Behaald cijfer: 8.
Dit is een losse samenvatting van het boek Insolventierecht dat is geschreven door J.B. Huizink. Het betreft de 9e druk. Dit boek is voorgeschreven voor het vak Insolventierecht. Voor een volledige samenvatting inclusief de overige literatuur bekijk of mijn bundel of de loze l...
1. Faillissementswet, surseance en schuldsanering
De Faillissementswet spreekt voor het faillissement neutraal van de ‘’schuldenaar die in een toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen’’ (art. 1 Fw). Ook bij surseance gaat het over ‘’de
schuldenaar die voorziet dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal kunnen voortgaan’’
(art. 214 lid 1 Fw). In die zin wordt een oplichter dus niet anders behandeld dan degene die buiten zijn
schuld bankroet is gegaan. Bij de Wsnp is dit anders. Voor toepassing van die regeling was nodig dat
de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is
geweest. Deze open norm is inmiddels vervangen door een stelsel van cumulatieve
toelatingsvoorwaarden waardoor de toegang tot de schuldsaneringsregeling beperkt werd tot degene die
‘’er klaar voor zijn’’.
Het faillissement is een algemeen beslag op de goederen van een schuldenaar ten behoeve van zijn
gezamenlijke schuldeisers. Alle goederen worden geëxecuteerd en de opbrengst wordt onder aftrek
van de faillissementskosten uitgekeerd met inachtneming van de hoofdregel van art. 3:277 BW dat de
opbrengst gelijkelijk onder de schuldeisers wordt verdeeld, behoudens door de wet erkende redenen
van voorrang.
Surseance is juist niet gericht op executie van de goederen van de schuldenaar en verdeling van de
opbrengst onder schuldeisers. Surseance heeft tot gevolg dat een schuldenaar gedurende enige tijd niet
tot betaling van zijn schulden kan worden gedwongen. De gedachte is dat de schuldenaar door uitstel
van betaling de gelegenheid krijgt om orde op zaken te stellen. De schuldenaar kan ook proberen met
de schuldeisers een betalingsregeling te treffen, een akkoord in de zin van art. 252 Fw. Weet de
schuldenaar dat niet te bewerkstelligen, dan loopt de surseance in de regel uit op een faillissement.
Uitwinning van de goederen van de schuldenaar leidt zelden tot volledige voldoening van de
schuldeisers. Als de schuldenaar een rechtspersoon is, wordt deze na faillietverklaring ontbonden.
De schuldsaneringsregeling biedt de schuldenaren de kans om na verloop van zekere tijd met een
schone lei te beginnen: vorderingen schuldeisers worden omgezet in natuurlijke verbintenissen (art.
358 Fw).
2. Verschillende schuldenaren
In de Fw wordt de term schuldenaar gebruikt voor de gefailleerde en degene aan wie surseance is
verleend. In de praktijk worden ook wel failliet, gesurseëerde en sursiet gebruikt. Natuurlijke personen
en rechtspersonen kunnen in staat van faillissement worden verklaard. De schuldsaneringsregeling
staat echter alleen open voor natuurlijke personen (art. 284 lid 1 Fw). Dit geldt ook indien zij een
zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen en uit dien hoofde als ondernemer kunnen worden aangemerkt.
Surseance kan niet worden verleend aan particulieren (art. 214 lid 4 Fw).
3. De Faillissementswet
Het faillissement wordt ingeluid door het vonnis van faillietverklaring (art. 1 Fw). Naast dit vonnis is
een tweede essentieel moment de overgang van de conservatoire fase naar de executoriale fase. Bij
het conservatoir beslag moet nog maar blijken of het recht dat de beslaglegger poogt te bewaren echt
bestaat. Zodra de beslagleger een executoriale titel verkrijgt en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is,
gaat volgens Rv het conservatoire beslag over in een executoriaal beslag.
De regeling in de Fw vertoont verwantschap met de gang van zaken in het beslag- en executierecht. Het
vonnis van faillietverklaring bewerkstelligt een algemeen faillissementsbeslag ten behoeve van de
gezamenlijke crediteuren en roept een nieuwe rechtstoestand in het leven (constitutief vonnis). Door
het faillissementsbeslag wordt het vermogen van de schuldenaar in eerste instantie gefixeerd. De
schuldenaar kan door het faillissement niet langer over zijn goederen beschikken. Die bevoegdheid
gaat over op de curator. De schuldeisers krijgen na faillietverklaring van hun schuldenaar de
, gelegenheid om hun vorderingen bij de curator aan te melden. De grootte van de vorderingen, of zij
opeisbaar zijn en in hoeverre voorrang bestaat, wordt vastgesteld in de verificatievergadering. Slechts
de geverifieerde vorderingen kunnen worden verhaald op de opbrengst van de onder het
faillissementsbeslag vallende goederen van de schuldenaar.
De verificatievergadering vormt het omslagpunt van de conservatoire naar de executoriale fase van het
faillissement. Daar worden de schulden van de gefailleerde vastgesteld en vastgelegd in een proces-
verbaal. Als de schuldenaar op die vergadering geen akkoord aanbiedt, verkeert de boedel van
rechtswege in staat van insolventie (art. 173 Fw): de schulden van de gefailleerde staan vast en worden
niet voldaan. De goederen van de schuldenaar worden uitgewonnen en de opbrengst wordt onder de
schuldeisers verdeeld. Het akkoord is een soort schikking tussen de schuldenaar en zijn crediteuren,
waardoor voorkomen wordt dat de staat van insolventie intreedt en het faillissementsbeslag een
executoriaal karakter krijgt. Zodra het akkoord definitief is (goedgekeurd door de rechter) eindigt het
faillissement (art. 161 Fw). Het faillissementsbeslag vervalt dan zonder dat het in een executoriale fase
is overgegaan.
De centrale figuur in het faillissement is de curator. Hij wordt bij faillietverklaring aangesteld (art. 14
Fw) en is belast met het beheer en de vereffening van de goederen van de schuldenaar, oftewel met de
afwikkeling van de boedel (art. 68 Fw). Daarnaast wordt een rechter-commissaris benoemd, die
toezicht houdt op de verrichtingen van de curator.
Zoals gezegd leidt surseance van betaling niet tot een algemeen beslag op de goederen. Wél wordt
door de rechtbank een bewindvoerder benoemd, die samen met de schuldenaar het beheer over diens
zaken voert. Anders dan een failliet verliest de schuldenaar in dit geval niet de beschikking over zijn
goederen. De schuldenaar heeft wél de medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerder
nodig (art. 228 lid 1 Fw). Surseance wordt eerst voorlopig verleend (art. 215 lid 2 Fw). Vervolgens
vindt er een raadpleging van de schuldeisers plaats over de vraag of de surseance definitief moet worden
verleend (art. 218 lid 1 Fw). Als een bepaald aantal schuldeisers zich tegen definitieve verlening verzet,
wordt het verzoek afgewezen. Het uitstel van betaling geldt voor maximaal anderhalf jaar, verlenging
is echter mogelijk (art. 223 Fw). De bewindvoerder moet in de gaten houden of er geen benadeling van
schuldeisers plaatsvindt. Is dit wel het geval, dan kan de bewindvoerder de rechtbank verzoeken de
surseance van betaling in te trekken (art. 242 Fw).
In de schuldsaneringsregeling verliest de schuldenaar de bevoegdheid om over tot de boedel
behorende goederen te beschikken en ten aanzien van die goederen feitelijke handelingen te verrichten
en toe te laten (art. 296 lid 1 Fw). Een bewindvoerder wordt belast met het beheer en de vereffening
van de boedel (art. 314 en 316 lid 1 Fw). Zodra de toepassing van de schuldsaneringsregeling is
uitgesproken verkeert de boedel in staat van insolventie en moet de bewindvoerder overgaan tot
vereffening en tegeldemaking (art. 347 Fw). Belangrijk verschil met het faillissement is dat de
uitdeling naar evenredigheid van ieders vordering geschiedt, met dien verstande dat de bevoorrechte
schuldeisers in beginsel een twee keer zo groot percentage ontvangen als de concurrente crediteuren
(art. 349 lid 2 Fw). Dit is dus een ingrijpende wijziging in de systematiek van art. 3:277 en 3:278 BW.
4. De praktijk
Faillissement en SVB1 sluiten elkaar uit. Als dan ook een faillissementsaanvraag en een verzoek tot
surseance gelijktijdig aanhangig zijn, moet eerst het surseanceverzoek in behandeling worden
genomen (art. 218 lid 6 Fw). Surseance wordt vervolgens dadelijk voorlopig verleend, ongeacht of
het vooruitzicht bestaat dat de schuldenaar zijn schuldeisers (gedeeltelijk) zal kunnen bevredigen (art.
215 lid 2 Fw). Dit kan dus worden gebruikt als manier om het faillissement af te wenden.
1
Surseance van betaling
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurens_meiavonden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.