Cultureel competent en persoonsgerichte communicatie
1. Interculturele competenties
- Cognitieve competenties = werken met het hoofd
- Behavioural competenties = werken met de handen
- Affectieve competenties = werken met het hart
Belangrijk om interculturele competenties te hebben: zo kan je rekening houden met de leefregels en gewoonten van de
patiënt, jij past je aan de patiënt en niet omgekeerd.
Casus eten in het ziekenhuis
Verhaal 1: De heer Hendriks is twee weken opgenomen. Het gaat goed en hij wil graag wat lekkers eten. Zijn vrouw
brengt zelfgemaakte boerenkool met worst mee. De verpleegkundigen vinden dit leuk en maken er een
boerenkoolfeestje van. Ze zorgen voor mosterd en extra augurken.
Verhaal 2: De heer Loukili is twee weken opgenomen. Het gaat goed en hij wil graag wat lekkers eten. Zijn vrouw
brengt zelfgemaakte couscous mee. De medepatiënten klagen over de geur. De verpleegkundige vertelt de familie
Loukili dat het niet de bedoeling is om zelf eten mee te nemen naar het ziekenhuis.
Het valt op dat je (onbewust) de patiënten dichter bij je eigen cultuur/gewoonten/geloof liggen, meer laat
doen en dat je houding naar hen anders is.
1.1. Diversiteits denken
WIJ – zij denken = discriminatie tegen het onbekende
1.2. Mentale programmering
Persoonlijkheid = specifiek voor het individu, aangeboren en aangeleerd
Cultuur = specifiek voor een groep of categorie, aangeleerd en dynamisch (veranderbaar bv homoseksualiteit)
Menselijke natuur = universeel, aangeboden en statisch (= natuur en kan niet ontweken worden)
,1.3. Hofstede theorie – culturele dimensie
Er zijn 6 grote dimensies van belang die betrekking hebben op mentale programmering (afhankelijk van je eigen
culturele achtergrond).
1.3.1. Machtsafstand
“De manier waarop minder machtige leden van de maatschappij, de ongelijke verdeling van de macht accepteren”
Nederlandse volkaard: “Hoe meer iemand de baas speelt des te minder volgzaam de mensen zijn”
1.3.2. Individualisme vs collectivisme
Casus te hard rijden
Je rijdt met je vriend en hij rijdt 70Km/h waar hij 50 km/h mag rijden. Hij rijdt een kind aan en dit kind zal nooit meer
kunnen lopen. Er komt een rechtszaak en de advocaat van je vriend vraagt of je wil verklaren dat hij zich wel aan de
snelheid hield aangezien er geen getuigen zijn.
Hoe mensen hierop gaan reageren is verschillend in langen. In individualistische culturen gaan de mensen
alleen aan zichzelf denken terwijl in collectivistische culturen belang hechten hoe ze zich in groep moeten
gedragen.
Individualisme wanneer de connectie tussen individuen zwak is, mensen zorgen voor zichzelf.
Collectivisme wanneer de individuen hun hele leven in een sterke groep leven, ze moeten loyaal zijn naar de groep toe.
1.3.3. Masculisme vs feminisme
Een maatschappij is masculien wanneer geslachtsrollen duidelijk zijn gescheiden. De vrouw is minder op de voorgrond,
ze is wat nederiger, zacht en kijken meer naar de kwaliteit van leven.
Een maatschappij is feministisch wanneer de vrouw evenwaardig is aan de man. Het verschil tussen man en vrouw is
zo klein mogelijk.
1.3.4. Onzekerheidsvermijding
“De manier waarop leden van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekerheden of onbekende situaties.”
Westerse culturen proberen de toekomst naar ons hand te stellen aan de hand van strakke protocollen en regels.
1.3.5. Tijdsmanagment
Korte-termijn denker of een lange-termijn denker?
Lange termijn denkers houden niet van onzekerheden en zorgen dus voor meer zekerheid.
, 1.3.6. Hedonisme/indulgence
Hoe nemen mensen controle over hun impulsen?
Leven voor het plezier.
Indulgence = zwakke controle over impulsen
Restraint = sterke controle over impulsen
1.4. Diversiteits denken heeft ook nog andere verschillen
- Geslacht
- Afkomst
- Religie
- SES = sociaal-economische status
o Opleidingsniveau
o Arm/rijk
o Tewerkstelling
- Leeftijd
- Handicap
- Seksuele oriëntatie
1.5. Intersectionaliteit = kruispunt denken
= maatschappelijke ongelijkheid die zich voordoet langs verschillende assen, die elkaar snijden.
Individuen ondervinden discriminatie en onderdrukking op grond van veelvoud factoren. Bv ouderen vinden moeilijker
een job dan jongeren, heb je een buitenlandse achternaam dan is de kans kleiner dat je op sollicitatie gesprek mag
komen.
1.6. Hoge en lage context
Hoge context Lage context
- Informatie impliciet gecommuniceerd
- Informatie is direct
- Aantal woorden belangrijk
- Geschreven taal
- Informatie niet verdeeld in compartimenten
- Veel letterlijk
- Indirect communiceren
- Werk en privé gescheiden
- Figuurlijk taalgebruik
- Non verbaal ondergeschikt
- Veel non-verbaal
- Start bij kern daarna naar bijzaak/context
- Start bij context daarna na kern
Hoge context neemt meer tijd in beslag.
1.7. Anamnese afnemen
Anamneses afnemen moet je doen met woorden die de patiënt begrijpt, anders haken ze af.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lenavd001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.