Hoofdstuk 1:
Belastingmoraal: wordt bedoeld de feitelijke bereidheid van burgers om datgene wat zij aan
belasting verschuldigd zijn ook daadwerkelijk te (willen) betalen.
Op grond van de Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt belasting geheven over het genoten inkomen
van natuurlijke personen. Gaat het daarbij om inkomen uit werk en woning (box 1), dan wordt bij de
heffing een zogenoemd progressief stelsel gehanteerd.
Progressief stelsel: houdt in dat de belastingplichtige een hoger percentage aan inkomstenbelasting
moet betalen naarmate hij meer verdient. (sterkste schouders dragen zwaarste lasten.)
Proportioneel stelsel: een gelijk percentage belasting wordt geheven ongeacht de hoogte van het
inkomen.
Belastingen zijn:
- Gedwongen betalingen aan de overheid
- Op grond van publiekrechtelijke regelingen
- Waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat
- Die geen bestraffend karakter hebben.
Is de inkomstenbelasting een echte belasting?
- Ja, het is een betaling aan de overheid en men wordt daartoe gedwongen
o Tegenover gestelde is bv. Schenkingen of nalatenschappen
- Ja, het is een betaling op grond van een publiekrechtelijke regeling: de Wet
inkomstenbelasting 2001.
o Tegenovergestelde is bv. Iets kopen van de overheid
- Ja, er staat geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover de betaling van de
inkomstenbelasting.
o Tegenovergestelde is bv. Het opnieuw aanvragen van je rijbewijs
- Ja, de betaling heeft geen bestraffend karakter.
o Tegenovergestelde is bv. Het krijgen van een parkeerboete.
Wanneer op alle vragen ‘ja’ wordt geantwoord dan kunnen we concluderen dat die belasting een
echte belasting is.
Voorbeelden van betalingen aan de overheid dat geen belastingen zijn:
- Een burger koopt iets van de gemeente: je betaalt de overheid wel maar op die betaling is
natuurlijk geen sprake van een belasting. De transactie berust op de regels die gelden voor
een koopovereenkomst.
, - Een bekeuring: de bekeuring is een boete en heeft een bestraffend karakter. Er is dus geen
sprake van een belasting.
- Een retributie: het opnieuw aanvragen van een rijbewijs is ook geen belasting. Hier levert de
overheid voor de betaling een directe tegenprestatie, namelijk het verstrekken van het
rijbewijs.
- Schenkingen en nalatenschappen: schenkingen die worden gedaan of nagelaten aan de staat
of een erfenis die wordt nagelaten aan de staat zijn vrijwillig. Dus zijn geen belastingen.
De overheid is van oudsher onderverdeeld in verschillende bestuurslagen. We onderscheiden onder
meer:
- Rijk (de centrale overheid): omzetbelasting, loon-en inkomstenbelasting en
vennootschapsbelasting maar ook: kansspelbelasting, dividendbelasting, bpm,
overdrachtsbelasting, accijnzen en bv. Een aantal milieuheffingen.
- Provincie (opcenten): motorrijtuigenbelasting
- Gemeente: onroerendezaakbelasting (OZB), toeristenbelasting en hondenbelasting
- Waterschappen: belastingen die gaan over kwaliteit van waterbeheer (dijken en duinen etc.)
Directe belastingen: worden geheven van inkomen, winst en vermogen. De ‘eigenaar’ van het
inkomen, de winst of het vermogen betaalt zelf de belasting.
Indirecte belasting (kostprijsverhogende belasting genoemd): wordt de waarde van een bepaald
goed of een bepaalde dienst verhoogd met belasting.
Wijze van heffingen:
- Aanslagbelasting: wordt door de Belastingdienst een aangifteformulier uitgereikt of een
elektronische aangifte klaargezet. Bekendste aanslagbelasting is inkomstenbelasting.
- Aangiftebelasting: hierbij is het de bedoeling dat de belastingplichtige zelf de omvang van de
belastingschuld berekent. Daarna doet hij op eigen initiatief aangifte. Voorbeeld van
aangiftebelasting is de omzetbelasting (btw).
Materiële belastingrecht: gaat over het inhoudelijke gedeelte van dit rechtsgebied en is opgenomen
in de diverse heffingswetten:
- Wet op de loonbelasting 1964
- Wet inkomstenbelasting 2001
- Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Formele belastingrecht: gaat over de procedure van belastingheffing.
- Fiscale procesrecht
, Legaliteitsbeginsel: houdt in dat al het overheidshandelen terug te voeren moet zijn op een
wettelijke basis. Die wettelijke basis moet het overheidsorgaan de bevoegdheid geven om een
specifieke bestuurshandeling te verrichten.
In het belastingrecht speelt een aantal specifieke beginselen een belangrijke rol bij de vraag of er in
een bepaald geval belasting wordt geheven en hoeveel:
- Draagkrachtbeginsel: brengt met zich mee dat de sterkste schouders de zwaarste lasten
dragen. We vinden dit beginsel terug in het progressieve tarief in de inkomstenbelasting.
- Profijtbeginsel: wanneer een burger meer – voordeel- heeft van bepaalde
overheidsvoorzieningen, dan is het redelijk dat hij ook extra voor betaalt in de vorm van een
specifieke belasting. (wegenbelasting)
- Beginsel van de minste pijn: als belasting wordt geheven, dan heeft het de voorkeur dat
gekozen wordt voor een wijze van heffing die zo min mogelijk nadelig is voor de
belastingplichtige. (loonbelasting).
- Beginsel van de bevoorrechte verkrijging: krijgt iemand een onverwacht financieel voordeel,
zoals een schenking of erfenis, dan zal de overheid in veel gevallen hiervan een graantje
willen meepikken. (schenkbelasting en erfbelasting)
Rechtsbronnen van het belastingrecht:
- De belastingheffing heeft door het Rijk een grondwettelijke basis in de Grondwet (Gw).
- Formele wetten: gaat dan om grote heffingswetten: Wet inkomstenbelasting 2001, Wet op
de loonbelasting 1964, Wet op de omzetbelasting 1968 en de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969.
o Formele zin: houdt in dat het een wet betreft die tot stand is gekomen door
samenwerking tussen de regering en Staten-Generaal.
- Materiële wetten: gaat over de inhoud van de wet: het moet gaan om algemene tot de
burgers gerichte en bindende regels.
- Algemene wetten: de wetten die op het gebeid van het belastingrecht gelden of erop van
toepassing zijn, zijn vooral van belang voor het formele belastingrecht. Belangrijke wetten
zijn de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990, Algemene
wet bestuursrecht (Awb).
- Algemene beginselen van behoorlijk bestuur: de beginselen zijn te omschrijven als
basisnormen die bestuursorganen bij al hun handelen in acht moeten nemen. Zo zullen
bestuursorganen bij het nemen van besluiten zorgvuldig te werk moeten gaan.
o Zorgvuldigheidsbeginsel
o Verbod op détournement de pouvoir
o Evenredigheidsbeginsel
o Gelijkheidsbeginsel
o Vertrouwensbeginsel
o Motiveringsbeginsel
Delegatie: het doorgeven van regelgevende bevoegdheid aan een andere instantie. Er zijn
verschillende vormen van delegatie van regelgevende bevoegdheid:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JillH. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.