Voer is opgebouwd uit droge stof en water. Voedingsstof van voer moet uit droge stof
komen. Droge stof geeft een verzadigend effect. De opnamecapaciteit wordt altijd
aangegeven in grammen of kilogrammen droge stof.
Voer met veel grammen droge stof per kg product -> per volume eenheid lichter van gewicht
(hoeft minder te voeren).
Als product minder dan 80% droge stof bevat, neemt risico bederf toe. Ga opzoek naar
bewaarmethoden.
Organische stof is brandbaar (energie). Na verbranding blijft de anorganische stof (as) over.
Organische stof: energie en eiwitten. Anorganische stof: mineralen en eventuele
verontreinigingen(gronddeeltjes)
In goed voer 6 voedingsstoffen: koolhydraten, vetten eiwitten, mineralen, vitamines en water.
Koolhydraten -> makkelijk verteerbaar koolhydraten en ruwe celstof. Makkelijk verteerbaar
(zetmeel en suikers) leveren energie dat snel beschikbaar is. Ruwe celstof kan hond niet
verteren, rund wel. Voor planteneters ruwe celstof belangrijk. Ruwvezel voor
darmperistaltiek.
Vetten meer energie dan koolhydraten. (compacte energieleveranciers). Energie in
koolhydraten is sneller beschikbaar. Vetten bestaan uit vetzuren. Essentiële vetzuren kan
dier zelf niet aanmaken en dus belangrijk. -> Linolzuur, linoleenzuur, arachidonzuur.
Hond alleen linolzuur, linoleenzuur. Kat alle 3. Goed voor weerstand, gezonde vacht en huid.
Vetten zijn nodig in voer omdat: compacte energie leveren, essentiële vetzuren bevatten,
vitamines, smakelijkheid.
Eiwitten opgebouwd uit aminozuren. Sommige aminozuren zijn essentieel. Herkauwers
weinig aminozuren essentieel. Voor kat = Taurine. Taurine alleen in dierlijke eiwitten.
Vetoplosbare vitamines: A,D,E,K -> vet van voedingsmiddelen, opgeslagen in lichaam
Wateroplosbare vitamines: B,C -> vocht van voedingsmiddelen, niet opgeslagen
Water onmisbaar.
- Nodig bij verschillende lichaamsprocessen -> chemische omzetting in cellen
- Bouwstof lichaam. 60-70%
- transport van voeding en afvalstoffen
- warmteregulatie
- melkvorming
,Granen bevatten hoog gehalte aan zetmeel en laag gehalte eiwit, vet, ruwe celstof,
mineralen en vitamines. Laag calciumgehalte en soms hoor fosforgehalte. Calcium-
fosforverhouding ongunstig. Gebruikte granen: Mais, tarwe, gerst, haver, milletzaad.
Peulvruchten hoog eiwitgehalte. (erwten, duivenbonen, linzen). In vogelvoer vaak raapzaad,
negerzaad, lijnzaad en zonnebloemzaad -> oliehoudende zaden. Grote hoeveelheid vet in
oliehoudende zaden worden vogels snel te dik.
Bij verwerking grondstoffen (granen,peulvruchten,zaden) ontstaan bijproducten. Bijproduct
suikerbiet is pulp. Belangrijkste bijproduct is zemelen, schroot en schilfers, pulp, melasse.
Soorten diervoer
Ruwvoer is met zekere structuurwaarde. Structuurwaarde bestaat uit het gehalte aan ruwe
celstof en de grofstengeligheid van het voer. Ruwvoer draagt bij herkauwers bij aan het
herkauwproces en werking van de voormagen. Herbivoren (planteneters) ruwvoer nodig als
bron van vezel voor goede vertering en krachtvoer voor bijvoorbeeld melkgift. Ruwvoer->
hooi,kuilgras,stro. Krachtvoer hoge energiegehalte per gram droge stof. bijvoorbeeld A-brok,
paardenbrok.
Bij huisdieren en vooral knaagdieren geven we enkelvoudig en gemengd voer. Enkelvoudig
bestaat uit een product (maiskorrels, gerst). Gemengd voer is samengesteld bijvoobeeld
verschillende granen (kippenvoer/knaagdierenvoer). Samengesteld voer of mengvoer ->
konijnenkorrel, leghennenkorrel, caviakorrel.
Volledig voeders- > Kant en klaar aangeboden. Heeft geen aanvulling nodig. (hondenbrok)
Onvolledig voer -> moet aangevuld worden. (diepvriesproducten) =tussendoortje
Geven van onvolledig voer komen eventuele gebreken pas laat stadium.
Reptielen eten vooral voedseldieren (muizen,ratten,hamsters). Maag van voedseldieren
moet goed gevuld zijn. Voedseldieren moeten van goede kwaliteit zijn (goede
mineralensamenstelling). Reptielen worden soms ook gevoerd met groenten en vruchten
(vers en gewassen). Voer van vissen = droogvoer, levend voer, diepvriesvoer.
Nierproblemen
Vanaf 5 jaar neemt nierfunctie af. Aan de hand van ureum en creatininewaarden in het bloed
kan nierfunctie worden bepaald. Als niet onvoldoende functioneert , worden giftige stoffen
onvoldoende uitgescheiden. Bij ernstige nierproblemen PU/PD(polydipsie en polyurie),
verminderde eetlust, vermageren, braken, stinkende adem.
Fosfor wordt onvoldoende uitgescheiden en stapelt daardoor op in het lichaam. Hierdoor
voelt dier zich beroerd. In nierdieet zit minder eiwit. Eiwit zorgt voor hogere hoeveelheid
afvalstoffen in de vorm van ureum en fosfor. Fosfor is ook verlaagd in voer. Nierdieet is erg
smakelijk omdat ze minder eetlust hebben.
Blaasgruis
Bij urine-ph boven 6,5 beginnen kristallen te ontstaan en van 7 ontstaan ze snel. Dit kun je
verminderen door toevoer van bouwstoffen te verminderen. Bij katten beperkte hoeveelheid
magnesium. Katten hebben vaak last van struvietkristallen opgebouwd uit magnesium,
,ammonium en fosfaat. Dieet tegen struvietstenen zijn in staat op stenen op te lossen.
Calciumoxalaatstenen niet op te lossen -> operatie
Allergie/huidprobleem
Als een dier allergisch is voor een stof in de voeding -> vrijwel altijd eiwit in die voeding.
Probleem oplossen door die stof niet in voeding voor te laten komen -> Eiwit geven die niet
eerder gegeven zijn aan dier. ( hypoallergeen) -> hierin zit 1 eitwit en zeer hoog verteerbaar.
Kan levenslang gegeven worden.
Maag/darm problemen
Meest voorkomende diarree en braken. Kortdurende problemen-> dieet korte tijd geven. Bij
chronische problemen -> levenslang dieet. Bij dieren die braken is van belang hoog
verteerbaar voer met beperkte hoeveelheid vet. Vet vertraagt maaglediging en kans braken
hoger. Dier niet laten vasten, aangezien darmcellen door hun voeding afhankelijk zijn van de
voedingsstoffen in de darminhoud.
Als bij diarree de problemen te maken hebben met onvoldoende vertering van voeding,
ontstaat de diarree doordat er in de darminhoud onverteerde voedingsstoffen achterblijven. -
> geeft een dieet dat hoog verteerbaar is en vetarm. Diarree kan ook ontstaan door allergie.
Darmwand raakt ontstoken -> hypoallergeen voer geven.
Ook kan diarree ontstaan in een afwijkende of tekortschietende mobiliteit van de darmen. De
peristaltische darmbewegingen zullen de darminhouden naar achteren doen bewegen.
Daarnaast knedende bewegingen die de afvoer van darminhoud naar achteren afremt. Een
veranderende balans kan resulteren in diarree. -> Dieet met veel vezels die geschikt zijn
voor honden en katten.
Verschil tussen dieet en gewoon voer
Dieetvoer is duurden en de eigenaar zal teruggaan naar goedkoper voer. Etiketten worden
vergeleken en is niet veel verschil volgens eigenaar. Toch is er veel verschil. De
hoeveelheid van een voedingsstof in verschillende voedingen kan niet altijd worden afgeleid
uit het percentage op etiket. Om dit te vergelijken moeten alle percentages omgerekend
worden naar percentages in droge stof.
Drogestofgehalte = 100% - gehalte aan vocht
%voedingsstof in voer / %droge stof in voer x 100% - % voedingsstof in droge stof
Blikvoeding 11 % eiwit en 80% vocht * 11/(100-80) x 100 = 55% *
11 % lijkt laag maar is uiteindelijk 55 % !
, Kwaliteit van voer
Kwaliteit wordt bepaald door: houdbaarheid, afwijkingen, voederwaarde, smaak en geur,
verteerbaarheid, kwaliteit gebruikte grondstoffen.
Houdbaarheid -> samenstelling, conservering en bewaarcondities. Voer dat veel vet bevat =
minder lang houdbaar. Als aan voer antioxidanten wordt toegevoegd, blijven vetten langer
goed. Koel, droog en donker bewaren!
Afwijkingen zoals schimmel, zuur en rans kunnen kwaliteit en smakelijkheid van dat voer
beïnvloeden. Warme omstandigheden -> ontstaat schimmel, kan zuur worden = bederving.
Altijd de kwaliteit beoordelen voordat je voer geeft. Bij blikvoer kijk de randen na of deze niet
beschadigd zijn ( hierdoor kan lek ontstaan = bederf ). Na openen beoordeel kleur, geur en
consistentie. Bij brokken opletten of deze vochtvrij bewaard zijn. Aanwezigheid van vocht ->
brokken vallen uit elkaar of voelen zacht aan. Let op aanwezigheid schimmels. Ook bij
kuilvoer let op schimmels. Als er dode dieren in kuil terecht zijn gekomen, hele baal
verwijderen -> kans op botulisme.
Voer en water verstrekken
Hoeveel voer en water en wanneer? Hoeveel porties? hoe groot verschillende porties? Dit
kun je zien op een voerschema. Dit is handig als er verschillende personen werken. Wat een
dier volgens standaardnormen nodig heeft is onderhoudsvoer. Moet het dier arbeid
verrichten, zoals paard op wedstrijd of koe melk produceren dan moet het dier extra
productievoer hebben.
Voerfrequentie
Bij reptielen is voerfrequentie belangrijk. Kleine reptielen dagelijks en grote soms eenmaal
per week. Herbivoren eten vaker en carnivoren 1-2 keer per dag. Zeer kleine dieren moeten
de hele dag door kunnen eten.
Als je wilt weten hoeveel een dier moet eten, moet je kijken hoe het in de natuur gaat. Dit is
niet altijd mogelijk bijvoorbeeld bij een paard (moet de hele dag kunnen eten). Geef dan hard
hooi waar hij vaak op moet kauwen. Als je te veel voer geeft, kunnen er problemen komen.
Bijvoorbeeld een hamster gaat het voer opslaan en bederft.
Rantsoenberekening
Voer kan beperkt of onbeperkt gegeven worden. Bij beperkt -> De dieren die laag in
rangorde staan, nemen minder op. Meer voer = voer sneller opgenomen. Koeien met hoge
melkgift moeten continu bezig zijn met voer opnemen en kauwen. Een paard heeft geen rem
met eten -> wordt te dik. Bij onbeperkt voer is kans op bederf en verspilling groot.
Productiedieren -> ruwvoer onbeperkt. Daarnaast krachtvoer.
Honden en katten -> hoeveelheid gevoerd moet worden staat op verpakking. Kan 25%
eronder of erboven.
Kleine huisdieren -> Geen wetenschappelijke normen. = natuurlijk omstandigheden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marchaslagter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.