Hierbij bied ik mijn samenvatting aan van het vak methoden en technieken I. De samenvatting bevat een samenvattig van alle literatuur, alle hoorcolleges en de meeste werkgroepen. Een zeer uitgebreide samenvatting die een goede voorbereiding is op je tentamen
Exam Guide for Applied Multivariate Data Analysis – Get yourself a Wonderful Grade!
Summary of Statistics (IBC), Radboud University
Answers assignment 3 business research methods
All for this textbook (117)
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Criminologie
Methoden En Technieken
All documents for this subject (3)
2
reviews
By: Saar2341 • 2 year ago
By: Sarahsophie • 3 year ago
Translated by Google
well organized summary:) I only think of it when you study in Leiden criminology. Hope I make it with this!
Seller
Follow
maximebanastasia
Reviews received
Content preview
Week 1
Hoofdstuk 2 Het onderzoeksplan
2.1 inleiding en leerdoelen
Onderzoeksplan:
- Probleemstelling bestaande uit vraagstelling, doelstelling en theoretisch raamwerk.
- onderzoeksontwerp (hoe uitvoeren onderzoek)
- eventuele wijzigingen in onderzoeksplan gedurende het onderzoek
vooraf eerst wetenschappelijk onderzoek doen om kennis op te nemen → onderzoeksplan (eerste
fase van je onderzoek). Aan de hand van het onderzoeksplan kan je ook overleggen met anderen en
eventueel je beslissingen beargumenteren.
2.2 de 10 onderdelen van een onderzoeksplan
• Probleemstelling:
1. Vraagstelling: wat?
2. Doelstelling: waarom?
3. Theoretisch raamwerk: weergave in conceptueel model
• Onderzoeksontwerp:
4. Opzet: hoe ga je antwoord vinden? (veldonderzoek, experiment, etnografisch onderzoek,
analyseren inhoud teksten of gebruik bestaande data.
5. Dataverzamelingsplan: wat voor data je wilt verzamelen. Je moet benoemen welke
paradigma jij aanhangt. Ieder benadert de sociale werkelijkheid op een bepaalde manier
zoals empirisch-analytisch en empirisch-interpretatieve.
6. Steekproefplan: bij wie wil je data verzamelen? kanssteekproef of niet-kanssteekproef.
7. Wanneer data verzamelen?
8. Waar data verzamelen?
9. Data-analyse: Bij kwantitatief geef je bijv aan het beschrijvend of toetsende statistiek of
welk statistisch model. Bij kwalitatief kijk je naar etnografische analyse of welk type
inhoudsanalyse
10. Rapportageplan: hoe rapporteren. geeft aan hoe je de antwoorden bekend wilt maken.
2.3 literatuuronderzoek: voorbereiding op het onderzoeksplan
Dmv dit onderzoek proberen onderzoekers zich zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van wat er
bekend is van het onderwerp dat zij willen onderzoeken. Gelijk kijken hoeveel waarde je kan
toekennen aan een bepaalde bron. Je ziet welke kennis bekend is, welke ontbreekt en welke word
betwist. Verkenning kan betrekking hebben op inhoudelijke kant (probleemstelling) dus kijken waar
is al onderzoek naar gedaan. kan ook betrekking hebben op methodologische kant
(onderzoeksontwerp). Hoe hebben anderen een onderzoek gedaan.
Hoe ga je te werk bij zo’n literatuuronderzoek?
Eerst trefwoorden en synoniemen vastleggen om onderzoek te doen dan bepalen welke
zoekmachine of database je wil gebruiken.
2.4 de probleemstelling
Bestaande uit drie onderdelen:
1. Vraagstelling: wat. Overkoepelende vraag en deelvragen. De deelvragen specificeren zich op
onderdelen van de vraagstelling en de antwoorden leiden naar antwoord op vraagstelling.
Drie typen vraagstellingen:
o Beschrijvende vraagstellingen (wie, wat voor, welke wanneer en hoe) bestaande uit
beschrijvende trendvraagstelling (nu en vroeger) of beschrijvende comparatieve
vraagstelling(kijken naar minimaal 2 locaties).
o Verklarende vraagstelling (waarom, waardoor hoe kom het dat.. wat is de reden
voor..). een verschijnsel waarvoor men vervolgens verklaringen zoekt.
o Voorspellende vraagstellingen. (tot welke.. leidt.., wat gebeurt er als gevolg van..)
, 2e en 3e zijn causale vraagstellingen alleen 2 begint bij gevolg en 3 bij oorzaak. Wanneer
causale relatie? Oorzaak duidelijk voorafgaat in de tijd aan het gevolg, oorzaak en gevolg
samenhangen, samenhang niet kan worden wegverklaard oor een verschijnsel.
2. Doelstelling: waarom.
o Fundamenteel onderzoek, wetenschappelijke relevantie: Kennisprobleem. Meer
kennis en inzicht krijgen.
o Toegepast onderzoek, maatschappelijke relevantie: Praktijkprobleem. Oplossing
zoeken voor probleem in praktijk.
Altijd de relevantie van je onderzoek aantonen. Bij wetens. Vaak nieuwe kennis over
onderwerp geven en bij maatsch. Aangeven voor welke groep relevant is. bij doelstelling
onderscheid tussen explorerend (nieuwe kennis/oplossingen zoeken) en toetsend (kijken of
kennis klopt) onderzoek.
3. Theoretisch raamwerk/conceptueel model: vanuit welk perspectief word vraagstelling
beantwoord. Een weergave van hoe de onderzoekers denken dat het gedeelte vd
werkelijkheid waarvoor zij belang hebben eruitziet. Weergave vd denkbeelden. Aangeven
hoe begrippen uit je vraagstelling met elkaar in verband staan. mediërende factoren zijn die
tussen een oorzaak-gevolgrelatie staat en hiermee het effect tussen de oorzaak-gevolgrelatie
beter verklaart en de relatie sterker maakt. De moderator/interacterende factor verandert
dus het effect van de oorzaak-gevolgrelatie tussen de twee variabelen.
In onderzoeksplan word aangegeven op welke manier ze onderzoek doen vanuit methodische
overwegingen. Daarnaast moeten ze praktische overwegingen maken aangezien niet alles mogelijk is
en ethische overwegingen.
2.5 onderzoeksontwerp
Onderzoeksplan opgedeeld in probleemstelling en onderzoeksontwerp (manier om antwoord te
krijgen op vraagstelling). Punten die aan de orde komen bij onderzoeksontwerp:
4. Opzet: grootschalige veldonderzoek (beschrijvende vraagstelling betrekking op huidige
situatie), experiment (causale vraagstelling) en etnografisch veldonderzoek (beschrijvende
vraagstelling). Interesse in beide vraagstellingen → mixed methods design.
Retrospectief onderzoek: data verzamelen over verleden.
Prospectief onderzoek: data verzamelen over toekomst. (experiment)
Longitudinaal onderzoek: onderzoek op specifieke momenten word herhaald (lange tijd,
kijken naar ontwikkeling)
Panelopzet: meerdere momenten maar steeds dezelfde mensen ondervraagt met dezelfde
vragen.
Continu: minder/meer intensieve perioden waarbij constant info word verzameld.
5. Dataverzamelingsplan: welke data ga je verzamelen. Operationalisatie → relatie theoretische
concepten en feitelijke vragen/observaties die je voorstelt om de theoretische concepten
waarneembaar te maken. interview of enquete? Wat voor vragen? Meetinstrumenten
benoemen.
Kwantitatief onderzoek: voor gestructureerde dataverzamelingsplannen (hoeveelheid)
Kwalitatief onderzoek: tekst verzamelen zoals antwoorden op openvragen. Kan ook mix van
allebei zijn (mixed methods research)
6. Steekproefplan: wie of wat word onderzocht en deze te definiëren of identificeren
(eenheden). Niet de hele doelpopulatie word betrokken in onderzoek en hierom steekproef
→ (niet-)kanssteekproef.
7. Wanneer data verzamelen? Periode kan van belang zijn.
8. Waar data verzamelen? Primair (zelf data verzamelen om vraagstelling te beantwoorden,
enquete/interview/experiment) of secundair (bestaande data gebruiken om antwoord te
vinden op andere onderzoeksvraag, denk aan archieven).
9. Data-analyseplan: je beschrijft welke data-analyse je gaat uitvoeren (thematische
concentanalyse, metafooranalyse, discoursanalyse).bij kwalitatieve data-analyse staat
, beschrijving van personen/situaties centraal. Bij etnografisch reduceer en kort je de lange
stukken tekst in.
10. Rapportageplan: hoe resultaten rapporteren. Hoe beschikbaar stellen voor derden.
Protocol tbv controleerbaarheid onderzoek: wijze van dataverzameling (grootschalige, etnografische
en mediale)
- Wijze waarop data word verzameld
- Wijze waarop analyse-mogelijkheden zijn verkregen
- Wijze waarop data zijn verkregen
- Kwaliteit van data
- Vindplaats van uwe verzamelde data
- Aard van alsook de ruwe data
- Middelen waarmee ruwe data is geanalyseerd
Hoofdstuk 3 benaderingen van onderzoek
3.3 benaderingen van onderzoek
Elke wetenschapper kijkt anders naar de sociale werkelijkheid
Ontologische uitspraken: onderzoekers die uitspraken doen over het (niet) bestaan van bepaalde
sociale structuren en dat wereld op bepaalde manier in elkaar steekt.
Epistemologie: kennisvergaring. Hoe kennis over werkelijkheid opdoen.
Empirisch-analytische benadering (kwantitatief): het positivisme gaat uit van positieve ontwikkeling
in wetenschap waarbij opvattingen zijn gebaseerd op feiten waarvan de juistheid kan worden
nagegaan en herhaalbaar zijn. het rust op waarneembare feiten waarmee een theorie tot stand komt
dmv inductie. het logisch-positivisme worden zintuiglijk waarneembare feiten vertaald in een reeks
van logisch samenhangende uitspraken. Karl Popper had twee bezwaren:
1. Niet-zintuiglijk waarneembare begrippen van belang kunnen zijn → mentale categorieën
(armoede)
2. Voor de geldigheid van een wetenschappelijke theorie niet voldoende isdat deze kan worden
herleid op waarnemingen (empirie). De theorie moet niet-falsifieerbaar(geen feit strijdig met
theorie) zijn → neopositivisme (meest invloedrijke stroming de bovengenoemde benadering
waarbij falsifieerbaareis van toepassing is)
Ze willen nomothetische kennis: kennis waarin wetten geformuleerd worden ofwel regelmatigheden
en patronen. Zoveel mogelijk algemene uitspraken doen. vaak word er in onderzoek naar meetbare
kenmerken gevraagd (variabelen). de benadering word ook reductionistisch genoemd omdat
kenbare waarheid word samengevat in relaties tussen variabelen die kunnen worden gemeten.
Persoonlijke voorkeuren worden hier zoveel mogelijk uitgewist. Ze willen een waardevrije
(intersubjectieve) wetenschap. Kritiek → cargo cult wetenschap: kopiëren van
natuurwetenschappelijke methoden niet automatisch leiden tot verbetering van wetenschappen.
Daarnaast kan de zorgvuldigste cijfermateriaal nooit volledige verklaring kunnen geven voor alle
waarnemingen.
Empirisch-interpretatieve benadering (kwalitatief): tegen oriëntatie natuurwetenschap. Er is wel
verklaring maar bij deze benadering wil men begrijpen van de sociale werkelijkheid. Door de ogen
kijken van de mensen die ze bestuderen bekijken. Ze zijn geïnterreseerd in de variatie die zich
voordoet in een onderwerp ipv het algemene beeld. Holistische benadering. Niet vanuit een bepaald
ding bekeken maar meerdere waarnemingsmethoden.
Overbrugbare animositeit tussen de twee benaderingen (vijandigheid): ze gaan allebei uit van een
empirische basis. science war. Bij analytisch is men ervan overtuigd dat de toetsing van hypothesen
dmv intersubjectieve waarnemingen centraal staat terwijl bij interpretatief met vind dat je moet
richten op ontwikkeling van hypothesen dmv subjectieve waarnemingen en interpretaties van
werkelijkheid.
3.4 typen onderzoek
Wetenschap als systematische theorievorming: kenmerken
- Streven naar kennis: sprake van theorievorming.
, - Empirisch: uitspraken gebaseerd op waarneming.
- Systematische benadering: aantal spelregels voldoen zoals toetsbaarheid en
controleerbaarheid.
- Cumulatief: ieder bouwt voort op een ander zijn werk dmv literatuuronderzoek.
Fundamenteel (omvang en aard) en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek: schema P83
- Fundamenteel: doel is de ontwikkeling en/of toetsing van theorieën voor de oplossing van
kennisproblemen. Alleen voldoen aan wet. Normen. Kennisvermeerdering tbv theoretische
inzichten.
- Praktijkgericht: Doel ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van oplossingen voor
praktijkgerichte problemen die bestaan bij aanwijsbare personen. → kennis voor
besluitvorming. Moet worden voldaan aan wet. Normen en praktijk normen.
- Praktijkgericht niet-wetenschap: niet gebaseerd op wetenschappelijke normen. Alleen
praktijk normen (ethiek). → ondersteuning voor besluitvorming.
Vaak praktijk en fundamenteel aspect in onderzoek maar vaak 1 overheersend.
de empirische cyclus: uitgebreide versie (fundamentele onderzoek)
- Kennisprobleem: wat wil hij onderzoeken. Probleem vaststellen
- Inductie van hypothesen: relevante verschijnselen benoemen. Mogelijke regelmatigheden en
samenhangen tussen verschijnselen benoemen. Gok van de onderzoeker. Dmv aantal
observaties kom je tot een algemene uitspraak → inductie.
- Theorie: samenhangend stelsel van uitspraken waarmee empirische regelmatigheden
beschreven, verklaard en voorspeld kunnen worden.
- Deductie van hypothesen: hypothesen worden geformuleerd die zijn afgeleid uit theorie en
die kunnen worden getoetst op hun juistheid. Redeneren van algemeen naar bijzonder.
Voorspelling wat er zal gebeuren in onderzoek.
- Toetsing: analyse van empirische gegevens verzamelen en naast hypothesen te leggen. Als
uitkomst van analyse niet strijdig is (niet falsificeert) maar juist ondersteunt (verifieert) word
hypothese bevestigt. Wel falsificatie? Vaak de hypothese beetje aanpassen.
- Evaluatie: heb je het kennisprobleem opgelost? Aangeven welke gedeeltes niet voldoende in
beeld zijn gebracht. Empirische cyclus nooit af, kan altijd weer een detail verder
onderzoeken.
De twee wet. Benaderingen in de empirische cyclus:
- Empirisch analytisch: nadruk op deductie fase van toetsend onderzoek om zo theorieën en
hypothesen te weerleggen.
- Empirisch interpretatief: nadruk op inductie fase met oog op verdere ontwikkeling van een
theorie
De regulatieve cyclus (praktijkgericht onderzoek)(gericht op beslissingen):
verschil met empirische cyclus:
- Weergeeft het denken van de besluitvormers.
- Zij stellen diagnoses op voor het probleem
- Stellen plannen op om probleem te verhelpen
- Interventie toepassen en kijken of tot gewenste doel leid.
De regulatieve cyclus:
- Formulering van praktijkprobleem: mensen die dit vormen staan buiten de wetenschap.
Onderzoekers nemen contact op met de mensen die het probleem ervaren. Onderzoekers
moeten het betreffende thema zo goed mogelijk leren kennen om een goed beeld te krijgen
en een juiste vraag op te stellen.
- Diagnose: probleemsituatie onderzoeken en oorzaken van probleem achterhalen. Er word
een voorlopige analyse van de uitgangssituatie gemaakt zonder beleid of interventie. De
opdrachtgevers en betrokkenen hebben hier ook invloed.
- Planvorming: oplossing zoeken. Onderscheid maken tussen niet/moeilijk veranderbare
kenmerken en wel goed veranderbare kenmerken. Bredere inventarisatie van mogelijke
verklaringen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maximebanastasia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.19. You're not tied to anything after your purchase.