Inleiding Tot De Studie Van De Europese Literatuur En Cultuur: Voor 1800 (F0AA0A)
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Book
Ontluikende letteren (hardcover)
Volledige samenvatting (behalve namen- en termenlijst: apart document) met notities van de lessen. Samenvatting van het vak 'Inleiding tot de studie van de Europese literatuur en cultuur voor 1800', gedoceerd door Ben de Witte.
Inleiding Tot De Studie Van De Europese Literatuur En Cultuur: Voor 1800 (F0AA0A)
All documents for this subject (11)
2
reviews
By: hedwigthielen • 11 months ago
By: fiendevos • 1 year ago
Seller
Follow
mayavermeulen
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1
1. Historisch en cultuurhistorisch perspectief: breed kader (literatuur als polysysteem)
-> Literatuur wordt nu vaak geïnterpreteerd als een autonoom, zelfstandig systeem met haar
eigen geschiedenis en eigen wetten. We hanteren echter beter een bredere definitie van
literatuur, namelijk van literatuur als polysysteem: een systeem dat in verbinding staat met
meerdere (i.e. poly) systemen. In de geschiedenis kon literatuur namelijk niet beschouwd worden
als een ‘losstaand iets’: literatuur stond altijd in verbinding met religie, politiek, filosofie,…
Literaire teksten waren quasi per definitie religieuze/politieke… teksten.
2. Europa
a. Mythevorming > oorsprong Europese identiteit
Mythe over de maagd Europa: Europa wordt ontvoerd door Zeus die de gedaante heeft
aangenomen van een stier. Hij neemt haar mee vanuit het huidige Libanon naar Kreta.
Europa en Zeus bedrijven de liefde, Europa is de moeder van de kinderen die Europa
zullen bevolken. -> verklarende/ideologische waarde: zelfreflectie op identiteit. Europa
begint in Kreta, daar zouden de wortels liggen van de Europese beschaving en de
waarden waar Europa voor staat.
b. > migratie naar nieuwe contexten (kunst, politiek,…)
-Dichter Ovidius bewerkt deze mythe in ‘Metamorfosen’, een werk over
gedaanteverwisselingen van goden en andere figuren
-Verschillende schilderijen beelden de ontvoering van Europa af
-Standbeeld in Straatsburg bij het Europees parlement: Europa op rug van Zeus (stier).
Rol van mythologie in de 20 ste eeuw: figuur van Europa als erfenis van de Grieken voor de
Europese identiteit.
3. Literatuur
a. Definitie van literatuur (+held)
-Enge definitie: 3 basisgenres: roman, poëzie, theater
-Brede definitie (beter): literatuur= elke vorm van geletterde cultuur, in orale vorm en
geschreven vorm (religieuze teksten, geschiedschrijving, wijsgerige traktaten,
redevoeringen en politieke teksten…)
-Concept van de held: Elk verhaal heeft een held. Een held is ieder (hoofd)personage dat
doorheen het verhaal obstakels overwint om zijn/haar doel te bereiken. Oorspronkelijk
waren de meeste helden mannelijk, maar doorheen de geschiedenis werd het een meer
fluctuerend begrip en zijn er veel varianten ontstaan (de anti-held, de underdog,…). In de
moderne literatuur maakt de held ook vaak een psychologische ontwikkeling door.
In de oudheid: zonder helden geen verhaal.
b. Belang van het schrift
i. Het boek vroeger
-> eerst orale transmissie: literatuur werd lange tijd oraal doorgegeven voor het
schrift bestond (variaties, aanpassingen, dus term ‘origineel’ weinig academische
, Ontstaan van het boek
- Egypte: papyrusrollen (plantaardig materiaal, fragiel, bewaart niet heel
lang)
- Grieken gebruikten ook papyrus, begonnen met tekststudie. In
Alexandrië (ca. 3de eeuw v.C) ontstonden de eerste “filologen” die
filosofeerden over de “afkomst van een tekst”. Ze stelden zich vooral
vragen bij de erfenis van Homerus, iets wat later bekend komt te staan
als de “Homerische kwestie”. De ultieme vraag die daar gesteld wordt
is: “is deze tekst een origineel van Homerus?” en ‘heeft hij ooit bestaan,
was hij één persoon?)
- Romeinse rijk (ca. 1ste eeuw): perkament=dun papierachtig materiaal,
dierenhuid: duur, ging langer mee. Palimpsest= perkament dat
hergebruikt werd (want was kostbaar). De bovente laag werd
afgeschraapt en er werd opnieuw overgeschreven, maar de
oorspronkelijke tekst blijft vaak zichtbaar onder bepaalde lichtinval.
-China (ca. 8ste eeuw): papier zoals we dat vandaag kennen.
Overgenomen en verspreid door de Arabieren (maar in Europese regio
nog vaak perkament gebruikt, want is steviger dan papier).
-Uitvinding boekdrukkunst: in 1455 door Johannes Gutenberg. Papier
wordt bruikbaar en steviger, dus teksten kunnen op grote schaal
geproduceerd en verspreid worden. Gutenberg Bijbel: eerste boek dat
tot stand kwam door boekdrukkunst, door Gutenberg gedrukt.
Belang van boekdrukkunst: dingen konden officieël worden vastgelegd.
i. Het boek nu (digitale tijdperk)
2. Fundamentele begrippen
a. De canon
- canon= selectie van boeken die belangrijk geacht worden, teksten met een enorm
cultureel prestige.
- ontleend aan Grieks woord dat maatstaf betekent (maatstaf waaraan je belang afmeet,
is normatief)
- gekoppeld aan religieuze context: voor geestelijken waren religieuze teksten belangrijk,
deden aan bijbelstudie:impuls tot canonisering (belangrijke teksten vastleggen).
Authentiek vs. apocrief: apocrief= ontleend aan het Grieks en betekent ‘verborgen’ of
‘geheim’ en kreeg de betekenis ‘van een onbekende, niet-gezaghebbende schrijver’.
Apocriefe teksten werden niet in de canon van de Bijbel opgenomen (maar wel als
onderdeel van de Bijbel beschouwd).
- literaire invulling: werken met een voorbeeldfunctie, erkende en veel gelezen werken
- constructie: selectie van bepaalde werken, wat zijn de selectiecriteria (veranderd van
tijd tot tijd, discussie over)?
Wisselende esthetische, politieke, religieuze,… normen -> impact op de canon. De canon
is altijd in beweging.
b. Imitatio en aemulatio
-imitatio= het prinicpe waarbij men werken die men bewondert erkent en navolgt
-aemulatio= de bedoeling om dat werk te overtreffen
->belangrijke factor in het doorgeven van de klassieke beschaving
, -ontstond in de oudheid: in retoricascholen gebruikte men voorgaande modellen om
redevoeringen te schrijven.
-literaire context: bv. imitatio van Homerus (Grieks) door Vergilius (Latijn) leidt tot
aemulatio van ‘Odysseia’ tot ‘Aeneis’
-renaissance: Dante: imitatio en aemulatio van Vergilius
Pertrarca: imitatio en aemulatio van Cicero en Ovidius
Internationale navolging van Petrarkische thema’s:
i. Topos koud vs. warm
-Petrarca: één van de grondleggers van het sonnet, Petrarcisch sonnet heeft
bepaalde structuur
-Topos van koud en warm: tegenstellingen om gevoel van liefde te
omschrijvingen als gevoel van verwarring
-werd als heel kunstig ervaren, wordt een soort cliché, heel herkenbaar thema
-Imitatio door Franse Pléiadedichters als eerbetoon aan Petrarca
c. Mimesis
i. Definitie
-mimesis= kunst als nabootsing van de werkelijkheid
-2 basishoudingen:
ii. Plato vs. Aristoteles
Plato: negatieve/kritische houding tov ‘mimesis’:
Voor hem is kunst slechts een soort ‘povere’ imitatie van de
werkelijkheid. Hij is streng vanuit zijn overtuiging als filosoof, hij
vindt dat kunst in de weg staat van het zoeken naar de waarheid (het
belangrijkste)
Aristoteles: positieve houding:
Hij is ook een filosoof, maar ziet toch een meerwaarde in fictie. In
zijn werk ‘Poetica’ beschrijft hij de taak van de dichter: zijn taak is
niet om de werkelijkheid af te beelden zoals die echt is, maar om
dingen te beschrijven die zodanig zijn dat ze kúnnen gebeuren.
iii. Platonische houding: achterdocht
-17de eeuw: Jansenisten: veroordeling van theater als schijn, valse waarden en
valse ideeën. Kunst werd getolereerd, maar wel verdacht.
-18de eeuw: kritiek t.o.v. de roman: vooroordelen voor het romangenre, de lezer
is lui en laat zich meevoeren door passie en gevoelens. Verwijt dat ze fictie niet
meer van werkelijkheid kunnen onderscheiden.
-Hedendaagse discussie: computergames trekken je mee in de fictie, niet meer
van werkelijkheid kunnen onderscheiden.
iv. Aristotelische houding: positief
-Aristoteles over effect en ‘nut’ van tragedie: catharsis. Catharsis is de
emotionele ‘loutering’ of ‘reiniging’ van de toeschouwer. Deze reiniging
treedt op bij extreme emoties, vooral bij medelijden en angst. De loutering heeft
een helend effect: de toeschouwer beseft immers dat wat hij/zij ziet niet de
werkelijkheid is, maar een voorstelling van de werkelijkheid (mimesis). Datgene
wat mimesis toont heeft een helend effect op de mens.
, -Coleridge: “willing suspension of disbelief for the moment, which constitutes
poetic faith”: kern van literatuur; realiteitsbesef loslaten en zich openstellen voor
fictie en wat mogelijk is (willing suspension of disbelief)
d. De genre 3-deling
i. Griekse erfenis (Plato)
-in ‘De Staat’ maakt hij een invloedrijke classificatie. 3 hoofdgenres: lyriek, epiek
en drama. De karakterisering van de genres is gebaseerd op de waarheid. Het
type werk (genre) hangt af van de mate waarin de auteur zelf in het werk
optreedt.
ii. Lyriek : auteur spreekt rechtsreeks
1. Definitie (+ elegie, ode)
-Lyriek wordt gezien als poëzie, waar het gaat om persoonlijke
gevoelens. Volgens Plato het meest authentieke genre, want waarheid:
auteur spreekt rechtstreeks tot lezer.
-Griekse oorsprong: lied begeleid op een lier
-Nadruk op subjectieve gevoelens (niet per se over privégedachten zoals
we dat nu kennen, maar publieke dimensie)
-Geschreven in verzen, geen spreektaal (gemaakte taal), heeft literaire
waarde
-Verschillende genres, afhankelijk van gelegenheid waarin gebruikt
Bv. ELEGIE: klaagzang; bij triestige gebeurtenissen zoals begrafenis. Niet
virtuoos want somber. Onderstreept sombere karakter van gelegenheid.
Bv. ODE: verheven lied, verheugd onderwerp, virtuoos
iii. Drama: personages spreken zonder tussenkomst van auteur
-Plato had hier gemengde gevoelens over, want fictie is niet authentiek.
-Dramatiek: dramatische gedichten die worden opgevoerd, toneel.
-Een verhaal; heeft een plot en altijd opgevoerd voor een publiek
1. Aristoteles (Poetica)
-Aristoteles schreef tragedies (mss ook andere genres maar niet
bewaard)
-in zijn werk ‘Poetica’ tracht hij ‘poëzie’ uit te leggen adhv de
verschillende genres en onderdelen
2. Tragedie vs. komedie
o Tragedie: ernstig, verheven werk met een zekere filosofische
dimensie, heeft een aantal vaste onderdelen:
- hoogstaande personages (koningen enz.)
-plot: beweging geluk naar ongeluk
-HAMARTIA: karakterfout van een personage, een zwakte die
het personage naar zijn/haar tragische einde zal brengen. Alles
wat in een tragedie gebeurt, gebeurt omdat het onvermijdelijk
is. Hamartia vanaf begin duidelijk, het lot.
-catharsis: heeft directe impact op publiek (zie eerder)
-wet van de drie eenheden: het idee dat tragedie één actie
beschrijft, speelt zich af op één plaats en in 24 uur.
o Komedie (was ook populair)
3. Tragedie doorheen de tijd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mayavermeulen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.11. You're not tied to anything after your purchase.