Voeren en verzorgen van dieren
4. Diergedrag
Soorten gedrag
Gedrag: opeenvolging van handelingen. Vertoont nadat daartoe een prikkel is, (on)bewust.
Soorten gedrag:
- Aangeboren gedrag
- Aangeleerd gedrag
- Geschoold gedrag
Er is geen scherpe lijn te trekken hierin, soms is gedrag wel aangeboren maar moet het ook nog
geleerd worden.
Andere indeling van gedrag:
- Instinctief gedrag
- Ervaringsgedrag
- Getraind gedrag
Hoe primitiever gedrag – hoe meer instinctief.
Honden moeten tijdens inprentingsfase veel ervaring op doen; als dit fout gaat bv kennelsyndroom
(angst voor andere honden en mensen).
Aangeboren of instinctief gedrag
Het is erfelijk vastgelegd, voor een deel al direct na geboorte duidelijk. Het zijn vrij eenvoudige
handelingen. Het wordt aangestuurd door instinct of drift.
Om dit op te wekken zijn een inwendige en een uitwendige prikkel nodig.
Bv: jonge vogels(nestblijvers), bek open doen
Inwendige prikkel: honger
Uitwendige prikkel: beweging van nest als de ouder gaat zitten.
Sleutelprikkel: prikkel die steeds de zelfde reactie oproept.
Voorbeelden van instinctiefgedrag:
Het laten lopen van urine en ontlasting door pups als de moeder ze likt.
Melkafgifte door het trappelen met pootjes van kittens tegen de buik.
Aangeleerd gedrag
De aanleg voor aangeleerd gedrag is wel erfelijk bepaald, het is afhankelijk van soort of hij veel of
weinig kan leren.
De ervaringen die opgedaan worden kunnen positief of negatief zijn, op grond van de ervaringen
leert het iets en daarop leerhandelingen verrichten.
Positief: het dier heeft er profijt van, het zal resulteren in het herhalen van leerhandelingen.
Negatief: gevolgen zijn niet prettig, het dier leert het gedrag af.
Dit leren wordt conditioneren genoemd; bv Pavlov-belletje.
Nabootsen
Het ziet of hoort gedrag van een soortgenoot en doet het na. Zo kan een dier ook gedrag leren.
Bv kraaien van hanen, jonge hanen doen dit na.
Exploratiegedrag: gedrag rondom zoeken naar vluchtwegen en voedselplaatsen (leergedrag).
,Drempelwaarde
Hoe snel een dier gedrag aanleert, hangt af van het profijt ervan.
Hoe groter biologisch belang, hoe sneller.
Er is een drempelwaarde, de prikkel moet hoog genoeg zijn. Hoe sneller de prikkel leidt tot
aangeleerd gedrag, hoe lager de drempelwaarde.
Ook als de beloning snel volgt na gedrag, gaat het aanleren sneller. Ook met negatieve prikkels,
werkt het precies hetzelfde.
Inprenting
Dit is gedrag dat in de gevoelige periode wordt aangeleerd.
Bv jonge ganzen; het moederbeeld wordt ingeprent tussen 12 en 27 uur na uitkomen van ei.
Inprenting is definitief, het is onomkeerbaar. Alles wat in die gevoelige periode wordt aangeleerd zal
blijven, maar wat gemist is zal niet of met veel moeite nog aangeleerd kunnen worden.
Inzichtgedrag
Het dier kan zelf oplossingen bedenken voor nieuwe situaties, met de dingen die hij heeft geleerd in
andere situaties.
Eigenlijk alleen te zien bij mensen en apen.
Geschoold gedrag
Versterking of onderdrukking van aangeboren en aangeleerd gedrag. Het komt tot uiting bij verdere
opleiding en africhting.
Bv: paarden zadelmak maken en gehoorzaamheidstraining van honden.
Erfelijke aanleg is noodzakelijk.
Afwijkend gedrag
Iets is ‘gek’ als het afwijkt van het gemiddelde. Afwijkend gedrag ontstaat niet zomaar, bijna altijd
oorzaak te vinden.
Vaak in vroeg stadium iets misgegaan; bv katten/honden die geïsoleerd opgegroeid zijn, gedragen
zich seksueel niet normaal. Ze hebben in de opvoeding noodzakelijke prikkels gemist.
Het kan door overmaat of een tekort aan prikkels komen. Dieren tonen dan gedrag dat zinloos lijkt;
gedrag is wel normaal, maar niet in die situatie. Of ze herhalen gedrag eindeloos.
Stereotiep gedrag: bij tekort aan prikkels uit omgeving. Het is een soort verveling.
Bij een overmaat aan prikkels, weten dieren niet wat te doen en gaan ze maar bv lopen of urineren.
Pacing: bij het horen van voer, zo opgewonden dat ze niet weten wat ze moeten en dus maar heen
en weer lopen.
Stereotiep gedrag
Duidelijk afwijkend gedrag: onmogelijkheid tot het uiten van normaal gedrag. Dit komt vaak door een
slechte huisvesting. Het afwijkend gedrag is dan uit frustratie en onbehagen.
Vb: zeugen die vastgebonden worden krijgen een hoge hartslag, duidelijk bewijs van stress. Ze gaan
stangbijten, kop slingeren, tanden knarsen, weven en andere rare gedragingen. Het is routinematig
gedrag.
Tijdens het gedrag maar het dier de verdovende stof endorfine; dit lijkt op morfine en is verslavend.
De zeug in het vb raakt zo verslaafd aan stereotiep gedrag.
Als er veel afwijkend/stereotiep gedrag is, is het een duidelijke aanwijzing voor geschaad welzijn.
,Gestoord gedrag
Bij te lang stereotiep gedrag, raakt het dier verslaafd aan endorfine en wordt de situatie
onomkeerbaar. Afkicken is niet of nauwelijks mogelijk.
Conflictgedrag
Ontstaat door overmaat aan prikkels. Vertoond gedrag past niet bij de situatie.
Oversprong gedrag
Het zijn vaak nutteloze handelingen, meestal op de grens van het ene en het andere (nuttige) gedrag.
Vb: hond; naar baasje gaan omdat hij geroepen is of toch nog even ruiken aan het takje. De
hond weet niet wat te doen en gaat bv gapen of in de lucht kijken.
Haan: voerpikken van hanen tijdens onderlinge gevechten, de haan heeft geen honger, maar
hij weet niet wat hij moet doen met alle prikkels.
Omgericht gedrag
Wanneer dieren een sterke motivatie hebben om bepaald gedrag uit te voeren, maar dit niet
mogelijk is.
Bv: varkens houden van wroeten. Als er geen materiaal is om te wroeten naar voer, dan
zullen ze uit frustratie aan elkaar wroeten, met als gevolg wondjes. Door de wondjes worden
de varkens extra geprikkeld om door te gaan.
Apathie
Bij gebrek aan prikkels kan een dier helemaal geen gedrag vertonen. Bv dieren die lang vastgebonden
op een stal moeten staan, gedragen zich soms apathisch.
Het ethogram
Een beschrijving van waargenomen gedrag. Je kan het later beoordelen.
Je schrijft bv per tijdeenheid wat het dier voor gedrag vertoont.
Natuurlijke gedragingen
In feite is alle gedrag gericht op overleven. De natuur selecteert het gedrag dat functioneel is voor de
overlevingskansen van het dier of de soort. Als door gedragsveranderingen betere overlevingskansen
zijn, zullen de nakomelingen ook betere overlevingskansen hebben.
Samenlevingsvormen
- Solitair leven
o Alleen levend, mannetje en vrouwtje komen samen in paartijd.
o Bv katten (verdragen elkaar en sociaal als ze samen zijn opgegroeid), slangen en
Syrische hamsters.
- Paarvorming
o Het mannetje en vrouwtje leven samen (vaak levenslang) en zorgen samen voor
jongen.
o Bv parkieten, duiven en cichliden.
- Gezinsvorming
o Mannetje, vrouwtje en jongen blijven samen tot jongen volwassen zijn.
o Bv zwanen.
- Harem
o Dominant mannetje en aantal vrouwtjes.
o Bv cavia’s, paarden, konijnen, geiten en koeien.
, - Matriarchale orde
o Groep waarin vrouwtjes macht hebben, mannetjes leven buiten de groep en worden
alleen toegelaten voor paring.
o Bv olifanten.
- Oligarchie
o Groep van mannetjes en vrouwtjes. Paar mannetjes vormen dominantie elite en
beschermen groep. Niet-dominante volwassen mannetjes worden verstoten uit
groep.
o Bv honden (roedel).
- Kolonie
o Een grote groep van gelijken, paren of harems.
o Bv ratten.
Sommige dieren leven in tussenvormen, opsomming is niet compleet. Groepsvorm bepaald voor
groot deel welke dieren uit de groep voortplanten. Bij paarvorming geven alle dieren hun genen door
aan de volgende generatie. Bij een harem niet, dominante man heeft recht om te paren.
Rangorde in groepen
Bij alle dieren in groepen is er een rangorde, waarin in het sterkste dier bovenaan staat. Koeien zijn
bv vaak onthoornd, om verwondingen te voorkomen bij rangordegevechten. Een beperkte
leefruimte is een mogelijke oorzaak van verwondingen, want dieren kunnen elkaar niet voldoende
ontwijken en ontlopen zoals in natuur.
Bij kippen is het belangrijk dat er een toom is; een haan en een paar hennen. Dan is al het natuurlijke
gedrag mogelijk en ontstaan er geen problemen. Er is dan nog steeds een rangorde en pikorde, maar
door de dominantie van de haan loopt dit niet uit de hand.
Hiërarchie ontstaat door rangordegevechten en moet bij elke verandering in groep opnieuw. Voor
rust in de toom zo min mogelijk veranderingen.
Sociaal gedrag
Eetgedrag
Vaak verband tussen samenlevingsvorm en manier van eten. Kuddedieren (prooidieren) vormen
grote groep bij het eten ter bescherming van roofdieren. Ze eten eerst hun pens vol, om later in
beschutting te herkauwen (de herkauwers).
Vb: koeien, schapen, paarden, varkens, geiten, konijnen, kanaries en duiven.
Bij roofdieren zijn er zowel groepsdieren(hondachtigen) als dieren die solitair leven(katachtigen).
Solitaire dieren besluipen hun prooi, roofdieren jagen prooi op, omsingelen, vallen samen aan en
doden.
Let bij voeren op wat het natuurlijk eetgedrag van een dier is.
Winterslaap
Het zijn vooral de leefomstandigheden die voor de winterslaap zorgen; combinatie van
voedselpatroon en omgevingstemperatuur.
Warmbloedig dier in koude omstandigheden -> winterslaap om te overleven.
Manieren: winterrust, winterslaap en gaan trekken(vogels).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marchaslagter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.