cliënt gebonden factoren = Voorkeuren v cliënt (geen brood, maar pap/vla), intelligentie, kennis en interesse.
Eetdagboek = inzicht te krijgen v.h. voedingspatroon vd cliënt>schriftelijk>(zelf ook, 2werkdagen)
Dietary history = een interview met de cliënt over zijn gebruikelijke voedingspatroon. Let op werk-weekend
24-uurs recall = nagaan wat de cliënt de vorige dag gegeten en gedronken heeft (momentopname). Wordt
gebruikt bij onderzoeken naar voedingspatronen dmv een interview.
Streefgewicht = BMI x (lengte x lengte) (stel ik streef naar een BMI van 20 = 20 x (1.66 x 1.66 = 55)
Normaalwaarden = BMI, middelomtrek en vetpercentage (waarde die aangeven of iemand (on)gezond is)
BMI (body mass index 18-70 jaar) = gewicht : lengte x lengte (zelf > 1.66x1.66 = 2,7556 > 62 : 2.7556 = 22.4)
< 18,5 = ondergewicht,
18,5-24,9 = normaal gewicht
25-29,9 = overgewicht 25-27 = licht overgewicht / 27-30 = matig overgewicht
30-39,99 = obesitas (ernstig overgewicht)
> 40 = morbide obesitas (ziekelijk overgewicht)
Middelomtrek = (maat die iets zegt over het buikvet) >>>>>
Mannen Vrouwen Betekenis
< 79 cm < 68 cm Mogelijk ondergewicht
79-94 cm 68-80 cm Gezonde middelomtrek
94-102 cm 80-88 cm Blijf op gewicht > niet zwaarder
> 102 cm > 88cm Probeer af te vallen
Waarom worden huidplooien gemeten = dikte van 4 huidplooien zeggen over de dikte van het subcutane of
onderhuids vetweefsel Welke 4 huidplooien worden gemeten?
Biciptale plooi = biceps , triciptale plooi = triceps, subscapulaire plooi = schouderblad,
supra-ilicale plooi = bekken (bovenkant van heupbeen, bevindt zich recht onder de oksel). Meet elke plooi 3x!
4. Welke kanttekeningen zijn er bij een BIA-meting?
Erg duur, wordt niet uitgevoerd bij mensen met pacemaker, resultaten bij zwangere/ouderen onbetrouwbaar.
5. Een cliënt heeft een BMI van 24, maar het vetpercentage is te hoog. Waar bevindt zich het vet en wat zal
het doel van de behandeling zijn?
Dit is het visceraal vet, opgeslagen rond de organen. Verlaging van het vetpercentage = doel!
Eettabel = wordt uitgedrukt in porties> opscheplepel, 1 glas, kommetje etc.)
Je ziet hier de energie in KJ en KCAL, eiwit, koolhydraten, totaal vet, verzadigd vet, voedingsvezels en natrium.
NEVO-tabel = geeft de voedingswaarde van producten weer per 100 gr
Je ziet; eiwit, koolhydraten, vet, vetzuren, cholesterol, voedingsvezel, alcohol, water, mineralen (allemaal),
vitaminen (allemaal).
Nederlands voedingsmiddelen tabel = bijna zelfde als NEVO, per 100 gram. Je ziet zelfde als NEVO (uitgebreid)
Voorbeeld = cliënt eet schaaltje magere yoghurt met 2 eetlepels muesli. Magere yoghurt per 100 gr – 38 kCal
en muesli per 100gr 369 kCal. Een schaaltje bevat 150r en eetlepel 10 gr. 1,5 x 38 = 57 en 0,2 x 369 = 74 kCal
, H5 ziekteleer
Hoge bloeddruk (hypertensie) = een risicofactor voor het ontstaan van hart- n vaatziekten. Bij een bovendruk
van 140 en onderdruk van 90 is er sprake van lichte hypertensie. Bij een waarde van 165/95 = slecht
Oorzaken: overgewicht, alcoholgebruik, roken/drop, hoog zout gebruik (niet meer dan 500mg p.d), laag kalium
Dieet: gewichtsvermindering voor het dalen vd bloeddruk, beweging kan helpen, natrium beperking =
zoutgevoeligheid. Verhoging van groenten en fruit (bevat kalium), dit mineraal helpt om de hoeveelheid
natrium in het bloed in evenwicht te houden. In combi met zuivel (calcium) en vermindering van de consumptie
van verzadigd en totaal vet.
Te hoog cholesterol (hypercholesterolemie) = atherosclerose (slagaderverkalking). De bloedvaten worden
hierbij nauwer doordat de wand aan de binnenkant vd bloedvaten beschadigd. Door klontering van
bloedplaatjes op de beschadigde plekken. Bloedvaten transporteren niet alleen bloed, maar ook
voedingsstoffen; deze stoffen kunnen zich ophopen onder de klonterde bloedplaatjes.
Een té hoog cholesterol gehalte is dus een risico voor het ontstaan van hart- en vaatziekten.
Cholesterol = belangrijke stof voor het lichaam. Heeft werking bij de aanmaak van celmembranen en
lichaamscellen. Cholesterol lost niet op in water en bloed. Het wordt in het bloed vervoerd doordat het
gebonden wordt aan eiwitten. Cholesterol eiwit verbindingen worden lipoproteïnen genoemd.
LDL (laag dichtheid lipoproteïnen) = vervoert cholesterol van de lever naar de rest vh lichaam ‘slechte’
HDL (hoge dichtheid lipoproteïne) = vervoert het teveel aan cholesterol af naar de lever. ‘goede’!
De lever zorgt ervoor dat cholesterol in de darmen terecht komt en via ontlasting naar buiten.
HDL = opruimer/helpt bloed cholesterol te verlagen.
Oorzaken: teveel verzadigd vet. Teveel verzadigd vet heeft invloed op de aanmaak van cholesterol in de lever.
Dieet: gezonde voeding volgens RGV, verzadigde vetten vermijden. Dit zit in; eidooier, garnalen, orgaanvlees.
Metabool syndroom = geen ziekte maar verzameling van ziektefactoren die bij elkaar een verhoogd risico
geven op o.a. hart- en vaatziekten.
Kenmerken: verhoogde buikomtrek mannen > 102cm en vrouwen > 80cm en 2 vd volgende factoren:
verhoogde bloeddruk, verlaagd HDL-cholesterol gehalte, teveel bloedvetten, diabetes mellitus 2.
Dieet: verminderen van energie, geraffineerde koolhydraten (volkoren producten), verzadigd vet en zout.
Diabetes mellitus type 2 (niet-insulineafhankelijke diabetes) = als het samenspel wordt verstoord doordat de
alvleesklier te weinig insuline maakt of niet in staat is om insuline te maken.
Als koolhydraten zijn afgebroken komt glucose in het bloed. De bloedsuikerspiegel mag niet te hoog/laag zijn. <
In beide gevallen kunnen afwijkingen/beschadigingen optreden in het lichaam. Als het bloedsuikergehalte te
hoog/laag is, reageert het lichaam daarop door de afscheiding van insuline (dit hormoon wordt aangemaakt
door alvleesklier). De alvleesklier geeft dit hormoon (insuline) af aan het bloed.
Taak insuline = lichaamscellen toegankelijk maken voor glucose + verlaging van het bloedsuikergehalte.
Dit is dus eigenlijk de sleutel die de deur vd cellen opendraait zodat glucose er in kan. Daardoor verlaagt het
glucosegehalte in het bloed en nemen de cellen glucose op, die ze kunnen verbranden. 4,5 – 8 mmol/liter.
Oorzaak diabetes: overgewicht, zwangerschap, leeftijd (bij ouderen alvleesklierfunctie verslechterd), stress
Symptomen: vaak dorst en veel plassen, vermoeidheid, oogklachten (wazig- dubbel zien), slecht genezende
wondjes, kortademig, pijn in de benen bij het lopen, vaak terugkerende infecties.
Behandeling: voldoende beweging, beperking van geraffineerde koolhydraten om overgewicht te minderen en
hart- vaatziekten te voorkomen, min mogelijk verzadigd vet eten, afvallen, matig nuttigen van rood vlees, geen
alcohol (of met mate), voldoende vezels, goede inname van vitamine D.
Plantensterolen = stoffen die voorkomen in sommige granen (rogge, haver, tarwe, peulvruchten, groente fruit)
Voedselallergie = afwijkende reactie v.h. immuunsysteem op voedingsmiddelen of voedingsbestanddelen.
Voedsel intolerantie = abnormale reactie op voedselbestanddelen (bij intolerantie is niet het immuunsysteem
betrokken en niet gericht op eiwitten, zoals bij allergie, maar kan ook worden veroorzaakt door suikers (lactose
Oorzaken: erfelijk waardoor lactose (melksuiker) niet kan worden gesplist in dunne darm.
Binge eating disorder = komt voor bij 1/3 vd mensen met obesitas, hier niet braken of afvallen maar alleen
eten. Orthorexia nervosa = ziekelijke fixatie om gezond te willen eten, alles het beste willen.
Eetstoornis is er sprake van samenspel van risico factoren = Biologische risicofactoren (genetische risicofactor)
Sociaal-culturele risicofactoren(denk aan landen waar je dun moet zijn of fotomodellen), Psychische
risicofactoren (depressie, minderwaardigheidsgevoel), Overige risicofactoren (lijngedrag van mam, nare
gebeurtenis in het gezin, seksueel misbruik)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lyanvandenmunckhof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.