bruto interestvergoeding Ibruto = Cn - C
⇒ Cn op het einde van de looptijd = C + (1-r) * Ibruto
⇒ Cn = C + Inetto

, 2. Staatsbons
→ middellange looptijd (5-8 jaar)
→ wordt 4x per jaar uitgegeven door de Staat en vervangt zo de vroegere volksleningen

3. Verzekeringsbons
= combinatie van levensverzekeringscontract met belegging
→ uitgegeven door verzekeringsmaatschappijen
→ looptijd minder dan 8 jaar
→ vrijgesteld van roerende voorheffingen op voorwaarde dat:
- de overlijdensdekking minimaal 130% bedraagt
- de dekking heeft betrekking op de koper van de bon zelf (dus geen familielid)
- bij looptijd van > 8 jaar is er geen overlijdensdekking nodig voor vrijstelling van RV
→ premie is afhankelijk van de leeftijd van de verzekerde

Omdat staatsbons en verzekeringsbons niet worden uitgegeven door banken, zullen ze ook niet aan
de passiefzijde van de bankbalans verschijnen. Wel zal de bank optreden als een verkoper van deze
bons.



VERGELIJKING ENKELVOUDIGE EN SAMENGESTELDE INTERESTEN


Enkelvoudige interestberekening Samengestelde interestberekening

Slotwaarde: Slotwaarde:
C n = C · (1 + i · n) C n = C · (1 + i )n

Actuele waarde: Actuele waarde:
Cn Cn
C = 1+i n C = (1 + i )n
*


→ lineair → exponentieel
→ op KT (< 1 jaar) is de slotwaarde bij → op LT (> 1 jaar) is de slotwaarde groter bij
enkelvoudige interestberekening groter samengestelde interestberekening want
interestvergoeding op interesten


Grafisch wordt dit als volgt verklaard:

waarbij samengestelde interesten =
exponentiële functie

waarbij enkelvoudige interesten =
lineaire functie




MEER DAN ÉÉN KAPITALISATIE OF INTERESTBETALING PER JAAR
In de praktijk worden de interesten vaak meerdere malen per jaar bij het kapitaal gevoegd
(= gekapitaliseerd) en herbelegd aan dezelfde voorwaarden.

Stel je belegt 1 MIO euro voor 1 jaar, met een kapitalisatie en herbelegging per semester.
Je ontvangt een interestpercentage van 5%:
C = 1 MIO * (1 + 0,05)2 = 1.102.500 euro

Stel nu dat je 1 MIO euro belegt voor 1 jaar, met een kapitalisatie op het einde van dat jaar.
Je ontvangt een interestpercentage van 10,25%:
C = 1 MIO * (1 + 0,1025) = 1.102.500 euro

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller simkuhn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.70. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.70  150x  sold
  • (24)
  Add to cart