100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Toelatingstoets Aardrijkskunde - Samenvatting is volledig $4.28   Add to cart

Summary

Toelatingstoets Aardrijkskunde - Samenvatting is volledig

 27 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit document is voor studenten die aan de pabo moeten beginnen en de toelatingstoetsen willen leren. Daarnaast is dit document ook aan te raden voor studenten die een tentamen hebben voor het vak aardrijkskunde of kennistoetsen hierover hebben. Het document is compleet en duidelijk beschreven.

Preview 4 out of 44  pages

  • Yes
  • February 16, 2021
  • 44
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 2: De aarde
2.1 De aarde in het zonnestelsel
In het zonnestelsel draaien negen planeten om de zon. Dit word in één jaar voltooid. Elk jaar
heeft de aarde, bovenop de 365 volle dagen van het jaar, zes extra uur nodig om het rondje
af te maken. Hiervoor is het één keer in de vier jaar schrikkeljaar.

Een derde van het aardoppervlak bestaat uit land en twee derde bestaat uit water. Er zijn
zeven continenten: Europa, Azië, Antarctica, Australië, Afrika en Noord- en Zuid-Amerika.
Het diepste punt bevindt zich ruim 12 kilometen onder het wateroppervlak vlakbij Japan in de
stille oceaan. Aan de randen van de continenten liggen gebieden die onder water staan,
maar wel bij het continent horen, dit noemen we een zee. Zoet wateren zijn: sneeuw en ijs,
meren, rivieren en grondwater.

2.2 Geografische coördinaten en tijdzones
De evenaar verdeeld de aarde in twee delen: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.
Lijnen die parallel aan de evenaar lopen heten breedtecirkels of parallellen. Als een plek
dicht bij de evenaar ligt dan spreek je van lage breedte. Bij de polen zit je op 90 graden
noorder- of zuiderbreedte.

Lijnen die van pool naar pool lopen heten meridianen. De zogenaamde nulmeridiaan ligt bij
Greenwich in Londen en verdeeld de aarde in een westelijk halfrond en een oostelijk
halfrond. Je kunt in totaal op 180 graden westerlengte en oosterlengte komen. Om tussen de
graden in te kunnen meten, wordt nog een onderverdeling gemaakt: één graad is verdeeld in
60 minuten en één minuut is zelfs weer verdeeld in 60 seconden.

De aarde draait in 24 uur (een etmaal) tegen de klok in rond haar as. De aardrotatie
veroorzaakt dag en nacht. Door de draaiing van de aarde komt de zon op in het oosten en
gaat de ze onder in het westen. Wanneer je bijvoorbeeld vanuit Nederland naar het oosten
reist, komt de zon steeds vroeger op en gaat deze steeds eerder onder. De aarde is
verdeeld in 24 tijdzones. Een tijdzonde komt overeen met 15 lengtegraden. In Finland is het
een uur later dan in zweden. In Engeland is het een uur vroeger dan in Nederland.

2.3 De seizoenen
Wanneer de aardas recht zou staan, zouden er geen seizoenen zijn. Kijk je in juni naar het
noordelijk halfrond, dan zie je dat dit deel van de aarde naar de zon toegekeerd staat.
Wanneer de aarde in 24 uur om haar as draait, legt het noordelijk halfrond het grootste deel
van de omwenteling in het licht af en zijn de dagen langer dan de nachten. Bovendien staat
de zon in juni, vanaf de aarde gezien midden op de dag hoog aan de hemel. In juni is het
dan zomer op het noordelijk halfrond, in de winter is dit omgekeerd. Tussen de zomer en de
winter zijn er overgangsseizoenen: najaar en voorjaar. Op 21 september en op 21 maart zijn
de dagen en nachten overal o de aarde precies even lang. Wanneer het bijvoorbeeld winter
is in Nederland is het in Australië zomer en omgekeerd.

2.4 De getijden: vloed en eb
De aarde heeft één maan. Die draait in ruim 27 dagen om de aarde, waarbij steeds dezelfde
kant van de maan naar de aarde toegekeerd staat. Het zeewater staat onder invloed van de
aantrekkingskracht van de maan, de zon en een kracht die ontstaat door de draaiing van de
aarde. Het gevolg is dat er op aarde als het ware twee bulten ontstaan waar het water wordt
aangetrokken. Daar is het vloed met de hoogste waterstand. Tussen die bulten liggen twee
gebieden waar juist minder water is, daar is het eb met de laagste waterstand. De vloed- en
eb gebieden blijven steeds op dezelfde plek liggen ten opzichte van de maan. Maar er is wel
een andere beweging die veel sneller is: de draaiing van de aarde om haar as. Nederland
draait door de omwenteling van de aarde als het ware door de gebieden heen waar het vloed
en eb is, omdat die ten opzichte van de maan op nagenoeg dezelfde plaats blijven liggen.

,Het wordt twee keer eb en twee keer vloed op aarde. Dat betekent dat een getij ongeveer
zes uur duurt. Tussen maximale vloedstand en minimale ebstand zitten dus ook ongeveer
zes klokuren.


2.5 Endogene krachten
Krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken noemen we endogene krachten. Deze
krachten veroorzaken verschijnselen op aarde die voor een belangrijk deel bepalen hoe de
aarde eruit ziet.

2.5.1 Continentbeweging
Wanneer je de dwarsdoorsnede van de aarde bekijkt dan zie je dat deze aan de buitenkant
bestaat uit een dunne aardkorst. Dit kun je vergelijken met de schaal van een ei. Bij
continenten is de gemiddelde dikte ongeveer 25-30 kilometer terwijl dit bij de oceaanbodem
vaak niet meer is dan 5-10 kilometer. Onder de aardkorst bevindt zich een mantel. Die
bestaat voor een groot deel uit magma. Dit is een vloeibaar gesteente met een temperatuur
van meer dan 1200 graden. In het midden bevind zich een vaste kern. Stroming van magma
in de mantel veroorzaakt aardplaat tektoniek. Er zijn zes grote aardkorstplaten de op
verschillende manieren bewegen bij breuklijnen; uit elkaar bewegen, naar elkaar toe of juist
langs elkaar.

Van elkaar af bewegen:
Op bepaalde plaatsen op aarde, bewegen de platen van elkaar af en komt er magma naar
boven door de stroming. Als gevolg daarvan liggen hier over de hele oceaanbodem vulkanen
in de vorm van een langgerekte rug, de zogenaamde oceanische rug. Bij deze rug wordt
nieuw aardkorst gevormd. Bij de oceanische rug n de Atlantische oceaan wordt door de
stroming het ene deel van de aardkorstplaat naar het westen en het andere deel naar het
oosten getransporteerd. Zo kan een plaat wel acht centimeter per jaar opschuiven.

Naar elkaar toe bewegen:
Daar waar aardplaten naar elkaar toe bewegen verdwijnt er weer aardkorst. Er zijn drie
manieren waarop aardplaten naar elkaar toe bewegen

Subductie: ten eerste waar een oceaanplaat en een continentplaat naar elkaar toe
bewegen. De dunne oceaankorst schuift door de zijwaartse druk onder de dikke
continentkorst door. Dit wordt subductie genoemd.
Trog: in een subductie zone ontstaat aan de rand van het continent een grote diepte, een
zogenaamde trog. Wanneer de oceaankorst zich steeds dieper onder de continentkorst
bevindt, smelt deze door de hoge temperatuur en druk. Er ontstaat magma dat zich
vervolgens weer langzaam omhoog werkt in de aardkorst.
Gebergte: via vulkanen komt dat magma uiteindelijk deels weer aan de oppervlakte. Dit is
een van de manieren waarop een gebergte wordt gevormd. Het Andes gebergte langs de
westkust van Zuid-Amerika, dat voor een belangrijk deel uit vulkanen bestaat, is hier een
voorbeeld van.
Plooiingsgebergte: Bijvoorbeeld het Himalayagebergte. India, dat 60 miljoen jaar geleden
nog een eiland was, is door de continentbeweging langzaam tegen Azië gebotst. Bij de
botsing zijn grote delen van de continentkorst geplooid; aardlagen zijn in elkaar gedeukt, zijn
rechtop gaan staan of zelfs over elkaar heen geschoven. Een dergelijke gebergte wordt een
plooiingsgebergte genoemd.

,Ten derde waar twee oceaanplaten naar elkaar toe bewegen. De ene oceaanbodem schuift
dan onder de andere door. Daarbij ontstaat eveneens een subductie zone met verderop een
vulkanisch gebergte. De eilanden van Indonesië zijn daar een voorbeeld van.

Langs elkaar bewegen
Daar waar aardplaten langs elkaar heen bewegen, zoals bijvoorbeeld bij de San Andreas-
breuklijn bij San Francisco, komen vooral aardbevingen en verschillende vulkanische
verschijnselen voor.
2.5.2 Aardbevingen vulkanen en vulkanische verschijnselen
Door de bewegingen van de aardplaten ontstaan langs de breuklijnen aardbevingen,
vulkanen en vulkanische verschijnselen.

Aardbevingen:
De beweging van de aardplaten gaat niet geleidelijk, maar schoksgewijs. Zo’n schok ervaren
we als een aardbeving. Daar waar aardplaten langs elkaar heen bewegen zijn de
aardbevingen veelal heviger. Er zijn per dag gemiddeld ongeveer 25.000 kleine
aardbevingen op aarde.
Daar waar aardbevingen in de zee plaatsvinden spreek je van een zogenaamde zeebeving.
Hierbij kan op zee een golf ontstaan die aanvankelijk bijvoorbeeld maar een halve meter
hoog is en in de ondiepere kuststreken uitgroeit tot een metershoge vloedgolf. Zo’n vloedgolf
noemen we een tsunami. Tsunami’s komen vooral voor in de kuststreken van de grote
oceaan en de Indische oceaan.

Vulkanen:
Langs de breuklijnen komen op veel plaatsen vulkanen en vulkanische verschijnselen voor.
Er zijn globaal gezien twee soorten vulkanen.
Ten eerste de vulkanen die magma krijgen dat in delen van de aardkorst opgesloten zit. Ze
zien er uit als een kegel en worden daarom ook kegelvulkanen genoemd. Wanneer magma
aan het aardoppervlak komt, noem je het lava. Dit is erg stroperig en vormt bij elke
uitbarsting een nieuwe laag de op de vulkaan blijft liggen. Dit gestolde gesteente wordt ook
wel stollingsgesteente genoemd. Naast langzaam uitvloeiende lava, die alles op haar weg
verwoest bij een uitbarsting, ontstaan er bijna altijd stenenregens en gloeiend hete gas- en
aswolken. Voorbeelden van bekende kegelvulkanen in Europa zijn de Etna en de Vesuvius
in Italië.

Ten tweede zijn er vulkanen die de magma rechtstreeks uit de mantel krijgen. Dat is meestal
alleen het geval in de oceanische gebieden waar de aardkorst op veel plaatsen dun is. De
lava die uit de krater van deze vulkanen komt is erg vloeibaar. Bij een uitbarsting vloeit deze
lava razendsnel alle kanten uit, om uiteindelijk af te koelen en te stollen. Daardoor ontstaan
er op deze plekken bede en platte vulkanen. Bij een doorsnede hebben ze het uiterlijk van
een schildpad, vandaar dat dit soort vulkanen ook wel schildvulkanen worden genoemd. De
vulkanen op Hawaï zijn hier een voorbeeld van. Alle andere vulkaansoorten die op aarde
voorkomen zijn steeds een variatie op deze twee hoofdtypen.

Vulkanische verschijnselen:
Deze treden op waar het grondwater op breuklijnen en bij vulkanen met de hete ondergrond
in aanraking komt. Het water wordt verwarmd. Aan het aardoppervlak ontstaan
verschijnselen als warmwaterbronnen, kokende modder, stoom en zwaveldamp die onder
hoge druk uit de grond komt. Een geiser is een verschijnsel waarbij op gezette tijden heet
grondwater uit de bodem spuit.

, 2.5.3 Horsten en slenken
Door rek en druk kunnen ook op de aardplaten zelf breuklijnen ontstaan. Bij rek kunnen
delen van de aardkorst langzaam wegzakken. Zo’n wegzakkend gebied tussen twee
breuklijnen in noemen we een slenk. De delen die blijven staan of zelfs naar boven bewegen
noemen we een horst.


2.6 Exogene krachten

De aardkorst wordt niet alleen door krachten van binnenuit beïnvloed. Ook krachten van
buitenaf vormen een landschap zoals die er nu uit ziet. Twee krachten spelen daarbij een
belangrijke rol: verwering en erosie.

2.6.1 Verwering
Gesteente op de aardkorst kan verbrokkelen of oplossen. Dat proces noemen we een
verwering. Dit gebeurt vooral onder invloed van het weer. Door temperatuurverschillen zet
gesteente uit als het wam wordt en krimpt het als het kouder wordt. Wanneer dit vaak
gebeurt kan gesteente gaan scheuren. Dit proces noemen we mechanische verwering.
Het oplossen van gesteente gebeurt onder invloed van chemische processen. Wanneer er
bijvoorbeeld zuren in de bodem zitten, kunnen die via het grondwater bij het gesteente
komen. Via een chemisch proces reageren de zuren met het gesteente dat zo zelfs
grotendeels kan oplossen. Deze vorm van verweren wordt chemische verwering genoemd.

2.6.2 Erosie
Pas na de mechanische verwering van een gesteente kan er erosie van de aardkorst
plaatsvinden. Een ander woord voor erosie is uitschuren. Dat kan op vier verschillende
manieren: door de zwaartekracht, door gletsjerijs, door water van beken en rivieren en door
de wind.

Zwaartekracht
Door de zwaartekracht vallen loszittende keien naar beneden. Die slaan tijdens de val tegen
de zijwand van de rotsen en schuren zo weer een stukje rots weg.

Gletsjers
Een gletsjer is een ijs tong die langzaam beweegt. Gletsjers ontstaan door een opeenhoping
van sneeuw in een hooggebergte, daar waar het zo koud is dat de sneeuw het er het hele
jaar door blijft liggen. Een langzame gletsjer beweegt ongeveer 10-15 cm per dag. Een
snelle kan zelfs een meter per dag bewegen. Stenen die onder in de gletsjer liggen schuren
over de bodem door de enorme druk van het tientallen meters dikke ijs. Door het schuren
wordt zo in de loop van duizenden jaren een heel dal uitgesleten. Soms blijft daar het water
van rivieren in staan, zoals bij de meren aan de randen van de alpen.

Water van beken en rivieren
Een rivier neemt sediment zoals keien, grind, zand en klei mee vanuit het gebied waar deze
vandaan komt en doorheen stroomt. In de bovenloop zijn de grootste keien te vinden. Die
zijn door verwering van het vaste gesteente afgebrokkeld en via de zwaartekracht en/of via
het gletsjerijs in de bedding terecht gekomen. In de bovenloop stroomt het water zo hard, dat
zelfs grote keien kunnen worden meegenomen. Tijdens het transport schuren die keien over
de bodem en slijpen daardoor weer gesteente af. Hierdoor wordt een beek of rivier steeds
dieper. Verder stroomafwaarts, in de middenloop, neemt het percentage keien snel af. Dat
komt ten eerste doordat de stroming van het water afneemt. Ten tweede doordat veel keien

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller PaboStudent123. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28  1x  sold
  • (0)
  Add to cart