Het studieonderwerp van een wetenschap wordt het object genoemd. Bij psychologie is er
zowel intern (binnen een wetenschap) als extern (vanuit andere wetenschappen) geen
eenduidigheid over het object. De psychologische wetenschap bestaat ongeveer 130 jaar en
kent intern verschillende theoretische stromingen. De verschillen in hun keuze van het
object bv gedrag, onbewuste etc.
Ook verschilt de methode waarmee kennis wordt verworven.
De psychologie is extern niet goed afgebakend van andere wetenschappen, omdat bijna alle
onderwerpen in andere wetenschappen ook wordt bestudeerd.
Prevalentie is de mate waarin een stoornis of ziekte voorkomt. Lifetime prevalentie geeft
men aan hoe groot het deel van een groep is dat ooit in zijn leven een bepaalde stoornis of
ziekte heeft gehad of nog steeds heeft. Oude en nieuwe gevallen worden samen opgeteld en
gedeeld door de totale onderzoeksgroep, het percentage heet> cumulatieve maat.
Toch een soort definitie van psychologie: psychologie is een wetenschap waarbij zowel het
gedrag van mensen wordt bestudeerd als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij
het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt.
Verschil met andere theorieën is dat in psycho. Theorieën de beschrijving en verklaring van
het object vooral plaatsvinden op individueel niveau.
Een wetenschap kan getypeerd worden aan de hand van de soorten vragen en problemen
(het object), de methoden en theorieën en het maatschappelijk draagvlak. De laatste kun je
zien in de weerklank die de wetenschap vindt in de maatschappij.
Theorieën zijn referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan. Ze bieden
interpretaties waarmee verschijnselen bekeken en verhelderd worden.
Functies van theorieën:
De systematiserende of ordenende: het systematisch weergeven (beschrijven) van
wat er wordt waargenomen. Wetenschappelijke kennisverwerving verloopt via
expliciete regels : de procedure moet duidelijk en controleerbaar zijn. Bevindingen
moeten herhaalbaar zijn.
Hierbij moet wel gezegd worden dat ook wetenschappers geen objectieve
waarneming hebben, hun waarneming is theoriegeladen : hun referentiekader
bepaald wat ze zien. Daarom kunnen psychologen gedrag ook verschillend
waarnemen en verklaren.
Het is nodig om naar verschillenden theorieën en inzichten te kijken anders wordt de
theorie een dogma.
Verklaren en voorspellen: resultaten van een experiment kunnen verklaard worden
door aan te geven dat ze in specifieke omstandigheden bereikt worden. Op grond
daarvan kan ook voorspeld worden wat de uitkomst zal zijn.
Heuristisch: op grond van het inzicht dat de theorie heeft opgeleverd kunnen nieuwe
voorspellingen worden gedaan. (iets waar eerder nog niet op die manier naar was
gekeken).
De wetenschappelijke Psychologie komt voort uit filosofische tradities. In 1889 werd in Parijs
het eerste internationale congres voor psychologie gehouden. Ze dachten dat de
, toekomstige psychologie de mens zou helpen zijn bestemming te vinden. Hoe dit doel
bereikt moest worden waren verschillende meningen over: sommige vonden dat de
psychologie over alomvattende theorie van het psychische functioneren moest beschikken
voordat het praktisch kon worden toegepast. Andere vonden dat kennis dienstbaar moest
zijn aan concrete maatschappelijke doeleinden: de maatschappelijke problemen moesten de
doeleinden bepalen. Hierdoor ontstonden meerdere stromingen die bestonden uit groepen
wetenschappers met eigen vraagstellingen en onderzoeksmethoden. Er ontstond
schoolvorming. Ze vormden eigen taal, begrippen, tijdschriften etc. en er werd niet meer
gekeken of gebruik gemaakt van andere gezichtspunten.
Dit is achter de rug: binnen de scholen zijn weer verschillende accenten gelegd bv meerdere
soorten psychoanalyse. Er is laatste tijd ook steeds meer samenwerking tussen de
verschillende scholen.
Psychologische stromingen hebben een cultuurhistorische bepaaldheid: ze zijn het product
van de tijd. Ook reageren ze op elkaar. Als de ene stroming een probleem verwaarloosd
zullen er nieuwe stromingen ontstaan of andere hier juist mee aan de slag gaan. Er is/was
ook slingerbeweging in de stromingen. Als er bijvoorbeeld vooral autoritaire hulpverlening
bestaat zal er non directieve hulpverlening komen en vaak weer andersom. Tegenwoordig
maken stromingen ook gebruik van elkaar en zien overal iets in: ze denken pragmatisch.
De nadruk ligt tegenwoordig ook op de effectiviteit: er is minder nadruk op de theoretische
uitgangspunten en meer op het praktisch nut. (evidence based).
Mensbeelden
Een mensbeeld is hoe de mens wordt opgevat, een voorbeeld ter navolging.
Een mensbeeld kent twee aspecten: een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen
(de bodem van het menselijk bestaan) bv: verschil tussen mens en dier of kind en
volwassene
en een verwijzing hoe mensen behoren te zijn ( het doelbeeld) dit is de morele visie, staat
centraal hoe een mens zich hoort te gedragen. Hiermee sturen we ons eigen handelen aan
en beoordelen we het gedrag van anderen. Mensbeelden worden beïnvloed door
historische, culturele en religieuze invloeden. Nu staat bijvoorbeeld de individuele
verantwoordelijkheid centraal. In niet-westerse culturen ligt de nadruk meer op familie en
de groep, dit heten fijnmazige culturen.
Mensbeelden hebben ook consequenties voor opvattingen over gezondheid en ziekten. In
het westen de hersenen centraal gesteld.
De indeling van theoretische stromingen wordt voor de duidelijkheid in twee indelingen
verdeeld: de mensbeelden en het biopsychosociaal model. In het laatste wordt benadrukt
dat de menselijke werkelijkheid in verschillende niveaus is op te delen: het biologisch niveau,
het psychisch niveau en het sociale niveau. Alle 3 de niveaus spelen een rol bij het ontstaan
van gedrag.
Er zijn drie niveaus van menselijk gedrag (mensbeelden) het niveau van het mechanisme, het
organisme en de persoon. In moderne opvattingen wordt ervan uitgegaan dat elk niveau in
menselijk gedrag aanwezig is, waarbij het persoonlijke het meest complexe is en de andere 2
omvatten. De andere twee omvatten niet het persoonlijke. Hoe hoger het niveau hoe
complexer het gedrag.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hilson. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.