100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Landelijke Kennis Basistoets $5.85   Add to cart

Summary

Samenvatting Landelijke Kennis Basistoets

 73 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

ik heb dit document gebruikt om de eindtermen van de Landelijke Kennis Basistoets te leren. Ik heb voor de toets een 8.5 gehaald.

Preview 4 out of 330  pages

  • February 16, 2021
  • 330
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting kennisbasistoets
Maatschappijleer
Domein 1
Subdomein 1.1: Politiek-juridische benaderingswijze: beleid en
regelgeving
Rechtsstaat: de rechtsstatelijke principes van en kaders voor een samenleving: legaliteitsbeginsel,
grondrechten, machtenscheiding (tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, de trias
politica).

Legaliteitsbeginsel: Het legaliteitsbeginsel gaat over twee dingen: ten eerste moet alles wat de
overheid doet, gebaseerd zijn op de wet. Ten tweede mogen (de meeste) nieuwe wetten niet met
terugwerkende kracht worden toegepast. Doel om burgers te beschermen tegen de willekeur van de
overheid.

Grondrechten: Rechten voor iedere Nederlandse burger die opgetekend zijn in de Grondwet.
Bijvoorbeeld: vrijheid van meningsuiting of godsdienstvrijheid.

Machtenscheiding: Bedacht door Montequieu ter voorkoming van machtsmisbruik. Bestaat uit de
volgende drie machten:

 Wetgevende macht: parlement (Eerste en Tweede Kamer) en regering (koning en ministers):
de meeste wetsvoorstellen komen van de regering. Het parlement moet vervolgens
instemmen met het wetsvoorstel, anders kan het geen wet worden. De Tweede Kamer kan
zelf ook met wetsvoorstellen komen, maar dat gebeurt niet zo vaak. Om te kunnen regeren,
heeft de regering de steun nodig van een meerderheid van de leden van de Tweede Kamer
(en Eerste Kamer). Partijen die de regering steunen nemen dan meestal de wetsvoorstellen
van de regering aan. De andere partijen in het parlement vormen de oppositie. Zij zijn vaak
kritischer op de regering.
 De uitvoerende macht bestaat uit de regering (ministers en staatssecretarissen). De regering
geeft namelijk leiding aan de ministeries en hun ambtenaren, die zich bezighouden met de
uitvoering van wetten. De uitvoerende macht moet rekening houden met de wetgevende
macht. De uitvoerende macht mag alleen zaken uitvoeren die in de wet staan. Het
parlement controleert de regering. Als de regering haar werk niet goed doet, dan kan het
parlement de regering ten val brengen. Dat betekent dat de regering moet opstappen. Er
komen dan meestal nieuwe verkiezingen. Dit is de vertrouwensregel tussen de regering en
het parlement.

 De rechterlijke macht in Nederland bestaat uit de rechters en het Openbaar Ministerie. De
rechters spreken recht op basis van wetten, verdragen, gewoonten en eerdere rechterlijke
uitspraken (jurisprudentie). In een rechtsstaat kan een rechter ook een uitspraak doen die
nadelig is voor de overheid. Rechters in Nederland mogen landelijke wetten niet toetsen aan
de grondwet. De reden is dat rechters niet door het volk worden gekozen. Rechters mogen
daarom ook niet bepalen of wetsvoorstellen een wet mogen worden. Rechters horen niet
bij de wetgevende macht. Het Openbaar Ministerie (OM) vervolgt verdachten van een


1

, strafbaar feit. Het OM valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en
Justitie. De minister geeft in grote lijnen aan hoe het OM moet werken. Dat geeft de minister
(iemand die tot de uitvoerende macht hoort) een beetje invloed. Als het OM grote fouten
maakt, dan is de minister daarvoor politiek verantwoordelijk.



Rechtsstaat: de relatie tussen rechtstatelijke principes en democratie (machtenscheiding,
grondrechten).

De machten moeten gescheiden worden om misbruik van de macht te voorkomen. Tevens is het van
groot belang dat inwoners van een land grondrechten hebben. In Nederland kennen we de sociale
en de klassieke grondrechten. Dit is zodat de burger niet benadeeld kan worden door een overheid
als het gaat om de rechten.



Rechtsstaat: de klassieke en sociale grondrechten.

Verschil tussen de sociale en klassieke grondrechten: bij de klassieke grondrechten ligt de basis op
vrijheid/ absentie van de overheid. Sociale grondrechten vragen inspanning van de overheid.

Klassieke grondrechten zijn afdwingbaar. Sociale grondrechten lastiger.



Rechtsstaat: de belangrijkste klassieke en sociale grondrechten, i.c.:
- de vrijheid van meningsuiting, vergadering, godsdienst, recht op leven;

De vrijheid van meningsuiting:

Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te
openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een
radio- of televisieuitzending.

Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden
genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan,
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen
toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.



Kortom: het recht op vrijheid van meningsuiting garandeert dat burgers zonder vrees voor
vervolging hun mening tot uitdrukking kunnen brengen – in gesprekken en gedrukte tekst, in
tekeningen en liedjes, op radio, televisie en internet. Ook mag informatie in beginsel vrijelijk worden
verzameld en verspreid, zoals door de pers.

De vrijheid van vergadering
In Nederland heeft men de vrijheid om samen te komen om te vergaderen en om
te betogen.

De vrijheid van godsdienst


2

,In Nederland heeft iedereen de vrijheid om te geloven of niet te geloven in een
godsdienst.

Het recht op leven
Iedere persoon heeft het recht op leven. Dit staat niet in de grondwet, maar in
Mensenrechtenverdragen.


- het recht op arbeid, huisvesting, inkomen, leefmilieu
De overheid moet haar uiterste best doen om burgers werk te kunnen geven, huisvestiging kunnen
faciliteren. Een inkomen moeten kunnen realiseren en het leefmilieu van de burgers moet goed zijn.

Rechtsstaat: het onderscheid tussen klassieke en sociale grondrechten, namelijk:
- afdwingbaarheid;
Sociale grondrechten zijn meestal niet afdwingbaar bij de rechter, maar klassieke
grondrechten wel. Zo kan een burger een kort geding aanspannen als een
gemeente zonder goede redenen een demonstratie wil verbieden.

- de rol van de overheid.
Het is de rol van de overheid om de grondrechten van de burgers te waarborgen, en wanneer zij dit
onvoldoende doen, kan de overheid ook aangeklaagd worden.

Rechtsstaat: de opzet en kern van de Nederlandse Grondwet.
In hoofdstuk 1 van de Grondwet staan de grondrechten. Dit zijn rechten die burgers de vrijheid
geven om zonder bemoeienis van de overheid te leven. Ook bevat de Grondwet de rechten om deel
te nemen aan de samenleving en de politiek. Het document is een vastlegging van de fundamentele
vrijheden van de mens en de fundamenten van de rechtsstaat.

Staat: de kenmerken van een staat, i.c.:
- erkenning door andere landen;
Een staat moet erkend worden door andere landen in de wereld

- geweldsmonopolie;
De overheid van de staat heeft het legale gezag en geweldmonopolie van het land in handen.

- soevereiniteit;
Dit gaat over de zelfbeschikking van staten. Een staat is soeverein als hij binnen de staat het hoogste
gezag voert.

- eigen grondgebied;
Een staat heeft een eigen grondgebied waarop het mag opereren.

- eigen bevolking.
Een staat heeft een bevolking die de legale macht van de overheid accepteert.

Staat: het onderscheid tussen natie en staat.
Bij een natie is het belangrijk om niet te spreken van een grondgebied maar van een volk met een
eigen identiteit. Koerden. Ze streven vaak naar een staat.


3

, Recht: de grondslagen waarop een rechtsorde gebaseerd is (codificatie, ethiek, normen).
Codificatie: het op schrift stellen van het recht.
Ethiek: het goed of slecht vinden van een activiteit

Recht: de rechtsgebieden en wat deze gebieden omvatten, i.c.:
- privaatrecht (personen- en familierecht, vermogensrecht, ondernemingsrecht);
Geeft regels tussen personen onderling. Het wordt ook wel het burgerlijk recht genoemd. Dit regelt
recht tussen burgers onderling, bedrijven onderling en tussen burgers en bedrijven.

- publiekrecht (staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht)
Overheid vs burger. Vergunning aanvragen bij de gemeente. Het publiekrecht geeft regels ten
aanzien van de verhouding tussen de burger en de overheid. Ook omvat dit rechtsgebied de
verhouding tussen overheidsinstanties onderling.


Recht: de rechtsbronnen (wet, verdrag, gewoonte, jurisprudentie).

Verdrag: is een schriftelijke overeenkomst van bindende aard tussen twee staten of
volkenrechtelijke instellingen.
Wetten: geschreven rechtsregels
Gewoonte: is recht dat gebaseerd is op gewoonten. Een belangrijk kenmerk van gewoonterecht is
dat het van generatie op generatie mondeling wordt doorgegeven. Daarom wordt gewoonterecht
ook wel ongeschreven recht en costumier recht genoemd

Jurisprudentie: uitspraken van rechters. Vaak over zaken die nog niet opgenomen waren in andere
rechtsbronnen. Stikstofmaatregelen.

Definitie van beleid: de onderdelen van de definitie:
- problemen aanpakken;
- beslissingen en maatregelen nemen op basis van bepaalde keuzes (bijvoorbeeld waarden of
ideologieën).
Het heeft altijd wel iets te maken met oplossingen van problemen. Beleid is het beslissingen nemen
om ongewenste situatie op te lossen.

Problemen oplossen gaan altijd ten koste van iets anders. Er moeten keuzes gemaakt worden die het
beste zijn.

Beleid: de fasen in een beleidsprocesmodel.
Politiek is een strijd om beleid of van conflict. De waarheid ligt in het midden. Beleidsvorming is het
toneel van zowel conflict als compromis, waarbij actoren competentie en macht gebruiken om hun
belangen en waarden na te streven.
Het beleidsmodel, ook wel fasenmodel genoemd, is een model van het gehele beleidsproces. Bentley
(1908) wordt wel als grondlegger genoemd. Openbaar bestuur= het geheel van instellingen en structuren
waarbinnen de overheidstaak wordt verricht.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jessevrw. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.85  4x  sold
  • (0)
  Add to cart