Hierbij bied ik mijn samenvatting aan van het vak Theoretische criminologie. De samenvatting bevat een samenvattig van alle literatuur, alle hoorcolleges en werkgroepen. Een zeer uitgebreide samenvatting die een goede voorbereiding is op je tentamen
Week 1
H1: the context and consequences of theory
Het antwoord op criminaliteit plegen is niet zo makkelijk te vinden maar het is wel belangrijk om dit
te onderzoeken omdat sommige mensen hun huis niet eens uit durven. Er is een daling in
criminaliteit maar er zijn nog steeds hoger cijfers bekend. Echter zitten hier niet cijfers bij betrokken
van criminaliteit die niet is gemeld bij de politie (dark number). Deze cijfers bevatten ook bijv niet de
kleinere criminele daden → statistieken geven niet hele beeld weer. Het is moeilijk om cijfers te
vergelijken met andere landen omdat landen andere dingen als illegaal zien en verzamelen data
anders. De vraag blijft waarom in de VS criminaliteit zo overheersend is en andere landen niet en
waarom doen mensen dit en waarom andere niet? In dit boek worden theorieën genoemd die
verklaringen voor deze vragen probeert te geven. bij het ontstaan van theorieën speelt sociale
context een belangrijke rol. Als maatschappij verandert zal het beeld over criminaliteit ook
veranderen en andere theorieen ontstaan. Hierom de naam van het boek context and consequences.
Theory in social context
Mensen denken de oorzaken te weten van criminaliteit zoals door geen baan, slechte familie-leven,
en milde rechtbanken. Veel mensen denken ook te weten waarom het voorkomt ondanks dat de
meeste niet echt onderzoek hiernaar hebben gedaan. ze zeggen dat er meer criminaliteit is terwijl
het is gedaald volgens cijfers. Mensen oordelen naar hun intuïties. Hun houding tegenover
criminaliteit word gevormd door verschillende bronnen zoals ouders, vrienden, tv, kerk. Ofwel hun
sociale ervaringen maken hoe mensen over criminaliteit denken. Deze conclusie brengt ons bij drie
punten:
- Niet alleen burgers worden beïnvloed door sociale omgeving maar ook onderzoekers en dit
moeten ze proberen aan de kant te zetten en onderzoek te verrichten naar harde waarheid.
- Omdat sociale omgeving het criminaliteitsbeeld van iemand vormgeeft, kan het beeld ook
veranderen als sociale omgeving verandert. Voorbeeld is tijdens de tijd van Darwin ging
iemand crimi plegen omdat hij door natuurlijke selectie in het armere en criminele gedeelte
van de sociale hiërarchie viel. In 1960 kwamen er barrieres waardoor niet iedereen american
dream kon navolgen en dus arm bleef en crimineel werd. Verandering in sociale omgeving
kan ertoe leiden dat andere perspectieven en theorieën worden aangehaald voor verklaren
van crimi.
- Wij zien onze opvattingen over criminaliteit als correct door onze ‘arrogantie’ en noemen de
andere theorieën waar ze vroeger mee kwamen dom terwijl wij niet goed kunnen oordelen
vanuit hun sociale omgeving.
Theory and policy: ideas have consequences
Theorie wordt onterecht als lege herkauwingen gezien. Theorieën over bijvoorbeeld oorzaken van
criminaliteit kunnen worden gebruikt om het probleem vervolgens op te lossen. Je moet iets eerst
kunnen begrijpen om vervolgens controle op uit te oefenen. Verschillende theorieën geven
verschillende manieren aan om crimi te verminderen. Als een crimineel genetisch bepalend is, dan is
de enige oplossing opsluiten. Is het iets mentaals dan kan een oplossing psychische hulp zijn. zodra
een theorie niet meer klopt, maar beleid is hierop aangepast dan klopt beleid ook niet meer. Als
theorie verandert dan verandert ook het beleid. Op een gegeven moment hing criminaliteit af van
hoeveel tolerantie er werd getoond vanuit school, familie en vrienden tegenover crimi. Hierom
moest men goed worden laten zien voordat er iets gebeurd dat crimi iets slechts is ipv als het is
gebeurd ze naar gevangenis te sturen.
Context, theory and policy: plan of the book
De connectie tussen sociale context, theorie en beleid is ban groot belang en is centraal thema in dit
boek. De hoofdstukken in dit boek hebben een chronologische volgorde.
Hoofdstuk 2 benoemd de twee theoretische perspectieven die als het begin worden gezien, de
klassieke school (classical school) en positivistische school (positivist school). De eerste zegt dat het
overtreden van de wet als iets slechts moet worden gezien en moet worden gestraft. De tweede kijkt
meer naar wetenschappelijk onderzoek naar crimi. Sommige mensen zijn ‘ziek’ en plegen crimi. Het
zou biologisch bepalend zijn. iemand kiest er niet voor het zit in hem of niet. In de VS kwam
,vervolgens de Chicago School met het idee dat de sociale omgeving waarin je leeft invloed heeft op
crimi. Tijdens de grote depressie kwamen er drie standaard theorieën (mainstream criminology):
1. Control theory: meer crimi als er minder controle is
2. Differential association theory: crimi komt voor doordat mensen culturele definities leren die
onwettig gedrag stimuleren.
3. Anomie-strain-theory: mensen plegen crimi als ze niet hun doelen kunnen behalen en krijgen
hierdoor frustraties en gaan crimi plegen
Deze drie willen de status quo reformeren en geen radicale transformatie.
In 1960 en 70 veel onrust over rechten en plichten en veel demonstraties. Toen kwam de theorie
kritische criminologie (critical criminologie). Zaden hiervan zijn te vinden in de labeling theory. Hierbij
ligt nadruk bij stigmatiseren van criminelen en het gevolg hiervan. Mensen met macht bepalen wat
crime is en anderen worden opgepakt. H10 beneomt de feminist theory waarbij gender dus bepalend
is voor het soort criminaliteit. In H11 worden theorieën van white-collar crime benoemd. Andere
theorieën zeggen dat crimi een keuze is van ene persoon en moet dus harder worden gestraft om het
af te schrikken → conservative explanations H12. H13 benoemt routine activity theory
(envirionmental criminology). Hierbij gaat om gemotiveerde dader, een slachtoffer en een
mogelijkheid (opportunity). Hierbij is situational crime prevention belangrijk om zo de mogelijkheid
om crimi te plegen te verminderen. In dit Hoofdstuk komt ook rational choice theory naar voren.
Hierbij gaat dader kijken naar kosten en baten.
Op het heden worden oude en nieuwe theorieën gemixt. In laatste drie hoofdstukken worden
theoretische modellen van ht heden weergegeven. H14 en 15 nadruk op biologisch-sociaal
perspectief (biologische en sociale factoren die samen interactie hebben) en H16 life-course en
developmental criminology (hoe sporen uit kindertijd crimi kunnen verklaren).
Hoorcollege week 1
Filmpje over jongeren die in gevangenis door gevangenen worden toegesproken om te voorkomen
dat ze delinquent gedrag gaan tonen. Erg agressief taalgebruik om ze af te schrikken. Echter bleef het
delinquente gedrag van deze personen die aan het programma meededen blijft gelijk of neemt zelfs
iets toe.
Verklaring: zelfbeeld van jongeren is ingedeukt (geintimideerd) en moet in echte wereld laten zien
dat ze niet bang zijn voor andere mensen.
Wanneer kiezen twee overvallers voor samenwerking? Bekennen en niet bekennen (prisoner’s
dilemma). Samenwerking door allebei te bekennen zorgt voor middelmatige straf. Bekennen laagste
straf. Welke groep zal eerder voor samenwerking kiezen? Studenten, gevangenen of geen verschil?
Vrouwelijke gevangenen werken vaker samen. Ze vertrouwen elkaar meer. Waarom doen ze dit?
Wat zijn redenen hiervoor? Geen idee
De kans op belastingfraude in de jaren na inspectie neemt toe. Verklaring door bomb crater effect (in
WOII gaat men in krater liggen van een oudere bom omdat als er nog meer bommen komen is de
kans klein dat die hier weer komt). doordat mensen zijn gecontroleerd gaat men er vanuit dat ze
jaren erna niet zullen worden gecontroleerd
Iedereen heeft eigen theorieën over criminaliteit op basis van je eigen ideeën. Waar komen
theorieën vandaan?:
- Persoonlijke ervaringen
- Media (ervaringen van anderen)
- Autoriteit (ouders, leraar)
- Consensus (traditie, religie en politieke stroming)
Mogelijke fouten:
- Gebrekkige/selectieve waarneming (je neemt niet alles waar)
- Overgeneralisatie
, - Persoonlijke betrokkenheid bij onderwerp
- Onlogisch of onvolledig redeneren (elliptisch)
- Partiële verklaring
Is jouw verklaring diep genoeg om een theorie te kunnen noemen?
Persoonlijke theorie vs wetenschappelijke theorie waarin echt onderzoek is verricht
Doelstelling hoorcollege:
- Onderscheid maken tussen persoonlijke theorie en wetenschappelijke theorie
- De elementen van theorie kunnen benoemen en herkennen
- Verklaringsniveau van theorie kunnen benoemen en herkennen
- Kennis hebben van verschillende criteria waarop theorieën kunnen worden beoordeeld
Theorieën zijn versimpelingen van de werkelijkheid. Het is een abstractie van echte werkelijkheid. In
de theorieën zitten ook subjectieve dingen in verwerkt. Je kiest welke elementen je in theorieën
verwerkt.
Wat is een theorie? Wetenschappelijke theorieën zijn voorlopige antwoorden op kennisvragen,
gebaseerd op nauwkeurig omschreven samenhang tussen observeerbare gebeurtenissen.
Waarom voorlopig?
- Omdat nieuw empirisch onderzoek feiten kan opleveren die niet in overeenstemming zijn
met huidige theorie (scepticisme)
- Omdat de algemene uitspraken waarop de theorie is gebaseerd, zelf onderwerp van
verklaring kunnen worden gemaakt
In jaren 70e: feministen zijn vrouwen vaak slachtoffer van huiselijk geweld waar de man meer de baas
is. echter geeft wetenschap een ander beeld weer waar slachtoffer vrouw/man kan zijn.
Welke kennisvragen worden op een bepaald moment als probleem ervaren (context): wat we als
probleem ervaren gaan we een theorie ontwikkelen en ernaar kijken. (whatever strikesus as being in
need of explanation).
Theorieën zijn nooit volledig accurate beschrijving van werkelijkheid. Ieder legt ergens ander nadruk
op of bekijken vanuit ander perspectief. Theorie hoeft niet helemaal te kloppen maar kan wel alsnog
werken.
Theorie zijn nauwkeurig omschreven samenhang. Wat wordt er nou precies gezegd en kan je causale
verband zien? er moeten toetsbare hypothese kunnen worden afgeleid en niet zo maar bijv een
onderbuikgevoel (intuïtie).
Observeerbare gebeurtenissen: operationaliseren
Elementen van een theorie:
- Object: de eenheden waarover de theorie uitspraak doet
- Explanans: de verklaring, het mechanisme: datgene wat zegt wat als oorzaak wordt gezien.
- Explanandum: dat wat theorie verklaart: hetgene wat wordt veroorzaakt door explanans.
Wat proberen we nou te verklaren
Voorbeeld: jongens (object) met delinquente vrienden (explanans) zijn vaker zelf delinquent
(explanandum)
Operationalisatie: het vertalen van theoretische eigenschappen in waarneembare variabelen.
Voorwaarde voor toetsbaarheid.
- Object: eenheden waarover uitspraak wordt gedaan
- Explanans: verklarend mechanisme (vaak moeilijk om alle concepten mee te nemen)
- Explanandum: criminaliteit
Verklaringsniveau:
, - Micro-theorieën: individueel gedrag, sociaal proces. individuele verschillen. Gaat om
individuen.
- Macro-theorieën: epidemiologie, sociale structuur. Over meer dan 1 persoon. Samenleving
en groepspatronen in crimineel gedrag
Voorbeelden tussen micro en macro verklaringsniveau:
- Micro: personen met een lage sociaal ecnomosiche status hebben meer justitie contact
(kenmerk van individu)
Macro: in landen met grote inkomensverschillen is de geregistreerde crimi hoger (kenmerk
land)
- Micro: ex-gevangenen met stabiele woonsituatie recidiveren minder
Macro: in wijken met hoge verhuismobiliteit komt meer crimi voor
- Micro: jongeren met migratie achtergrond komen vaker met politie in aanraking
Macro: op etnische hetrogene scholen komt meer crimi voor
➔ Grote verschil is dan micro gaat het object om een persoon en kenmerk van deze
persoon. Bij macro gaat het object niet om persoon en niet een kenmerk van een
persoon (explanans)
Relatie tussen verklaringsniveaus: wat op macroniveau wordt gezien leidt tot uitkomst op
macroniveau. Daaronder liggen individuen die crimi plegen. Theorie moet uit macroniveau komen en
onderbouwen op micro niveau.
Als we verband op macro niveau direct op micro niveau toepassen en niet klopt → ecologische fout
Samenhang op macro nvieau hoeft niet ook op micro niveau zo te zijn
Causaliteit: om te kunnen spreken van oorzaak moet X nodig zijn en voldoende om Y te doen plaats
vinden:
- Nodig: zonder X komt y niet voor
- Voldoende: Y komt altijd voor bij X
Geen enkele criminologische verklaring voldoet aan beide eisen.
➔ Daarom soft determinisme, een probablistisch concept van oorzakelijkheid. Het verhoogt
de kans dat je ook crimi gaat plegen maar hoeft niet perse.
➔ Systeem benadering (systemic causality): het is lastig om te zeggen dat er een oorzaak is
voor crimi. Er zijn echter veel invloeden en factoren die er zijn. systemen zoals gezinnen,
buurt, samenleving dragen allemaal bij aan gedrag. Er zijn een veelheid aan oorzaken te
onderscheiden en die moeten we in kaart brengen.
Theorieën zijn netten om de wereld te begrijpen, rationaliseren, verklaren en de baas te worden over
crimi.
Peilers van wetenschappelijk proces:
- Empirisme: ontwikkelen en testen van theorieën op basis can empirische werkelijkheid
- Objectiviteit: instrumenten precies en valide, en eindoordeel gebaseerd op resultaten niet op
peroonlijke overtuiging
- Scepticisme: maar ook eigen conclusies niet permanent maar tentatief
- Zuinigheid (parsimony): reduceren aantal mogelijke verklaringen voor bepaald gedrag
PTO-schema: probleem (kennistekort omtrent bepaald verschijnsel) → theorie (voorlopige oplossing)
→ onderzoek (observeren empirie)
Het onderzoek leidt tot nieuwe kennisvragen en dan weer opnieuw PTO-schema
Theoretisch perspectief: wetenschappers nemen een bepaald perspectief waarin bepaalde
elementen worden benadrukt en anderen achterwegen laten.
➔ Perspectief is belangrijk!
Theorie in de criminologie is niet weg te denken.
DE theorie van crimineel gedrag bestaat niet! Er zijn verschillende theorieën.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maximebanastasia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.12. You're not tied to anything after your purchase.