Hoofdstuk 1 Geest, Gedrag en psychologische wetenschap
Psychoanalyse = Minderheid van de psychologen houden zich bezig met de diagnose en behandeling
van geestelijke problemen en slechts weinig zijn psychanalyticus. Het is specialistisch en wordt weinig
toegepast.
Psychologie = Oudgrieks. Letterlijke vertaling is studie van het geest. Het is een wetenschap van
gedrag en mentale/geestelijke processen. Let op dus ook gedragingen!
Interne geestelijke processen (Indirect waarneembaar: denken, voelen)
Externe waarneembare gedragingen (praten, glimlachen en lopen)
Hiernaast ook de wetenschap dat bekend staat voor de objectieve, verifieerbare gebeurtenissen.
Psychologie heeft diversiteit van vakgebieden. Er zijn drie groepen in te delen van soorten
psychologen:
1. Experimenteel/onderzoek psychologen Onderzoek nieuwe psychologische kennis (uni)
Psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische processen
2. Docenten psychologie Opleidingen
Psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs
3. Toegepast psychologen Problemen oplossen met kennis
Psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde kennis gebruikt om op te lossen.
Specialiteiten toegepaste psychologen; Arbeids- en organisatie, sport, school, klinisch, forensisch,
omgeving en gerontopsychologen.
Psychiatrie = Een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van mentale
stoornissen. Het maakt geen deel uit van de psychologie. Er zijn geestelijke en gedragsmatige
problemen met behulp van een medische opleiding, geneesmiddelen & specialisatie = behandeling.
Psychologie is geen Psychiatrie
Verschil tussen psychologie en psychiatrie is dat de psychologie een psychologische invalshoek heeft
en de psychiatrie een medische invalshoek. Dit betekent dat de psychiatrie een medische opleiding
heeft gehad en dus wel medicijnen mogen voorschrijven voor behandelingen en psychologen niet.
Daarnaast is de psychologie groot en op veel terreinen en is de psychiatrie specialistisch en kleiner.
Pseudopsychologie = Niet-onderbouwende psychologische aannamen die als wetenschappelijke
waarheden worden gepresenteerd. Dit betekent het kritisch nadenken over buitengewone
beweringen over gedrag en geestelijke processen, zoals zesde zintuigen, horoscopen en paranormale
fenomenen.
Er zijn 6 vaardigheden/vragen die gebaseerd zijn voor kritisch denken: (moeilijk door bias)
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal? Wetenschappelijk en niet anekdotisch
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias? Vooroordeel/vervorming/vertekening
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
6. Zijn er voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
,Emotionele bias = De neiging om te oordelen gebaseerd op gevoelens en houdingen
Confirmation bias = De neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of
te bekritiseren en in plaats hiervan juist informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent.
Moderne psychologie op basis van Griekse filosofen (geest en ziel staan los van de fysieke wereld).
Er zijn 6 perspectieven die invloed hadden op de snelle verandering van de moderne psychologie:
biologische-, cognitieve-, behavioristische-, whole-person-, ontwikkelings-, en socioculturele
perspectief. (radicale nieuwe ideeën over geest en gedrag).
Rationalisme = Filosofiestroming het denken voor kennis. Een scheiding tussen de
spirituele geest en het fysieke lichaam was het eerste radicaal dat zorgde voor nieuwe ideeën tot de
moderne psychologie Descartes. Aantonen zintuigen stimulatie tot zenuwen en spierreacties voor
sensaties en eenvoudige reflexmatige gedragingen. Vijanden zijn het empirisme. Dit zijn de
waarnemingen, ervaringen en experimenten stromingen bronnen van kennis John Locke.
Biologische perspectief = Het psychologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt in het
functioneren van de genen, de hersenen, het zenuwstelsel en hormoonstelsel. Geest is product van
de hersenen. Zorgt voor persoonlijkheid, voorkeuren en gedragspatronen.
Er zijn twee variaties op de biologische psychologie, namelijk:
Neurowetenschap = Het vakgebied dat zich richt op het begrip van hoe de hersenen gedachten,
gevoelens, motieven, bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen creëren. Dit richt zich
dus op de activiteiten van bepaalde delen en gebieden van de hersenen
Evolutionaire psychologie = Een relatief nieuw specialisme in de psychologie dat gedrag en mentale
processen beschouwt op basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting
Charles Darwin. Betekent overgeërfde neigingen (genetisch blijft en verandering door invloeden in de
omgeving)
Wetenschappelijke psychologie waarbij eigenschappen werden gevonden in chemische elementen.
Mogelijk om alle (scheikundige) elementen onder te brengen in een periodiek systeem. (Wilhelm
Wundt) De wetenschappelijke methoden werden vanaf nu gebruikt om geest en lichaam te
bestuderen.
Introspectie = Beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen. (gewaarwording,
waarneming, taal, leren, geheugen, aandacht, emotie en denken als elementen van bewustzijn). Dit
wordt als subjectief gezien, niet altijd betrouwbaar. Vormt het volgende:
Structuralisme = Andere verwoording voor introspectie. Dit is een historische stroming binnen de
psychologie die de basisstructuren van de geest en de gedachten trachtten te ontrafelen.
Structuralisten zochten de “elementen” van de bewuste ervaring (Titchener). Doel om onderdelen
van de geest te ontdekken/elementaire structuren.
Gestaltpsychologie = Geloofden in dat bewustzijn niet afhankelijk is van een serie afzonderlijke
elementen en gingen zich richten op het geheel van onze bewustzijnservaringen perceptuele
gehelen (structuur). Perspectief hele mens.
Functionalisme = richt niet op structuur, maar op functioneren van bewustzijn. Historische
stroming binnen de psychologie die meende dat psychische processen het beste begrepen kunnen
worden in het licht van hun adaptieve nut en functie (William James). Ontwikkelden de eerste
toegepaste psychologie, dit is de psychologie toepassen om het menselijke leven te verbeteren. De
ontwikkeling van aangeleerde gewoonten en leren is doen.
De moderne cognitieve psychologie perspectieven = Er wordt nadruk gelegd op cognitie (geestelijke
activiteiten zoals waarnemingen, verwachtingen, interpretaties, overtuigingen en herinneringen) net
als bij structuralisme, gestaltpsychologie en functionalisme. Het is een van de belangrijkste
psychologische perspectieven waarbij de nadruk ligt op mentale processen (leren, geheugen,
perceptie, denken). Iemands gedachten en handelingen zorgen voor het resultaat.
,Behavioristen = Streeft ernaar om van de psychologie een objectieve wetenschap te maken die zich
alleen op gedrag richt. Gedragsperspectief. Vanuit waarnemen en tabula rasa. Geen geest
bestuderen, maar objectief de fysieke stimuli. Dit is vanuit de meetbare omstandigheden en
waarneembare reacties (Watson). Oorzaak: geest werd subjectief beoordeeld.
Behavioristisch perspectief = Psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen zoekt in
stimuli vanuit de omgeving (consequenties), in plaats van mentale processen.
Perspectieven gehele persoon
Psychodynamische psychologie (Gehele persoon) = Onbewust zijn voor persoonlijkheid en psychische
stoornissen (Freud). Verklaarde de hele persoon en niet bepaalde onderdelen daarvan. Legt de
nadruk op het begrijpen van het menselijke functioneren dmv onbewustzijn.
Psychoanalyse = Gebaseerd op veronderstellingen van Freud die nadruk legt op onbewuste
processen. Medische techniek voor behandelingen.
Twee andere groepen naast Freud, over de gehele mens:
Humanistische psychologie = Een klinische benadering die nadruk legt op de mogelijkheden, groei,
potentie en vrije wil van de mens. Prikkels uit de omgeving EN innerlijke processen belangrijk.
Psychologie van karaktertrekken en temperament = Psychologisch perspectief dat gedrag en
persoonlijkheid ziet als de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
Het ontwikkelingsperspectief = een van de zes perspectieven van de psychologie dat zich
onderscheidt door de nadruk op erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare veranderingen die zich
voordoen tijdens de levensloop. Nature is erfelijkheid en nurture is omgeving. Mensen veranderen
op voorspelbare wijze naarmate de invloeden van erfelijkheid en omgeving zich in de loop van de tijd
ontplooien. Lichamelijk is de ontwikkeling te zien in voorspelbare processen en psychologisch is de
ontwikkeling waarneembaar. Gedurende het gehele leven gaat dit door.
Sociocultureel perspectief = Een van de zes perspectieven van de psychologie dat de nadruk legt op
het belang van sociale interactie, sociaal leren en een cultureel perspectief. De sociale invloed is
centraal.
Cultuur = Een complexe mix van taal, opvattingen, gewoonten, waarden en tradities die wordt
ontwikkeld door een groep mensen en die wordt gedeeld met anderen in dezelfde omgeving.
Cross cultureel psychologen = Een psycholoog die werkt in dit specialisme is geïnteresseerd in de
manieren waarop psychologische processen verschillen tussen mensen van verschillende culturen.
“de wetten” van de psychologie opnieuw beoordelen aan de hand van andere culturele en etnische
normen. De kracht van de (sociale/culturele) situatie.
Holisme = Alle zes de perspectieven zorgen voor holistisch beeld van menselijk gedrag. Dit is een visie
die totaliteit altijd belangrijker vindt dan de som der delen. * figuur 1.4 blz. 21
Pseudopsychologie = Gebaseerd op hoop, bevestiging van vooroordelen, anekdotes en goedgelovig.
Dit is subjectief.
Wetenschappelijke methode = Hiermee worden ideeën getoetst aan observaties. Bestaat uit vier
stappen voor empirisch onderzoek van een hypothese waarbij subjectieve oordelen zijn ontweken:
1. Een hypothese ontwikkelen Formuleren specifiek idee/vermoeden
2. Objectieve data verzamelen
3. De resultaten analyseren
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Empirisch onderzoek = Onderzoek benadering waarbij gegevens worden verzameld dmv objectieve
informatie gebaseerd op sensorische ervaring en observatie.
Theorie = Toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties.
, Hypothese = Voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek; een bewering over
de relatie tussen de variabelen in een onderzoek. Toetsbaar wordt het wanneer het potentieel
falsificeerbaar (weerlegbaar) is. Dus bewijzen of het juist of onjuist is. Kan onderzoeken.
Variabelen = Element dat van invloed is op hetgeen onderzocht wordt, aspecten concretiseren.
Operationele definitie = Objectieve beschrijving van een concept bij wetenschappelijk onderzoek.
Objectieve data verzamelen = Begin van empirisch onderzoek “op basis van ervaring”. Ervaring is niet
objectief. Het hoeft niet zo te gelden voor een ander. Hypothese empirisch onderzoek houdt in dat
we zorgvuldig en systematisch bewijs verzamelen, aan de hand van verschillende methoden.
Data = Informatie, in het bijzonder gegevens die door een onderzoeker zijn verzameld en die worden
gebruikt om een hypothese te toetsen. Er zijn twee verschillende behandelingsomstandigheden:
1. Experimentele conditie & experimentele groep
Omstandigheden waaraan de leden van de experimentele groep tijdens de speciale behandeling
worden blootgesteld en dit zijn proefpersonen.
2. Controle conditie & controle groep
Omstandigheden waaraan de leden van de controle groep tijdens het experiment aan worden
blootgesteld. Zijn bijna op elk onderdeel identiek aan de experimentele conditie, met uitzondering op
de speciale behandeling, die alleen de experimentele groep ontvangt. Controle groep zijn
proefpersonen in vergelijking met experimentele groep.
Onafhankelijke variabele = Variabele die zo genoemd wordt, omdat de onderzoeker hem
onafhankelijk van alle andere, zorgvuldig gecontroleerde experimentele omstandigheden kan
manipuleren.
Afhankelijke variabele = De variabele die wordt gemeten of geobserveerd. Op zoek naar het effect. Is
het gevolg van het onafhankelijke.
Randomisering = Procedure waarbij volledig door het toeval wordt bepaald of proefpersonen aan de
experimentele groep of aan de controlegroep worden toegewezen. Deelnemers uitsluitend volgens
toeval in een groep worden ingedeeld.
Resultaten analyseren = Met behulp van statistische methoden uitzoeken of de waargenomen
resultaten significant zijn. Dat wil zeggen dat de resultaten veroorzaakt zijn door de onafhankelijke
variabele en niet het geval is van toeval.
Resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren = Wachten op reacties van critici naar publiceren. Er
wordt gekeken naar keuze van proefpersonen, uitvoering statistische analyse en of de resultaten ook
door andere variabele verklaard kan worden. Of ze toetsen dmv replicatiestudie.
Repliceren = Een onderzoek opnieuw uitvoeren om te zien of dezelfde resultaten worden verkregen.
Gedaan door iemand anders om bias te voorkomen.
Er zijn vijf soorten psychologisch onderzoek:
1. Experimenten (vergelijkbare groepen/omstandigheden/onafhankelijkheid)
2. Correlatieonderzoek (relatie variabelen, geen oorzaak-gevolgrelatie)
3. Surveys (reactie op vastgestelde vragenlijst)
4. Natuurlijke observaties (observatie gedrag mensen/dieren in eigen omgeving)
5. Gevalstudie (onderzoek enkel/gering aantal object(en))
Emotionele bias (voorkeuren) & expectancy bias (verwachting).
Placebo = nepmedicijn. Substantie dat op een medicijn lijkt, maar niet zo is.
Dubbelblindonderzoek = onderzoeker en proefpersonen weten niets van onafhankelijke variabele.
Beroepscode onderzoek = Hierin staat dat onderzoekers ethische verplicht zijn hun proefpersonen te
beschermen tegen potentieel schadelijke procedures en informatie vertrouwelijk te behandelen.
- Geïnformeerde toestemming, misleiding, social media en dierstudies niet schaden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller angelaheine. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.