2.1
● Als werelddeel heeft Zuid-Amerika, na Oceanië, de minste inwoners. De
bevolkingsdichtheid is relatief laag, maar de bevolkingsspreiding is erg ongelijk.
- Rond 1830 waren alle Zuid-Amerikaanse landen onafhankelijk → door
aanleg van de spoorlijnen werd het continent open gelegd.
- In Europa steeg de vraag naar levensmiddelen en grondstoffen → Zuid-
Amerika werd leverancier.
- Immigratie vanuit Europa werd aangemoedigd, en gezinsplanning wordt steeds meer
geaccepteerd door de afgenomen invloed van de kerk en de toenemende welvaart.
● De toename van de bevolking in Zuid-Amerika ook door natuurlijke groei.
- Fase in demografische transitie: vanaf 1930 derde fase, vanaf 1960 vierde fase.
- Demografische druk neemt toe, want het geboortecijfer daalt door onder andere
geboortebeperking, en het sterftecijfer daalt door verbeterde voorzieningen.
- De vergrijzing blijft vooral op het platteland toenemen, waardoor de kwetsbaarheid
van ouderen ook meeneemt.
2.2
● Het bbp/inw van $16.000 neemt Zuid-Amerika de middenpositie in van de wereld.
- Relatief zijn er veel mensen in de primaire sector.
- Ook is er deagrarisatie = proces waarbij het aandeel van de landbouw in
werkgelegenheid en bbp afneemt door mechanisatie en schaalvergroting.
- Secundaire en tertiaire sector vangen arbeidsoverschot van de landbouw
gedeeltelijk op.
● In Zuid-Amerika is er een duale economie met twee systemen naast elkaar:
1. Formele sector = technologisch ontwikkeld, kapitaalintensief, stedelijk en globaal
gericht.
2. Traditionele sector = lage arbeidsproductiviteit, kleinschalig en omvangrijke
informele economie.
● Kenmerk van de duale economie is de grote inkomensongelijkheid, die te meten valt
met de Gini-index (0 = absolute gelijkheid, 100 = maximale ongelijkheid).
- Gini-index is grafisch weergegeven met de Lorenzcurve waarin de cumulatieve
percentages van de bevolking en de cumulatieve percentages van het totale
inkomen tegen elkaar worden afgezet.
● Wat zijn de belangrijkste foodcrops en cashcrops die verbouwd worden in Zuid-
Amerika? Foodcrops → landbouwproducten die als voedsel worden gebruikt
(tarwe). Cashcrops → landbouwproducten die voor de export en industrie worden
gebruikt (cacao).
● Welke bedrijfstypen kunnen we onderscheiden en welke verschillen zijn er met NL?
- Latifundia → grote landbouwbedrijven in bezit van de elite (veel macht,
nauwe banden met de politiek en worden door de grote oppervlakte
extensief gebruikt). Nemen veel meer ruimte in beslag dan Nederlandse
boerenbedrijven.
- Minifundios → kleine landbouwbedrijven.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmakrijger. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.