100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
antwoorden examenvragen celfysiologie alle hoofdstukken $10.61
Add to cart

Exam (elaborations)

antwoorden examenvragen celfysiologie alle hoofdstukken

 36 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitwerkingen ALLE examenvragen van celfysiologie van jaar 2020. Komen overeen met die van vorige jaren. Bevat de examenvragen van elk hoofdstuk. Ik heb deze geleerd en was geslaagd op het examen.

Preview 3 out of 27  pages

  • February 16, 2021
  • 27
  • 2020/2021
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
avatar-seller
CELFYSIOLOGIE



EXAMENVRAGEN CELFYSIOLOGIE
HOOFDSTUK 2
Geef de algemene structuur van een fosfolipide en bespreek de fysiochemische
eigenschappen van het celmembraan: hoe verschillende fosfolipiden deze eigenschappen
wijzigen.

Fosfolipiden bestaan uit een glycerol met daaraan een fosfaatgroep en 2 vetzuren. Aan deze
fosfaatgroep is vaak nog een molecule gebonden die negatief of positief geladen kan zijn.
Een fosfolipide is amfipathisch. Dit betekent dat ze een polair hoofd heeft en een apolaire
staart. Deze staart is hydrofoob en de kop is hydrofiel. Wanneer een fosfolipide onverzadigd
is, zal ze een dubbele binding bevatten die cis-gericht is, waardoor een knik ontstaat in de
vetzuurstaart.

Hydrofobe vetzuurstaarten gaan in waterig milieu het oppervlakte dat in contact staat met
water zo klein mogelijk willen maken en daarom trekken ze zich naar elkaar toe. Zo vormen
fosfolipiden samen een dubbellaag waarbij de koppen zich naar het water toe richten. Op
deze manier kan zich een cytosol (binnenkant dubbelaag) en een extracellulaire laag (bij het
water) zich onderscheiden.

De lipide laag kan op verschillende manieren bewegen:
o Laterale diffusie
Spontaan proces, hanft af van interacties met naburige moleculen
Wanneer er sterkte interacties zijn, zal er weinig laterale diffussie zijn en de
dubbellaag niet vloeibaar zijn.
Wanneer weinig interacties kan laterale verplaatsing door met naburige molecule te
wisselen van plaats

o Rotatie/flexie
Spontane beweging waarbij fosfolipide rond zijn eigen as draait

o Flipflop
Niet spontaan proces, enzymen nodig voor verplaatsing
Flippase = extracellulair -> cytoplasma
Floppase = cytoplasma -> extracellulair

De fysiochemische eigenschappen worden bepaald door de transitietemperatuur, de
temperatuur waarbij het membraan van vaste stof naar voeibare fase gaat. De samenstelling
van de fosfolipiden zal de vloeibaarheid vh membraan bepalen.
Lange, verzadigde vetzuren zullen een groter contactoppervlak hebben en hierdoor
sterktere interacties. Ze hebben een hoge transitietemperatuur en zijn vast.
Bij korte onverzadigde zelfde redenering, hebbel lage TT en zijn vloeibaar.

Bij zwakke packaging of vele zwakke interacties, kan het membraan te vloeibaar worden.
Hierdoor zal te veel beweging plaatscinden waardoor scheuren ontstaan en het membraan
niet meer permeabel is.

,CELFYSIOLOGIE




De meeste membraanlipiden zijn fosfolipiden (zoals bv phosphatidylcholine) maar ook
andere membraanlipiden zoals cholesterol of glycolipiden kunnen aanwezig zijn
Cholesterol heeft een belangrijke rol in het membraan, het bindt aan onverzadigde vetzuren
en zorgt voor 2 effecten:
1. Rigiede ring stabiliseert C-atomen nabij de kopregio (membraan minder permeabel)
2. Cholesterol belet staart-staart interactie (membraan blijft vloeibaar)

2) Bespreek de assymmetrie in lipide compositie van het celmembraan: hoe wordt het
gegenereerd en wat zijn de implicaties.

Asymmetrie tussen de binnenste en buitenste laag van het membraan:
o Ontstaat tijdens de biosynthese.
o Beïnvloed de buiging en vloeibaarheid van het membraan
Intracellulaire leaflet wordt meer vloeibaar
Extracellulaire leaflet wordt minder vloeibaar (stijver)
o Intracellulair is negatief geladen tov extra

Verschillende soorten fosfolipiden verdelen zich asymmetrisch in het celmembraan.
Fosfolipiden aangemaakt in het ER aan de zijde van het lumen komen extracellulair te liggen
van het membraan. Fosfolipiden aangemaakt aan het cytoplasmatische zijde van het ER
komen intracellulair te liggen. Enkele fosfolipiden zoals fosfatidylcholine worden hierna door
een flip-flop beweging oiv een flippase/floppase naar de andere kant van de dubbellaag
verplaatst.

Binnen het membraan vinden we asymmetrie terug onder de vorm van lipidd rafts. Dit zijn
microdomeinen op het celmembraan waar de samenstelling van lipiden verschilt op het
celmembraan. Hierdoor zullen stoffen harder of minder hard aangetrokken worden door het
celmembraan waardoor een andere aanrijking is van verschillende ionen. Hierdoor zullen
receptoren hier beter kunnen werken. Gebieden op het celmembraan buiten de lipid rafts,
hebben een mindere functionele werking van receptoren.

, CELFYSIOLOGIE

HOOFDSTUK 3
1) Bespreek de bimoleculaire reactie van ligand-receptor interactie, inclusief
concentratie-effect curve en betekenis/impact KD waarde en Hill nummer.

Ligand-receptorbinding heeft 3 types van niet covalente interacties
I. Ionverbinding
II. Waterstofverbindingen
III. Van der Waals interacties

Concentratie-effect curve
In de grafiek zien we de concentratie effect curve. Op de x-as staat de concentratie ligand,
de y-as geeft het effect weer voor de vorming van de receptorligand.
R + X ⇋ RX
Uit de grafiek leiden we af hoe sterk het effect is bij verandering van concentratie ligand.
De eerste grafiek heeft een lineaire schaal en vormt hierdoor een hyperbool. De tweede
grafiek bevat een logaritmische schaal waardoor een sigmoidale curve gevormd wordt.

De Kd waarde of dissociatieconstante wordt bereikt wanneer 50% van de receptoren bezet
zijn door de ligand. (dit is bij de pijl)
Bij een grotere dissociatieconstante zal de




Hill-functie

De n-waarde (hill-nummer) geeft de graad van
coöperativiteit tussen bindingsplaatsen weer.
Het is gebaseerd op het aantal ligansbindingsplaatsen die
aanwezig zijn op de receptor. De hill-nummer zal ervoor
zorgen dat de curve steiler wordt en het effect sneller
bereikt wordt binnen een minimale range van
concentratieverandering.



2) Geef de algemene structuur van een G-protein gekoppelde receptor en bespreek de 3
belangrijkste ga-protein effector modulatie mechanismen van G-protein gekoppelde
receptors . Geef eveneens 1 voorbeeld waarbij gbg-protein bij betrokken is (dit is dus ga-
protein onafhankelijke signaling).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller biomedicalstudent1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.61. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

58716 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$10.61
  • (0)
Add to cart
Added