100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting ak de Geo wonen in Nederland h3 $3.79   Add to cart

Summary

Samenvatting ak de Geo wonen in Nederland h3

 62 views  1 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Dit is een overzichtelijke samenvatting met alle belangrijke theorie. Alles is puntsgewijs genoteerd voor extra duidelijkheid. Ook zijn alle begrippen verwerkt in de samenvatting. Succes met leren!

Preview 2 out of 8  pages

  • No
  • Hoofdstuk 3
  • February 16, 2021
  • 8
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Samenvatting ak hoofdstuk 3

3.1 Wonen in een stedelijke omgeving:

Een verstedelijkt land:
 Als een stad in NL meer dan 100.000 bewoners heeft, spreek je van een grote
stad. Gouda bijvoorbeeld is een middelgrote stad (20.000)
 Stadsgewest: de centrale stad met het verstedelijkte platteland eromheen. De
meeste grote stadsgewesten liggen ten zuiden van Haarlem-Zwolle.

Samenhang binnen een stadsgewest:
 Stadsgewesten functioneren vaak als een ruimtelijk geheel door de
samenhang tussen de centrale stad en het verstedelijkte platteland.
 Twee soorten relaties tussen hoofdkern en de gemeenten zorgen voor deze
samenhang:
1. Woon-werkrelaties: Men werkt vaak in de stad en woont in een andere
gemeente in het stadsgewest. Dit zijn forensen.
- Als zij werk zoeken, doen zij dit vaak binnen het stadsgewest waar zij wonen.
 stadsgewest is een regionale arbeidsmarkt. Dit zie je ook binnen
woningmarkt (men wil in vertrouwde omgeving wonen)
1. Voorzieningen en centrale stad: De bewoners die wonen op het verstedelijkte
platteland winkelen, eten en gaan naar school in de binnenstad. De centrale
diensten in de stad trekken klanten uit de omgeving aan.  het
verzorgingsgebied van centrale steden is groter dan de steden zelf.

Model van een stad:
 In steden in NL komen veel typen wijken voor. Ze dateren uit verschillende
bouwperioden  er zijn eenheden ontstaan met kenmerkende typen
gebouwen, gebouwdichtheid en stratenpatroon.
 De ontstaanswijze van verschillende wijken heeft invloed op de inrichting en
de bewoners. (afbeelding 3.4)

Historische binnenstad en stadscentrum:
 Deze komen uit de middeleeuwen. Veel oude gebouwen herinneren aan de
handels- of bestuursfunctie, vestigingswerken en verdedigingswerken.
(grachten)
 Religie was toen erg belangrijk  kerken, kloosters en soms hofjes te zien.
 De oude steden vaak in de buurt van water  haventjes zijn aantrekkelijk voor
toeristen.  goed voor horeca.
- Woonfunctie is hier minder belangrijk.
 De binnenstad is vrij compact. Er zijn smalle wegen  fijnmazig netwerk. Ook
gebouwen dicht op elkaar, omdat in de 19e eeuw steden begonnen te groeien
 de lege plekken opgevuld binnen de stadsmuren  verdichting.
 Op sommige plekken ontbreekt de historische binnenstad. Door WOII bijv.
Tilburg en Eindhoven zijn door industrialisatie ontstaan (dorpjes verbonden 
geen binnenstad)(Almere of Lelystad zijn nieuw  geen binnenstad)
 Alle steden hebben een centrale zakenwijk (cbd: central business district) hier
zijn winkelvoorzieningen en kantoren. Bij oude steden ligt dit vaak tegen
historische binnenstad aan. Soms is bouw cbd ten koste gegaan van
historische gebouwen.

, Negentiende-eeuwse arbeiders en industriewijken:
 Tegen de binnenstad aan liggen de wijken die gebouwd zijn tijdens de
industriële revolutie. Door de nieuwe fabrieken en werkplaatsen vestigde men
zich in stadjes aan een spoorlijn of haven.  smalle donkere huisjes zonder
riolering of water.  nu vaak gesloopt of gerenoveerd.
 Soms werden deze wijken aantrekkelijker gemaakt door aanleg tuintjes om
arbeiders aan te trekken.
 Niet alle woningen waren toen klein. De rijken vestigde zich buiten de
arbeiderswijken in villa’s. vaak in aantrekkelijke landschappelijke delen.

Vooroorlogse stadswijken 1900-1940:
 De urbanisatie zette zich na 1900 door  meer huizen gebouwd. Overheid
ging zich steeds meer bemoeien met de huizenbouw  woningwet (= wet met
voorschriften waaraan woningen moeten voldoen, zoals water en licht)
  de kwaliteit van woningen nam enorm toe  leefbaarheid bewoners beter.
 In de verder van het centrum gelegen wijken waren de grondkosten lager en
er was meer ruimte.  de iets rijkere mensen konden hier in grotere woningen
wonen.
 Langs de uitvalswegen van de centrale steden werden grote huizen gebouwd
voor gezinnen met hogere inkomens.  tegenwoordig veel kantoren van
advocaten, makelaars en architectenbureaus in deze panden.

Naoorlogse wijken:
 Na 1945 was er een enorme woningnood, gebrek aan bouwmaterialen,
huwelijken steeg.  meer materialen en huizen nodig.  systeembouw (snel
en goedkoop bouwen)
 Hoogbouw bleef belangrijk in 20ste eeuw. Het woonoppervlak werd steeds
groener rondom de flats. En in de jaren 60 goedkope rijtjeshuizen.
 Door de welvaartsstijging vanaf jaren 60 konden meer mensen een woning
kopen.  overheid steunde het kopen van woningen.
- Wijken gingen steeds meer voldoen aan individuele wensen +
verkeersveiligheid.  er ontstonden bloemkoolwijken.
- Bloemkoolwijk: stadsdelen waar het wegenpatroon verder in de wijk steeds
fijnmaziger wordt. (steeds meer vertakking)

Verstedelijkt platteland:
 In de jaren 60 begon de suburbanisatie. (= de trek van de stad naar de
omgeving ervan)
 Dit was selectieve migratie. Vooral jonge gezinnen die het konden betalen
gingen van de oudere stadswijken naar de nieuwbouwwijken aan de rand van
de stad en vooral naar dorpen in de buurt van de stad.
-  het platteland rondom de steden verstedelijkte snel.
 Overheid wilde voorkomen dat dorpen om de stad heen te stedelijk zouden
worden en hierdoor hun plattelandskarakter kwijt zouden raken. 
groeikernen aangesteld.
 Groeikern: dorp waar stadsmigranten naartoe moesten gaan. Ze wilden
dichtbij de stad blijven wonen en in het stadsgewest blijven werken.
(bijvoorbeeld als je uit Rotterdam wil gaan, woon je in Capelle, zodat Krimpen
aan de Lek klein blijft)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aardrijkskundehulp101. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.79  1x  sold
  • (0)
  Add to cart