Samenvatting van de voorgeschreven arresten van het vak Strafrechtelijk Sanctierecht!
46 views 5 purchases
Module
Strafrechtelijk Sanctierecht (3854SSR8VY)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Een samenvatting van de verplichte arresten voor het vak Strafrechtelijk Sanctierecht. Per week staan de arresten uitgewerkt, incl. feiten / relevante rechtsoverwegingen en rechtsregels. Heel handig overzicht om naast je laptop te hebben voor digitale tentamens die we tegenwoordig hebben :).
Samenvatting: Murray zat gevangen in in Curacao in Aruba. Hij was in 1980 tot levenslang
veroordeeld wegens de moord op een zesjarige meisje. Zij was het nichtje van de ex-vrouw op
wie hij wraak wilde nemen voor het beëindigen van de relatie. De rechter wees destijds op het
hoge recidive risico. Plaatsing in een tbs kliniek was niet mogelijk, met name vanwege beperkte
intelligentie van Murray omdat hij zwakbegaafd was en moeite had zich mondeling te uiten. Dus in
feite zou een levenslange straf voldoende bescherming voor de samenleving bieden. Dit
betekende dat Murray nooit zou terugkeren in de samenleving. Tot 1999 was hij gewoon in een
gevangenisregime verbleven en had niet in de psychiatrische afdeling verbleven, terwijl die wel
bestond. In 1999 werd hij overgebracht naar Aruba om dichter bij zijn familie te zijn. Verzoek voor
gratie werd afgewezen wegens het bestaande recidiverisico. In 2014 werd hij gegratieerd
vanwege humanitaire redenen.
Dhr. Murray klaagde over zijn levenslange gevangenisstraf en stelde hij dat het ‘de jure’ en ‘de
facto' onverkortbaar was. In 2011 was echter een toetsingsregeling ingevoerd in Curaçao
waarmee in ‘de jure’ mogelijkheid tot verkorting van de straf in het leven werd geroepen. Mocht
het Hof daarom concluderen dat er wel een ‘de jure’ mogelijkheid bestond om de straf te
verkorten, zo stelde Murray, dan was er nog steeds sprake van een ‘de facto' onverkortbaarheid.
Hij had immers nooit psychiatrische behandeling ondergaan in detentie, waardoor het
recidiverisico nooit kon afnemen. Waardoor hij nooit voor in vrijheidsstelling in aanmerking zou
komen. Nadat hij de zaak bij het EHRM aanhangig heeft gemaakt, overleed Murray. Zijn zoon en
zus zetten de zaak voort.
Het argument dat een gedetineerde de facto een onverkortbare straf uitzit, omdat er nooit aan
verkleining van de recidive risico is gewerkt (in casu een psychiatrische behandeling), kon ruimer
worden getrokken. Als de veroordeelde nooit gefaciliteerd wordt in zijn re-integratie, als nooit
wordt gewerkt aan zijn resocialisatie dan kan hij ook nooit terugkeren tot die samenleving en is
er geen mogelijkheid van verkortbaarheid van de straf.
EHRM
Rechtsvraag: Was sprake van de facto onverkortbaarheid en dus strijd met art. 3 EVRM?
Overweging:
115: ‘Whether the alleged lack of psychiatric or psychological treatment in effect deprived the
applicant of any prospect of release’.
116: Hof merkte op dat verschillende gratieverzoeken zijn afgewezen door het risico op recidive.
117: Het Hof merkt in dezelfde paragraaf op dat plaatsing in een gevangenis niet hoefde te
betekenen dat de man geen behandeling behoefde te ontvangen, zoals door de psychiater
geadviseerd.
118-119: Murray heeft gedurende detentie niet of nauwelijks behandeling gekregen die op
rehabilitatie gericht was.
,123: EHRM wijst op dilemma voor Murray ‘The applicant therefore found himself in a situation
where he was not deemed eligible for parole or release owing to the risk of reoffending, whereas
the persistence of that risk was linked to the fact that no assessment of treatment needs and
possibilities had been conducted and no identified forms of treatment with a view to rehabilitation
had been provided’.
Dit maakt zijn straf vgl. het Hof de facto onverkortbaar en is daarmee in strijd met art. 3 EVRM.
Relevantie voor NL: Die uitspraak begreep Dijkhof dit goed; er zou zeker wel werk gemaakt
moeten worden van de resocialisatie en re-integratie van deze levenslange gestraften. Kort na
Murray liet Dijkhof ook weten dat een toetsing zou worden ingevoerd. Hoe die er uit zou komen te
zien was echter in juni 2016 niet duidelijk.
Op dat moment boog de HR zich juist over een zaak waarin levenslang was opgelegd door het
Hof en geklaagd werd over strijd met het EVRM.
In juli 2016 verscheen het tussenarrest van die zaak van de HR waarin hij schending constateerde
van art. 3 EVRM.
Staatssecretaris Dijkhof kwam vervolgens met een besluit Adviescommissie levenslang gestraften
en in 2017 beziet de HR of de tenuitvoerleggingspraktijk op dat moment wél voldoet aan de eisen
van art. 3 EVRM.
2. EHRM 9 juli 2013, Vinter et al./Verenigd Koninkrijk
Samenvatting: Verzoekers (3 Britten) zijn wegens de uitzonderlijke ernst van de door hen
gepleegde meervoudige moorden veroordeeld tot een ‘whole life order’, een levenslange
gevangenisstraf waarbij vervroegde invrijheidsstelling alleen mogelijk is na ‘compassionate
release’ door de minister van Binnenlandse Zaken (‘Secretary of State’).
Deze bevoegdheid wordt alleen aangewend indien de gedetineerde een terminale ziekte of een
ernstige handicap heeft (humanitaire redenen).
Ten overstaan van het EHRM klagen verzoekers dat de aan hen opgelegde ‘whole life order’ een
met art. 3 EVRM strijdige onmenselijke behandeling oplevert.
Opleggen van levenslang is in beginsel niet in strijd met 3 EVRM, ook als zij vastzit tot het einde
van zijn of haar leven. Wel moet een levenslang gestrafte een uitzicht hebben op invrijheidstelling
(a prospect of release), en de straf moet 'de jure’ en ‘de facto’ verkortbaar zijn. Er moet een
toetsingsprocedure (review) zijn waarbij getoetst kan worden dat de strafdoelen die golden ten
tijde van het opleggen van de straf, nog steeds na verloop van tijd rechtvaardiging kunnen bieden
voor het voortduren van die straf.
Hoe dat mechanisme werkt, en wat de veroordeelde kan doen om in aanmerking te komen voor
invrijheidsstelling, moet vanaf de aanvang van tenuitvoerlegging helder zijn.
EHRM
Rechtsvraag: Schending van art. 3 EVRM?
Overweging:
Hof gaat alleen in op de vraag of er sprake is van strijdigheid met art. 3 EVRM. Art. 5 ligt buiten
beschouwing en ligt begrepen in de bespreking van art. 3 EVRM.
106: Oplegging aan meerderjarigen op zichzelf genomen niet i.s.m. art. 3 EVRM. Met name als het
geen verplichte minimumstraf is maar door een rechter weloverwogen is opgelegd.
107: Echter - Indien levenslang irreducible/onverkortbaar is, dan kan de oplegging (dus niet pas de
tenuitvoerlegging) wel i.s.m. art. 3 zijn.
108: Er moet sprake zijn van een de jure en de facto mogelijkheid tot verkorting straf.
109: Het gaat om het hebben van een ‘prospect of release’ en mogelijkheid tot herziening;
precieze vorm van review is niet voorgeschreven. Dit kan gratie zijn, maar ook voorwaardelijke
invrijheidstelling of iets dergelijks.
, 111: Waarom deze eisen van uitzicht op invrijheidstelling en mogelijkheid tot herziening?
Het is een vereiste, axiomatic (evident): dat er legitieme penologische gronden moeten zijn op elk
moment van voortduring van de tenuitvoerlegging van een straf. Na enige tijd kunnen deze
gronden veranderen en de rechtvaardiging van de straf veranderen. Alleen door een review uit te
voeren kan vastgesteld worden of nog steeds na verloop van tijd enige grond bestaat voor
tenuitvoerlegging.
112: Mogelijkheid tot goedmaken; inspanningen zijn anders tevergeefs. Hoezeer iemand ook aan
zijn resocialisatie werkt, hoe exceptioneel zijn inspanningen ook zijn, het is vergeefs want er is
geen review.
113: Levenslang zonder uitzicht op IVS is strijdig met respect voor de menselijke waardigheid. Het
hof haalt de Duitse rechter aan, waar het stelt dat dit in strijd is met het oerbeginsel van respect
voor de menselijke waardigheid dat ten grondslag ligt aan alle mensenrechten. Het EHRM is het
eens met de Duitse rechter waar die heeft bepaald dat alleen vrijheidsstelling om thuis te sterven
niet voldoende is om is om te spreken van uitzicht op vrijheidsstelling in de zin van art. 3.
114-115: Basisbeginsel van Europees retentierecht is de resocialisatie van gedetineerden. Dit
beginsel geldt ook voor de levenslang gestraften. Ook zij moeten dus kunnen rehabiliteren.
116: Ook zouden zij in aanmerking moeten komen voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. Wat in
NL niet het geval is.
117: E.e.a. blijkt uit het recht van overgrote meerderheid van verdragsstaten. Levenslange
gestraften moeten uitzicht hebben op invrijheidsstelling en moeten aan hun resocialisatie kunnen
werken.
119: Review-mogelijkheid moet bestaan zodat de autoriteiten kunnen vaststellen of er zich
dermate aanzienlijke wijzigingen hebben voorgedaan ten aanzien van de resocialisatie van de
veroordeelde en zijn persoon dat de voortzetting van detentie niet langer gerechtvaardigd kan
worden geacht op basis van legitieme penologische doeleinden.
120: Margin of appreciation t.a.v. vraag welke autoriteit en termijn (25jr?). Het Hof wijst er op dat
staten een margin of appreciation hebben. En dat het Hof daarom niet voorschrijft welke autoriteit
deze review moet uitvoeren; rechter, ambtenaar of minister. Of na hoeveel jaar het precies moet
gebeuren. Wel geeft het Hof ter overweging mee dat op basis van rechtsvergelijking gesteld kan
worden dat het zal moeten gaan om een mechanisme dat review garandeert na 25 jaar met
periodieke herbeoordelingen nadien.
122: Veroordeelde moet niet jaren hoeven wachten voordat hij kan klagen over een mogelijke
schending van art. 3: op het moment van veroordeling moet hij kunnen weten wat criteria voor IVS
zijn. Dit zou in strijd zijn met de rechtszekerheid. Dan kan je ook niet verwachten dat men aan zijn
resocialisatie kan werken. Een gedetineerde moet op het moment van veroordeling kunnen weten
wat hij/zij moet doen om voor invrijheidsstelling in aanmerking kan komen. Onder welke
voorwaarden die verleend wordt en wanneer een review plaats zal hebben. En wanneer hij/zij
daarvoor in aanmerking zal komen.
Relevantie voor NL: Na Vinter leek het er sterk op dat de Nederlandse regeling in strijd was met
art. 3 EVRM. Er was in NL geen automatische review, een gratieverzoek kon geïnitieerd worden
door een gedetineerde maar er waren geen toewijzingen sinds 1970, enkel iemand die op sterven
lag en thuis dood mocht gaan. En er werd niet gewerkt aan resocialisatie en re-integratie. Zo
kwamen ze per definitie niet in aanmerking voor verlof. Staatssecretaris Teeven en Minister
Donner wilde geen wijzigingen aanbrengen. Op 26 april 2016 deed het EHRM uitspraak in de zaak
Murray.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Amber95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.78. You're not tied to anything after your purchase.