Clips & Lecture samenvatting
1.4C
Lecture 1
Order of operations/ rekenvolgorde BODMAS
B (haakjes) O (machten en wortels) DM (delen of vermenigvuldigen) AS
(optellen of aftrekken)
Afronden gelijk aantal decimalen gebruiken in het antwoord als gegeven in
de vraag
Standaard notatie
‘i’ = individual
‘π’ = proporties/ deel van het geheel, altijd tussen 0 en 1
‘Σ’ = som van x
Populatie gehele groep mensen die onderzocht wordt of past binnen het
onderzoeksonderwerp = ‘big world’
Sampling groep mensen die gekozen worden uit de populatie = ‘small world’
Gekozen samples zijn vaak niet representatief
Randomised samples zijn het meest representatief
Convenience sample bestaat uit mensen die makkelijker te bereiken zijn
en daarom gekozen worden in de sample
Descriptive statistiek omschrijven die voortkomen uit de data van een
sample die 100% kloppen
Inferential statistiek er is altijd een vorm van onzekerheid omdat er een
schatting over de populatie wordt gemaakt gebaseerd op de statistieken
van een sample
Clips & Lecture samenvatting 1.4C 1
, Komt voort uit ‘sampling error’ het verschil in statistiek tussen een
sample en de populatie
Sampling error kunnen opgelost worden door random sampling
Causaliteit en correlatie
Causaliteit = is A een oorzaak van B
Correlatie = een verband tussen A en B
Spurious relaties = schijn verbanden tussen 2 variabelen die in werkelijkheid
voortkomen uit een 3e variabel
Soorten variabelen
Cases = units of data
Variables = verschillen tussen cases
Categorical variabelen verschillende cases kunnen vallen binnen een
categorie
Geen overlapping tussen categorieën
Nominaal categorieën verschillen alleen in naam/label van elkaar, niet in
waarde, niet te rangschikken
Ordinaal er is rangschikking mogelijk
Continuous variabelen variabel die elke vorm van numerieke waarde kan
aannemen
Interval er is rangschikking mogelijk en de afstand tussen twee punten
op een schaal zijn belangrijk, geen 0-punt 0 graden is niet de
afwezigheid van temperatuur, maar een meetniveau)
Ratio 0-punt betekent de afwezigheid van een variabel 0 euro
betekent de afwezigheid van inkomen), rangschikking mogelijk
Clips & Lecture samenvatting 1.4C 2
, Central tendency
Mean = gemiddelde
Als het gemiddelde van een sample is berekend wordt dit aangegeven met
de ‘Ϻ’ of ‘x̅’
Als het gemiddelde van een populatie is berekend wordt dit aangegeven
met de ‘μ’
Gewogen mean = som van verschillende means x mensen uit die groep /
totaal aantal mensen
(x1 x N1) + (x2 x N2)
W eighted mean =
Ntotaal
Mediaan =middelste cijfer, minder gevoelig voor uitschieters
Mode = meest voorkomende getal, wordt gebruikt voor nominale
variabelen
Skew
Positively skewed = mean groter dan de mediaan door hoge uitschieters,
klokverdeling naar links
Bijvoorbeeld globale inkomen verdeling of leeftijd onder eerste jaar
studenten
Ezelsbruggetje = als je het histogram naar rechts draait en de kromme lijkt
op een ‘p’ dan is deze positief
Normal/symmetrical = mean is gelijk aan de mediaan, normale verdeling
Bijvoorbeeld lengte onder eerstejaars studenten
Negatively skewed = mean kleiner dan de mediaan door lage uitschieters,
klokverdeling naar rechts
Bijvoorbeeld leeftijdsverwachting bij geboorte
Bi-modal = in het geval van 2 modes
Grafieken en figuren
Histogram wordt gebruikt voor continuous variabelen
Clips & Lecture samenvatting 1.4C 3
1.4C
Lecture 1
Order of operations/ rekenvolgorde BODMAS
B (haakjes) O (machten en wortels) DM (delen of vermenigvuldigen) AS
(optellen of aftrekken)
Afronden gelijk aantal decimalen gebruiken in het antwoord als gegeven in
de vraag
Standaard notatie
‘i’ = individual
‘π’ = proporties/ deel van het geheel, altijd tussen 0 en 1
‘Σ’ = som van x
Populatie gehele groep mensen die onderzocht wordt of past binnen het
onderzoeksonderwerp = ‘big world’
Sampling groep mensen die gekozen worden uit de populatie = ‘small world’
Gekozen samples zijn vaak niet representatief
Randomised samples zijn het meest representatief
Convenience sample bestaat uit mensen die makkelijker te bereiken zijn
en daarom gekozen worden in de sample
Descriptive statistiek omschrijven die voortkomen uit de data van een
sample die 100% kloppen
Inferential statistiek er is altijd een vorm van onzekerheid omdat er een
schatting over de populatie wordt gemaakt gebaseerd op de statistieken
van een sample
Clips & Lecture samenvatting 1.4C 1
, Komt voort uit ‘sampling error’ het verschil in statistiek tussen een
sample en de populatie
Sampling error kunnen opgelost worden door random sampling
Causaliteit en correlatie
Causaliteit = is A een oorzaak van B
Correlatie = een verband tussen A en B
Spurious relaties = schijn verbanden tussen 2 variabelen die in werkelijkheid
voortkomen uit een 3e variabel
Soorten variabelen
Cases = units of data
Variables = verschillen tussen cases
Categorical variabelen verschillende cases kunnen vallen binnen een
categorie
Geen overlapping tussen categorieën
Nominaal categorieën verschillen alleen in naam/label van elkaar, niet in
waarde, niet te rangschikken
Ordinaal er is rangschikking mogelijk
Continuous variabelen variabel die elke vorm van numerieke waarde kan
aannemen
Interval er is rangschikking mogelijk en de afstand tussen twee punten
op een schaal zijn belangrijk, geen 0-punt 0 graden is niet de
afwezigheid van temperatuur, maar een meetniveau)
Ratio 0-punt betekent de afwezigheid van een variabel 0 euro
betekent de afwezigheid van inkomen), rangschikking mogelijk
Clips & Lecture samenvatting 1.4C 2
, Central tendency
Mean = gemiddelde
Als het gemiddelde van een sample is berekend wordt dit aangegeven met
de ‘Ϻ’ of ‘x̅’
Als het gemiddelde van een populatie is berekend wordt dit aangegeven
met de ‘μ’
Gewogen mean = som van verschillende means x mensen uit die groep /
totaal aantal mensen
(x1 x N1) + (x2 x N2)
W eighted mean =
Ntotaal
Mediaan =middelste cijfer, minder gevoelig voor uitschieters
Mode = meest voorkomende getal, wordt gebruikt voor nominale
variabelen
Skew
Positively skewed = mean groter dan de mediaan door hoge uitschieters,
klokverdeling naar links
Bijvoorbeeld globale inkomen verdeling of leeftijd onder eerste jaar
studenten
Ezelsbruggetje = als je het histogram naar rechts draait en de kromme lijkt
op een ‘p’ dan is deze positief
Normal/symmetrical = mean is gelijk aan de mediaan, normale verdeling
Bijvoorbeeld lengte onder eerstejaars studenten
Negatively skewed = mean kleiner dan de mediaan door lage uitschieters,
klokverdeling naar rechts
Bijvoorbeeld leeftijdsverwachting bij geboorte
Bi-modal = in het geval van 2 modes
Grafieken en figuren
Histogram wordt gebruikt voor continuous variabelen
Clips & Lecture samenvatting 1.4C 3
