Werkgroep 1 Inleiding
Onderwerpen
- Beginselen
- Bronnen
- EVRM, art. 8, 12 en 14
- Personenrecht I:
o Naam
o Sekseregistratie
- Aangaan formele relatie
Jurisprudentie
Ars Aequi jurisprudentiebundel:A1-2 en E 37.
Literatuur
W.M. Schrama & M.V. Antokolskaia (red.), Familierecht. Een introductie, Den Haag: Boom
Juridische uitgevers 2018 (hierna: Familierecht), hoofdstukken 1, 2, 4 en 10.1 t/m 10.8.6.
Blackboard:
- J.E. Doek, ‘Kind en ouders in de 21e eeuw; een kinderrechtenperspectief’, FJR 2017/31;
- T. Liefaard, ‘Het belang van het kind en de hooggespannen verwachtingen van het IVRK:
pleidooi voor een kinderrechtenbenadering’, in: K. Hepping, S. Rap, J. Huijer (red.), De
pedagogische benadering van de kinderrechtspleging; liber amicorum prof. dr. Ido Weijers,
Den Haag: Boom criminologie 2016, p. 25-35;
- E.C.C. Punselie, ‘Naamrecht in de echtscheidingscontext’, EB 2019/79;
- M. van den Brink & J. Tigchelaar, M/V en verder, Utrecht: UCERF 2014, p. 1-7
(samenvatting);
- S. Wortmann, ‘Doorwerking van fundamentele rechten in het Nederlandse familierecht’, in: J.
Gerards & C. Sieburgh (red.), De invloed van fundamentele rechten op het materiële recht,
Deventer: Kluwer 2013, p. 215-236.
Vraag 1
Benoem en beschrijf vier doelen die met het personen- en familierecht worden nagestreefd. Geef van ieder
doel één voorbeeld waarin dit tot uitdrukking komt.
1. Ordenen en reguleren van familierelaties
2. Beschermen van de zwakke partij (solidariteit) in het familierecht
3. Geschilbeslechting in familierechtelijke conflicten
4. Normatieve waarden incorporeren (bijv. gelijkheid man-vrouw, hetero-homo, oud-jong,
niet gehandicapten-gehandicapten)
Vraag 2
2a. Wanneer is in het personen- en familierecht een beroep op artikel 8 EVRM zinvol en aan welke
voorwaarden moet zijn voldaan, wil dat beroep kans van slagen hebben?
,Ten eerste moet sprake zijn van “family life” of “private life”. Geen wettelijke definitie. Uitspraak Marckx
v. Belgie begrip werd veel breder. Nu valt iemand er ook onder als wanneer hij ongehuwd is en kinderen
heeft. Of er sprake is van family life hangt af van de omstandigheden van het geval veel
rechtsonzekerheid. Het is een dynamische interpretatie.
Verder gelden er aanvullende voorwaarden. Is er een inmenging door de Staat? Dit kan zowel door nalaten
als door actief handelen. Is de geconstateerde inmenging gerechtvaardigd volgens art. 8 lid 2?
Is de inmenging bij wet voorzien, oftewel bestaat een wettelijke grondslag?
Is de bij wet voorziene inmenging noodzakelijk in een democratische samenleving ter bescherming
van de artikel 8 lid 2 EVRM genoemde belangen?
Is de inmenging ook evenredig aan het nagestreefde doel of gaat het verder dan noodzakelijk is ter
bescherming van de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde belangen?
Zinvol als het Nederlandse systeem biedt geen oplossing voor iets wat iemand wil bereiken.
Verschil tussen private life en family life? Private life gaat meer over de persoon op zichzelf, family life
gaat over relaties tussen personen. Voor een beroep op family life is vereist dat sprake is van nauwe
persoonlijke betrekkingen. Alle nauwe perosonlijke betrekkingen die niet onder family life vallen, vallen
onder private life. Wie bepaalt of iets onder family life EHRM vult dit nader in.
Art. 93 en 94 Gw Nederlandse rechter kan direct toetsen aan art. 8 EVRM, want het is een ieder
verbindende bepaling (dit is bepaald door de HR). Art. 94 Gw internationale regels gaan boven nationale
regels.
2b. Welke procedurele weg dient men daarbij te bewandelen?
Eerst alle nationale rechtsmiddelen uitputten (art. 35 EVRM). Daarna kan een particulier/lidstaat een klacht
indienen bij het EHRM (art. 33 en 34 EVRM). Comité van ministers zorgt dat een uitspraak ook
daadwerkelijk wordt nageleefd. Gebondenheid aan uitspraken is wel een eigen keuze van een lidstaat.
EHRM: lidstaten zijn de eerste aangewezenen om mensenrechten te beschermen margin of appreciation.
2c. Leg uit hoe een uitspraak waar Nederland geen partij bij is (zoals Marckx t. België) toch van invloed
kan zijn op het Nederlandse personen- en familierecht.
In principe komt voor Nederland geen bindende kracht toe aan de uitspraak Marckx t. België, alleen als
men partij is bij de zaak waar het Hof uitspraak in doet op grond van art. 46 EVRM. Nederland is bij deze
zaak geen partij, dus op grond van art. 46 EVRM is Nederland niet gebonden. Deze uitspraak kan wel van
invloed zijn voor het Nederlandse personen-en familierecht. Het Hof geeft namelijk aan hoe bepaalde
verdragsbepalingen moeten worden uitgelegd. Nederland kan met deze uitleg rekening houden bij
wetgeving en Nederlandse rechters bij hun wijze van hun interpretatie. Een uitspraak waar Nederland geen
partij is kan dus toch indirect van invloed zijn op het Nederlandse personen- en familierecht .
Marckx t. Belgie: Ongetrouwde vrouwen moesten hun kind eerst erkennen om een afstammingsrelatie
te laten ontstaan. Door de erkenning ontstond echter geen juridische relatie tussen de familie van de
moeder en het kind. Het kind had daarnaast een slechtere erfrechtelijke positie dan kinderen geboren
binnen een huwelijk. Belgisch recht was in strijd met art. 8 EVRM en 14 EVRM Belgische recht
moest dus worden aangepast. Daarnaast heeft het EHRM duidelijk gemaakt dat grondrechten moeten
worden geïnterpreteerd naar de hedendaagse omstandigheden (= dynamische interpretatie). Het was
destijds niet meer zo gebruikelijk dat een onderscheid werd gemaakt tussen buitenhuwelijkse kinderen
en kinderen geboren binnen huwelijk. Belgie hanteerde dit onderscheid nog wel. EHRM: meeste
lidstaten hebben dit onderscheid niet meer, dus als we interpreteren naar hedendaagse omstandigheden
is dit in strijd met art. 8 en 14 EVRM.
,Vraag 3
3a. Leg in eigen woorden uit welke prejudiciële vragen centraal stonden in HvJ 14 oktober 2008,
ECLI:EU:C:2008:559 (A1: Grunkin-Paul) en in HvJ 8 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:432 (A2: Mircea
Florian Freitag).
HvJ is geen instelling van de Europese Unie. Daarnaast kunnen particulieren alleen bij het EHRM een
klacht indienen, niet bij het HvJ.
Grunkin-Paul
Leonhard Matthias Grunking-Paul is geboren in Denemarken. Hij heeft het als zijn ouders de Duitse
nationaliteit en woont in Denemarken. Naar Deens recht kreeg hij de naam Grunkin Paul. De Duitse
burgerlijke stand weigerde deze naam te erkennen omdat naar Duits recht een kind geen dubbele naam kan
dragen, die is samengesteld uit de naam van zijn vader en die van zijn moeder. De prejudiciële vraag is of
deze weigering verenigbaar is met art. 12 en art. 18 EG.
Mircea Florian Freitag
De verzoeker is in Romenië geboren met de familienaam Pavel. Hij is in 1997 door Freitag geadopteerd,
waarbij hij de Duitse nationaliteit heeft verworven en de familienaam Freitag heeft gekregen. In 2013 is in
Roemenië zijn familienaam weer gewijzigd in Pavel. Hij wil ook graag in Duitsland zijn naam wijzigen in
Pavel. Naar Duits recht is dit echter niet mogelijk, omdat hiervoor vereist is dat de naam is verworven
tijdens een gewoon verblijf in de lidstaat waarin hij zijn familienaam opnieuw heeft verworven
(Roemenië). De prejudiciële vraag is of art. 18 en 21 VWEU de instanties van een lidstaat verplichten een
naamwijziging te erkennen, wanneer de verwerving van die naam niet heeft plaatsgevonden tijdens een
gewoon verblijf van de onderdaan in de lidstaat waarin de oorspronkelijke familienaam is verworven.
3b. Leg in eigen woorden uit hoe het Hof deze prejudiciële vragen heeft beantwoord.
Grunkin-Paul
Volgens het Hof kan het feit dat iemand verplicht wordt in de lidstaat waarvan hij de nationaliteit bezit
(Duitsland dus in dit geval) een andere naam te dragen dan de naam die in de lidstaat van geboorte en
verblijf is gegeven en ingeschreven (Denemarken), de uitoefening van art. 18 EG beperken. Dit kan
namelijk ernstige ongemakken veroorzaken in het beroeps- en privéleven van de betrokkene. Een
belemmering is dan ook alleen gerechtvaardigd indien zij is gebaseerd op objectieve overwegingen en
evenredig is aan de nagestreefde legitieme doelstelling. Het Hof oordeelt dat van zo’n rechtvaardiging geen
sprake is. De weigering om de dubbele naam te erkennen is dus niet verenigbaar met art. 18. Van
onverenigbaarheid met art. 12 is geen sprake, omdat geen sprake is van discriminatie op grond van
nationaliteit (de regel gold voor alle Duitsers).
Mircea Florian Freitag
Het Hof herhaalt allereerst dat een nationale regeling die onderdanen benadeelt louter omdat zij hun recht
om in een andere lidstaat vrij te reizen en verblijven hebben uitgeoefend, een beperking vormt van de
vrijheden die een burger van de Unie geniet op grond van art. 21 lid 1 VWEU. Vervolgens stelt het Hof
vast dat voor een onderdaan als in deze situatie er een concreet risico bestaat dat hij (vanwege het feit dat
hij twee verschillende namen draagt) twijfels zal moeten wegnemen omtrent zijn identiteit en m.b.t. de
echtheid van bepaalde documenten. De weigering de naamswijziging te erkennen is daarom niet
verenigbaar met art. 21 VWEU, tenzij er in het nationale recht andere bepalingen bestaan die de erkenning
van die naam daadwerkelijk mogelijk maken.
Vraag 4
Het echtpaar Anke Havelte en Karel Smulders krijgt een dochter genaamd Amelie.
, 4a. Wiens achternaam kan Amelie dragen?
Altijd eerste stap: wie zijn de juridische ouders? In dit geval is de moeder Anke (art. 1:198 lid 1 sub a) en
de vader Karel (art. 1:199 lid 1 sub a).
Amelie heeft door geboorte twee juridische ouders art. 1:5 lid 4 is van toepassing: “Indien een kind door
geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan, verklaren de ouders gezamenlijk
voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal
hebben.” Amelie kan dus zowel de achternaam Havelte als de achternaam Smulders dragen. Als Anke en
Karel niet uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte een naamskeuze doorgeven, krijgt
Amelie de naam van haar vader (Smulders), zo volgt uit art. 1:5 lid 5 sub a BW.
Voor de volledigheid ook nog even verwijzen naar art. 1:197!
Het stel wil graag voor Amelie en henzelf één en dezelfde achternaam.
4b. Kunnen zij deze wens realiseren? Motiveer uw antwoord.
Op grond van art. 1:9 lid 1 BW is Anke bevoegd om de geslachtsnaam van haar echtgenoot te voeren. Als
Anke en Karel Amelie vervolgens ook de achternaam Smulders geven, hebben ze alle drie dezelfde
achternaam.
Een tweede mogelijkheid is dat Karel de achternaam van zijn echtgenote gaat voeren. Dit is mogelijk op
grond van art. 1:9 lid 3 BW. Anke en Karel kunnen Amelie vervolgens de achternaam Havelte geven op
grond van art. 1:5 lid 4 BW.
Uitgaan van de situatie dat Anke en Karel hun eigen naam houden.
Het dragen van een naam moet worden onderscheiden van een naam voeren. Voeren van een naam =
gebruiken. Je behoudt je eigen naam maar kan een andere naam gebruiken. Dit kan op basis van art. 1:9.
Let op: als Anke de naam van Karel gaat voeren behoudt zij dus wel haar eigen naam!!
Vraag 5
Latika, die enkel Eefke Bosch als juridisch ouder heeft, wordt als ze één jaar is erkend door Hans Evers.
Hans zou graag willen dat Latika zijn achternaam gaat dragen, maar Eefke is het daar niet mee eens.
Wat is de achternaam van Latika voorafgaand aan de erkenning en zal die wijzigen door de erkenning?
Vóór de erkenning staat Latika alleen in familierechtelijke betrekking tot haar moeder. Art. 1:5 lid 1 BW:
“Indien een kind alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, heeft het haar geslachtsnaam.”
Vóór de erkenning is de achternaam van Latika dus Bosch.
Art. 1:5 lid 2 BW: “Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te
staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de
erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben.” Nu Eefke niet
wil verklaren dat Latika de geslachtsnaam van Hans zal hebben, houdt Latika de geslachtsnaam van haar
moeder.
Vraag 6
Bij de geboorteaangifte heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand een bepaalde voornaam geweigerd. Het
komt tot een gerechtelijke procedure.
6a. Van wat voor procedure is hier sprake?
Art. 1:4 lid 4 BW het gaat hier om een verzoekschriftprocedure. Je kunt niet tegen de weigering in beroep,
maar je moet om wijziging verzoeken op basis van lid 4.
6b. Hoe zou u als rechter oordelen over de volgende voornamen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannameeder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.