,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: plaatsbepaling en basisbegrippen ........................................................................ 3
Hoofdstuk 2: vraag ..................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 3: aanbod .................................................................................................................. 7
Hoofdstuk 4: markten ................................................................................................................ 9
Hoofdstuk 5: overheidsingrijpen in markten ........................................................................... 12
Hoofdstuk 8: groei en conjunctuur .......................................................................................... 18
Hoofdstuk 9: arbeidsmarkt en overheidsbeleid ....................................................................... 20
Hoofdstuk 11: vrijhandel, protectionisme en mondiale samenwerking ................................. 23
Hoofdstuk 12: betalingsbalans en valutamarkt ....................................................................... 25
2
,Hoofdstuk 1: plaatsbepaling en basisbegrippen
2 soorten omgevingsfactoren die de onderneming beïnvloeden:
• Macro- omgeving: hebben veel invloed op de onderneming, maar de onderneming kan dit
zelf niet beïnvloeden. (DESTEP)
• Directe omgeving: partijen op de in- en
verkoopmarkten
Schaarste: onvoldoende middelen hebben om alle
behoeften en doelen te realiseren. Potentiële vraag is
groter dan het potentiële aanbod. De middelen in de
vorm van geld, tijd en productiemiddelen zijn alternatief
aanwendbaar, ze zijn voor verschillende doelen
bruikbaar. (als je ze voor iets inzet, kun je ze niet meer
ergens anders voor gebruiken)
Elke keuze brengt kosten met zich mee in de vorm van opbrengsten van het beste niet gekozen
alternatief. De gemiste kosten heten alternatieve kosten of opportunity costs
Welvaart: geeft de mate aan waarin consumenten met behulp van schaarste, alternatief
aanwendbare middelen in hun behoeften kunnen voorzien, gelijk aan bbp
Vrije goederen: onbeperkte beschikking (zonlicht)
4 productiefactoren
1. Kapitaal: alle geproduceerde middelen die je voor de productie van andere goederen en
diensten kunt gebruiken (rente)
2. Arbeid: tijd en inspanning die mensen besteden aan de productie van goederen (loon)
3. Natuur: alle natuurlijke hulpbronnen, zoals lucht, water, grond en delfstoffen (huur en pacht)
4. Ondernemerschap: de organisatie van het productieproces in ondernemingen (winst)
Primair inkomen: beloningen voor alle productiefactoren (rente, loon, huur, pacht en winst)
Economische orde: manier waarop de afstemming van productie en consumptie in een land is
georganiseerd, doel is om het zo goed mogelijk te voorzien in de behoeften van consumenten.
5 kernvragen:
1. Wie moet er produceren? (overheid of particulieren)
2. Wat moet er geproduceerd worden? (effectiviteit van productie, de beschikbare hoeveelheid
productiefactoren is te klein om alle goederen te produceren)
3. Hoe moet er geproduceerd worden? (efficiëntie van de productie, elk goed kan met
verschillende productietechnieken worden gemaakt)
4. Waar vindt de productie plaats?
5. Voor wie moet er geproduceerd worden?
De productie kan geregeld worden met behulp van:
• Budgetmechanisme: overheid beslist welke goederen geproduceerd worden, hoe de
productie plaatsvindt en tegen welke prijs. Kan democratisch (invloed uitoefenen) of
bureaucratisch (staat bepaald alles: planeconomie, consumenten oefenen geen invloed uit)
• Marktmechanisme: de omvang en samenstelling van de productie is afhankelijk van
individuele consumenten en producenten (vraag en aanbod)
3
, Allocatie van productiefactoren: marktmechanisme bepaalt voor welke goederen de
productiefactoren worden gebruikt (bij budgetmechanisme wordt door de overheid bepaald)
In de economische wetenschap bestuurt men het economisch handelen in een maatschappij, dat wil
zeggen de aanpak van keuzeproblemen. De algemene economie bestaat uit 3 delen:
1. Micro-economie: individuele consumenten en producenten
2. Meso-economie: bedrijfstakken, bedrijven die dezelfde soorten producten met behulp van
dezelfde soorten productieprocessen voortbrengen
3. Macro-economie: een geheel land
• Monetaire economie: de rol van geld in de economie (financieel)
• Internationale economische betrekkingen: internationale handel en financiële
verkeer tussen landen (wisselkoersen)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evidiepens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.