100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Grondslagen Van Klinische Psychologie () met oefenvragen $4.87   Add to cart

Summary

Samenvatting Grondslagen Van Klinische Psychologie () met oefenvragen

 48 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van alle begrippen uit de hoorcolleges van de cursus Grondslagen van de klinische psychologie met de meeste bijbehorende artikelen en oefenvragen.

Preview 4 out of 40  pages

  • February 7, 2021
  • 40
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 1
De eerste KP begon in 1896 in Amerika met een kliniek. 10 jaar later was hij de eerste die
een wetenschappelijk tijdschrift oprichtte. Het ging vooral over retardeerde kinderen. In
1905 werd de intelligentietest bedacht door Binet. Het doel was steeds meer om de kennis
toe te passen. In de WO1 werden er testen afgenomen om erachter te komen welke
soldaten uitgezonden konden worden. Vooral nu nog bezig met diagnostiek en niet
behandelen, dat deden psychiaters. Mensen kwamen terug met Shellshock neurose wat een
voorstadium was van PTSD. In 1940 werd de klinische psychologie opgericht binnen de APA
en hierbij werd het erkend. Ook na de WO2 kwamen mensen terug maar er was wel een
behandeling voor maar door een overschot aan patiënten vroegen psychiaters psychologen
om te behandelen. Hierna kwam een graduate programma met het Boulder Model (scientist
practicioner) waarbij je onderzoek en behandeling combineert. In de jaren 60 kreeg
psychotherapie een grote rol binnen de KP. In 1973 werd het Vail model (practicionor
scholar) gebruikt en in NL gebruiken we beiden. Piet Calon was de eerste Nederlandse KP. In
1966 werden psychologen geregistreerd. In de jaren 80 werd psychotherapie belangrijker
dan diagnostiek. Als laatst werd men BIG geregistreerd.

Klinische psychologie gaat over mentale en gedragsstoornissen. Deze stoornissen hebben
abnormaliteit gemeen. Abnormaal heeft 7 betekenissen volgens het boek. Of klinische
psychologie echt over abnormaliteit gaat gaan we nu kritisch bespreken. Als
gedragsstoornissen echt abnormaal zijn hoop je dat iedereen zit bij ja & ja en nee & nee. Dus
als er sprake is van abnormaal gedrag is er ook sprake van gedragsstoornissen en van geen
abnormaal gedrag ook geen gedragsstoornissen. Als er zou blijken dat er abnormaal gedrag
is maar geen gedragsstoornis is of andersom dan is er een probleem. Het boek stelt de 7
definities van abnormaliteit om te kijken of er een probleem is:

1. (Sociaal) dysfunctioneel
Kan je met dit criterium gedrag uitputtend classificeren in de ja & ja en nee & nee? In de nee
& nee komt het dagelijkse leven (95%) van de gedragingen. De ja & ja zijn
gedragsstoornissen die sociale dysfunctie representeert is bijvoorbeeld een psychose. Nu
komt een gedragsstoornis maar geen sociale dysfunctie; alcoholverslaving of OCD waarbij
men wel apart gedrag vertoont maar geen sociale dysfunctie per se ervaart. Dan is er wel
een sociale dysfunctie maar geen gedragsstoornis zoals; verlegenheid en pesten wat niet
onder een gedragsstoornis valt.

2. Irrationeel
Gedrag dat irrationeel/onbegrijpelijk is en ook een gedragsstoornis is kunnen psychoses
(wanen), schizofrenie en anorexia zijn. Gedragsstoornissen die niet onbegrijpelijk zijn heten
trauma (PTSD). Een onbegrijpelijke of irrationele gedragingen die niet een gedragsstoornis
zijn daaronder vallen cultuurspecifieke regels en onverantwoorde uitbestedingen.

3. Onvoorspelbaar
Bij gedragsstoornissen die onvoorspelbaar zijn kan je bijvoorbeeld denken aan borderline.
Hierbij kan men veel mood swings ervaren. Een gedragsstoornis die geen
onvoorspelbaarheid heeft is bijvoorbeeld dwang en autisme. Bij onvoorspelbaar gedrag dat
niet classificeert als een gedragsstoornis kan je denken aan rouw, puberteit en theater
(kunst of sport).

,4. Opvallend/onconventioneel
Een onopvallende/onconventionele stoornis dat ook een gedragsstoornis is worden ook wel
manie genoemd. Een gedragsstoornis die onopvallend is; mensen met een depressie of
sociale fobie. Een opvallende gedraging dat niet een gedragsstoornis is; streaken.

5. Ongemakkelijk gevoel buitenstaander
Een gedragsstoornis dat zorgt voor een ongemakkelijk gevoel voor de buitenstaander zijn
autisme, antisociaal, gille de la Tourette. Een gedragsstoornis dat geen ongemakkelijk gevoel
oproept bij anderen zijn specifieke fobieën. Een ongemakkelijk gevoel maar geen
gedragsstoornis zijn zweetlucht en slechte hygiëne.

6. Immoreel
Een gedragsstoornis dat immoreel is zijn psychopathie, pedofilie als voorbeeld. Immoreel
gedrag dat geen gedragsstoornis is wordt ook wel pesten of criminaliteit genoemd. Een
gedragsstoornis die niet immoreel is heet de enkelvoudige fobie.

Nu hebben we 6 betekenissen van abnormaal gedrag besproken waarbij er uitzonderingen
bestaan in verhouding met gedragsstoornissen. Deze werden vrij makkelijk gevonden in het
hoorcollege. Je zou dan denken dat er toch iets mis is bij de definities van abnormaliteit van
het boek. De laatste betekenis is wat moeilijker omdat dit een vereiste is voor een stoornis.

7. Persoonlijk lijden
Sociale angst gaat samen met lijden en een gedragsstoornis. Het persoonlijk lijden met geen
gedragsstoornis kan je wel invoeren namelijk liefdesverdriet of rouw. Een gedragsstoornis
die niet samengaat met persoonlijk lijden bestaat niet omdat het een criteria is voor een
stoornis.

Wakefield zegt dat het bij gedragsstoornissen gaat over een ‘harmful dysfunction’. Die
dysfuncties zijn onderverdeeld in cognitieve, affectieve en conatieve functies. Harm gaat
over lijden bij jezelf of anderen. Deze beide onderdelen, harm en dysfunctie, tellen samen
alleen als gedragsstoornissen! Waarschuwing, misverstand op de loer!
1. Psychiatrische stoornis (bv depressie) vaak gezien als onderliggende “dysfunctie”
2. Psychiatrische symptomen (bv lusteloosheid, slaapproblemen) is “harm”.
3. ‘Dysfunctie/stoornis’ (A) zou oorzaak zijn van symptomen (B) Dit is echter onzin

Maar dan kan jij je afvragen als je depressie hebt
zonder onderliggende probleem waar komt dat
cluster van symptomen dan vandaan? Meestal
door stress. Dit is de oorzaak en lijdt vaak tot een
depressieve stemming wat leidt tot slapeloosheid
en vervolgens vermoeidheid. Dus symptomen
beïnvloeden elkaar en de stoornis beïnvloed dus
niet de symptomen. Het is een domino-effect dat
in stand wordt gezet door de omgeving. Dit is niet
uniek voor de psychologie maar ook van de
biologie etc. Dysfuncties gevolg van causale
relaties (de pijlen) in netwerk.

,Hoorcollege 2
Er bestaan feiten, theorieën over die feiten (hypothesen) en theorieën over een theorie
(meta- theorie). Voorbeelden van een meta-theorie zijn de volgende vragen: Wat is een
goede theorie en Wat is een wetenschappelijke verklaring? De meta-theorie is een
onderwerp van de wetenschapsfilosofie of kennisleer. Dit is relevant omdat er aandacht
wordt gegeven op de mogelijkheden en grenzen van de wetenschap, het herkennen van
pseudowetenschap, relatie levensbeschouwing en wetenschap & alternatieve feiten dus
fake news ontkrachten.

We bedrijven wetenschap omdat we willen begrijpen wat we waarnemen. Een beschrijving
van de situatie (wat) leidt niet tot begrip maar bij de vragen waarom en hoe komt dat zo wel.
Een theorie gaat over algemene wetmatigheden en hypothesen over waarnemingen. Een
verklaring gaat over logisch “onderbrengen’ van speciale waarneming bij algemene
wetmatigheid. Hier een voorbeeld:
 Alle mensen zijn sterfelijk
 Socrates is een mens
 Dus : Socrates is sterfelijk
Dit kan je versimpelen tot de regel: A= B; waarneming: C=A; conclusie C=B. Deze verklaring
leidt tot nieuwe verklaringen. Dit soort wetenschappelijke verklaringen leveren ons begrip
op. Ook de mogelijkheid tot voorspellen. Ook om in te grijpen of manipuleren. Deze
redenering lijkt vrij duidelijk maar pas op voor drogredeneringen! Dit zijn redeneerfouten die
kunnen leiden tot een vertekening. Er zijn er 2 namelijk: (A=B; C=B; conclusie C=A)

Ex consequentia argument Ex juvantibus argument
 Anorexia patiënten zijn sprietmager  Gegeven: Farmacologische verhoging van
 Anneke is sprietmager serotonine vermindert depressie
 Dus: Anneke lijdt aan anorexia  Dus: depressie wordt veroorzaakt door
serotonine tekort.
Bij de eerste zijn er verschillende redenen van sprietmagerheid zoals een groeistoornis of
een hormoonstoornis bijvoorbeeld. Die tweede kan anders genoemd worden namelijk
paracetamol vermindert hoofdpijn dus de hoofdpijn is veroorzaakt door tekort aan
paracetamol.

Weer terug naar algemene wetmatigheden. Hoe komen we aan kennis hierover?
1. Aangeboren (fylogenetisch)
Immanuel Kant→ ordenen van waarneming in ruimte/tijd is aangeboren. Een kindje weet
hoe hij aan een tepel moet zuigen om er melk uit te krijgen. Een empirische illustratie
hiervan komt door Lorenz met het Goose-Hawk effect. Ze testten dit met kuikentjes en lieten
de afbeelding een kant uitdraaien en als er de ganskant werd opgedraaid gingen de
kuikentjes door met eten maar als er de havik kant werd uitgedraaid ging men zich
verschuilen. Blijkbaar is er een aangeboren gevoel van dreiging waardoor ze kennis hebben
van de wereld. Een ander voorbeeld is van Chomsky die vond dat een kind een soort
generatieve grammatica heeft waardoor het een vermogen heeft om een taal aan te leren.

2. Aangeleerd (ontogenetisch)
Hieronder valt (pre) wetenschappelijk onderzoek waarbij we kennis aanleren door de
gegevens die we verzamelen. Het idee is dat kennis leidt tot generalisatie. Generalisatie van
aparte waarneming tot algemene wet (inductie): alle zwanen die ik zie zijn wit.

, David Hume kwam met het inductieschandaal. Het idee was dat we wel heel veel zwanen
kunnen observeren maar er nooit achter kunnen komen of alle zwanen wit zijn. Het aantal
waarnemingen zijn beperkt en kan nooit leiden tot een algemene wet. Karl Popper kwam
met de oplossing. De oplossing is bedacht in het klinische psychologie vakgebied. Dus de
theorie bewijzen is zowat onmogelijk maar het ontkrachten kan misschien wel. Popper
kwam daarom dus ‘Verificatie werkt niet voor de vooruitgang van wetenschap maar door
falsificatie wel. Een ontkrachte theorie is de motor van de vooruitgang. Kennis groeit niet
door ophoping van waarheid, maar door eliminatie van onwaarheid/vergissingen. Cruciaal
kenmerk van wetenschappelijke theorieën: weerlegbaarheid. Onweerlegbare theorieën zijn
op voorhand onwetenschappelijk. Dus niet toetsbare theorieën hebben geen potentiële
falsificatoren. Wetenschappelijke kennis: nooit ‘definitief’ en altijd ’voorlopig’: Door
onderzoek toenemende “verisimilitude”. De ultieme waarheid heb je als wetenschapper niet
in de hand maar je kan wel minder dom worden.

We zijn op zoek naar algemene regels van het gedrag van mensen. Hoe komen we daaraan?
Strategie 1: Klinische ervaring
Clinici vertrouwen op hun persoonlijke ervaringen omdat ze generalisatie toepassen tot
algemene wetten. Ik zie veel zwanen dus zwanen zouden wel wit zijn. Het vertrouwen in de
klinische ervaring is hoog alleen dat is onterecht. Mensen met veel ervaring zijn wel sneller
maar niet meteen accurater. Er zijn een aantal redenen waarom de onbetrouwbaarheid van
clinici problematisch is. De eerste is dat de feedback te traag of afwezig is. Dus je behandelt
effectief denk je maar je weet niet of dat werkelijk zo is waardoor je niet leert. Een ander
punt is dat ‘Als A, dan B’ in de KP een waarschijnlijkheidsrelatie is dus ‘Als A, dan een
verhoogde kans op B’. Maar men is slecht in intuïtieve kansberekeningen. Als laatst de
conformation bias op grote schaal waarbij je een hypothese probeert te bevestigen en
falsificaties verwerpt. Je neemt psychologische tests om bias tegen te gaan van een expert.
Conclusie: meervoud van klinische ervaring is niet “wetenschappelijke kennis”.

Strategie 2: Correlationeel/cross-sectioneel onderzoek
Hierbij ga je uitzoeken: hangt A met B samen over tijd? Als er hier een correlatie is dan
worden er 2 problemen veronderstelt. Het causale verband en een derde variabele kunnen
nog een rol spelen. De causale relatie kan A -> B zijn of dat B -> A maar welke weet je niet.
Een derde factor C kan een verklaring zijn voor de stijging in zowel A als B. Op deze vragen
geeft correlationeel onderzoek geen antwoord.

Strategie 3: Prospectief onderzoek
Je weet dat oorzaken voorafgaan aan gevolgen. Daarom kan je testen of A inderdaad voor B
komt. Echter het probleem van een derde variabele kan bestaan. Maar er is sprake van nog
een drogreden: post hoc ergo propter hoc (Na de gebeurtenis betekent door de
gebeurtenis).

Strategie 4: Experimenteel onderzoek
Het doel hiervan is om causaliteit te identificeren. Je gaat A manipuleren om een
verandering te vinden in B. Hiermee kan je kijken of A een causale rol speelt bij B. Bij een
toename van A hoop je op een toename van B (inductie-pathologie) en bij een afname van A
hoop je op een afname van B (reductie-pathologie). Maar realiseer je wel dat experiment
wel kunstmatig is!

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ikokoutchri. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79223 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.87  1x  sold
  • (0)
  Add to cart