Volledige samenvatting van de leerstof uit het boek 'Gedrag in organisaties' EN 'Sociale Psychologie' voor het vak 'Groepsdynamica'. Hoofdstuk 3 bevat dus stof uit twee boeken!
D.m.v. deze samenvatting een 8.4 behaald voor het tentamen.
Wat doe je in de orientatiefase? En noem een voorbeeld met een project.
Answer: Kennismaken, aftasten, bekend worden met inhoud, werkwijze en doel van groep. vb Hoe zien de lessen eruit?
- Hoe ziet de projectgroep eruit?
- Wat wordt er van mij verwacht?
- Kan ik aan deze verwachtingen voldoen?
- Hoe ga ik het aanpakken?
8.
Hoe ziet de conflictfase eruit en noem een voorbeeld
Answer: Onderlinge tegenstellingen, machtsverdeling en verdeling verantwoordelijkheden.
- Welke afspraken?( startdocument)
- Wie heeft er macht en invloed?
- Waar ligt de controle of sturing van wat we doen?
9.
Hoe ziet de stabilisatiefase eruit en noem een voorbeeld
Answer: Onderlinge, persoonlijke verhoudingen / onderlinge betrokkenheid worden
duidelijk
Hoe gaan we met elkaar om?
- Hoe nemen de besluiten?
- Hoe pakken we de zaken aan?
10.
Hoe ziet de prestatiefase eruit en noem een voorbeeld
Answer: Aan de slag met de taak, nog steeds veel aandacht voor onderlinge relaties
- Hoe open is deze groep? Hoeveel ruimte is er voor iedereen?
- Wat kunnen we als groep; hoe slagvaardig is de groep?
Content preview
Hogeschool van Amsterdam
Maatschappij en Recht
Samenvatting
Groepsdynamica
Titel Gedrag in organisaties Titel Sociale psychologie
Auteurs Ablas, G. & Wijsman, E. Auteurs Aronson, E., Wilson, T. & Akert, M.
Druk 6e druk (2013) Druk 7e druk (2011)
Uitgever Noordhoff Uitgevers bv Uitgever Pearson Benelux
ISBN 978-90-01-81626-1 ISBN 978-90-430-1984-2
Student Janine Cornelissen
Studie Toegepaste Psychologie VT (2013-2014)
School Hogeschool van Amsterdam
,INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk III: Groepen in organisaties ............................................................................................................................... 3
Paragraaf 3.1: Het begrip groep ............................................................................................................................3
Paragraaf 3.3: Soorten groepen in organisaties .....................................................................................................3
Paragraaf 3.4: Functies van groepen .....................................................................................................................4
Paragraaf 3.5: Sociale beïnvloeding in groepen .....................................................................................................4
Paragraaf 3.6: Fasen in de groepsontwikkeling ......................................................................................................5
Paragraaf 3.7: Structurele kenmerken van groepen ...............................................................................................6
Hoofdstuk IV: Doelmatig samenwerken en overleggen ...................................................................................................... 9
Paragraaf 4.5: Voor- en nadelen van een groepsaanpak ........................................................................................9
Paragraaf 4.8: Verbeteren van het overleg in een groep ........................................................................................9
Hoofdstuk VI: Macht en leiding ........................................................................................................................................ 12
Paragraaf 6.8: Effectief leidinggeven .................................................................................................................... 12
Hoofdstuk X: Stress en conflicten ..................................................................................................................................... 15
Paragraaf 10.7: Conflicten op het werk ................................................................................................................ 15
Paragraaf 10.8: Conflicthantering ........................................................................................................................ 15
Paragraaf 10.9: Condities die van invloed zijn op de vorm van conflicthantering ................................................... 16
Paragraaf 10.10: Escalatie van conflicten ............................................................................................................. 16
Paragraaf 10.11: Conflictmanagement ................................................................................................................. 16
,HOOFDSTUK III: GROEPEN IN ORGANISATIES
PARAGRAAF 3.1: HET BEGRIP GROEP
In de psychologie is een groep meer dan een willekeurige verzameling mensen die in elkaars nabijheid verkeren. Er is pas sprake van
een groep als er wordt voldaan aan de volgende vier voorwaarden:
Directe interactie: tussen twee of meerdere mensen
Gemeenschappelijke doelen
Wederzijdse afhankelijkheid
Groepsgevoel: in hetzelfde ‘schuitje’ zitten
PARAGRAAF 3.3: SOORTEN GROEPEN IN ORGANISATIES
In organisaties zijn verschillende soorten groepen te onderscheiden, namelijk de volgende twee:
1. Formele groepen
2. Informele groepen
1. Formele groepen
Formele groepen zijn groepen die onderdeel vormen van de structuur van de organisatie. Ook de formele groepen kunnen weer
onderverdeeld worden in drie verschillende vormen van groepen:
Bestuurlijke groepen: deze groepen richten zich op de doelen, strategieën, inrichting en besturing van de organisatie. Zij
zorgen ook dat de organisatieproblemen worden aangepakt
Uitvoerende groepen: we spreken van deze groep als er in teamverband uitvoerende werkzaamheden worden verricht. Een
voorbeeld hiervan is een administratie-afdeling. Deze groep is een mengvorm van bestuurlijke- en uitvoerende groepen
Virtuele groepen: door Het Nieuwe Werken zijn werknemers minder in elkaars buurt en communiceren ze met elkaar via
elektronische wegen. Er wordt dan ook weinig face-to-face gecommuniceerd
Zelfsturende groepen: deze groepen hebben naast uitvoerende taken ook plannende en controlerende taken. Dit zorgt
ervoor dat teams moeten overleggen.
Door de invoering van deze zelfsturende groepen kan de volgende drie redenen hebben, namelijk:
1. Kwaliteit van arbeid verhogen: door werknemers meer taken en verantwoordelijkheid te geven, wordt de kwaliteit van het
werk verhoogd. Dit hangt samen met het JCM-model
2. Klantgerichter werken: ze kunnen dan beter inspringen op de wensen van klanten
3. Flexibiliteit verhogen: door flexibiliteit te verhogen kan men sneller reageren op veranderingen op wens van de klant
Ondanks de verschillende uitgangspunten om met zelfsturende teams te gaan werken, hebben deze teams een drietal
gemeenschappelijke kenmerken, namelijk:
Taken zowel uitvoerend als controlerend
Zo min mogelijk zaken van bovenaf (directie) vastgelegd
Thuisbasis voor de groepsleden: zodat er sociaal contact mogelijk is. Daarvan is een beperkte groepsgrootte van belang
2. Informele groepen
In een organisatie bestaan ook informele groepen: groepen die zich spontaan ontwikkelen. Te denken valt aan groepen die zich op
grond van vriendschappen of bepaalde gemeenschappelijke activiteiten ontwikkelen.
De verschillende groepen die er in een organisatie te onderscheiden zijn staan in de onderstaande tabel:
Mensen brengen een groot deel van hun leven in groepsverband door, omdat groepen voor hen drie verschillende functies hebben:
1. Evolutionaire en biologische functie: groepen bieden het individu bescherming in gevaarlijke situaties en bieden de
mogelijkheid tot voortplanting
2. Psychologische functie: mensen hebben behoefte aan contact met andere mensen om het gevoel te krijgen ergens bij te
horen en als lid van de groep of samenleving gewaardeerd te worden
3. Cognitieve functie: mensen kunnen met elkaar meer presteren dan afzonderlijk
1. Evolutionaire en biologische functie
Door in groepsverband te leven, kon men zich beter weren tegen de bedreigingen en daardoor ook beter zorgen voor de overleving
van de eigen soort. Volgende de evolutietheorie van Darwin is er bij levende organismen sprake van een natuurlijke selectie: levende
organismen die over eigenschappen beschikken die hun voortbestaan beter waarborgen, geven die eigenschappen door aan hun
volgende generaties. Op die manier heeft het ook een biologische functie.
2. Psychologische functie
Mensen leven in groepen omdat daardoor een aantal psychologische behoeften bevredigd kunnen worden. Het gaat hierbij aan drie
soorten behoeften, namelijk de volgende:
Sociale steun: deze bestaat uit emotionele steun (meegevoel en zorgen voor de ander), advies en hulp (raad en bijstand) en
positieve feedback (waardering voor gedrag en kwaliteiten van een ander). Mensen die op hun werk sociale steun ontvangen
van collega’s, zullen minder snel gestrest zijn
Identiteit en status: het lidmaatschap van een groep kan iemand identiteit en status verschaffen, als iemand vraagt wie
iemand is dan kan hij antwoorden met ‘ik behoor tot de klas 106’. Het gedeelte die iemand aan zijn sociale omgeving
ontleent, wordt ook wel sociale identiteit genoemd
Informatie: gebeurtenissen in een organisatie zijn voor meerdere uitleg vatbaar. De groep is daarom ook een belangrijke
bron van informatie. Daarbij kan een groep ook de kijk bepalen op een organisatie. Een aantal opvattingen heeft ook direct
consequenties voor het gedrag van de werknemers
3. Cognitieve functie
Mensen hebben anderen nodig om doelen te bereiken die ze moeilijk in hun eentje kunnen bereiken. Als de behoefte om eenzelfde
doel te bereiken bij meer mensen aanwezig is, is er sprake van een collectieve behoefte. Diverse collectieve behoeften kunnen aan
groepsvorming ten grondslag liggen.
Men bepaalt of hij in een groep blijft of niet door te kijken naar onder andere de sfeer, plezier aan activiteiten en succes. Mensen
kunnen dus diverse cognitieve overwegingen hebben om lid van een groep te worden of juist lid van een groep te blijven (of niet).
PARAGRAAF 3.5: SOCIALE BEÏNVLOEDING IN GROEPEN
Groepsleden beïnvloeden elkaars opvattingen en gedragingen, er is dan sprake van sociale beïnvloeding. Om lid van een groep te
blijven, moet iemand zich soms conformeren aan de groep. Dat wordt duidelijk als de groep wordt geconfronteerd met iemand met
afwijkend gedrag (ofwel deviantie).
Actieve en passieve beïnvloeding
Zoals net al verteld beïnvloeden groepsleden elkaars opvattingen en gedragingen. Er vindt dan sociale beïnvloeding plaats, waardoor
na een tijdje een bepaalde mate van overeenstemming wordt bereikt over bijvoorbeeld doelen van de groep, de opvattingen die
binnen een groep gelden en de manier waarop de leden zich moeten gedragen in de groep.
Sociale beïnvloeding kan op twee manieren voorkomen, namelijk:
Actieve beïnvloeding: dit is een vorm van bewust invloed uitoefenen op iets of iemand. Voorbeeld: iemand wil de groep
overtuigen van een bepaalde mening
Passieve beïnvloeding: er vindt beïnvloeding plaats, zonder dat dit de bedoeling is van de groepsleden. Het is onbewuste
beïnvloeding
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xJaninnn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.