vluchtelingenrecht hbo rechten haagse hogeschool nederlands migratierecht
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Haagse Hogeschool (HHS)
HBO Rechten
Vluchtelingenrecht
All documents for this subject (3)
1
review
By: kikisorayavanderkroon • 3 year ago
Seller
Follow
maaikefrieling97
Reviews received
Content preview
Samenvatting Vluchtelingenrecht
Grenzen
Migratie gaat over territoriale grenzen en het overschrijden daarvan. Staten zijn verplicht hun eigen
staatsburgers toe te laten tot hun grondgebied (art. 3 Vierde Protocol EVRM). Ten aanzien van
vreemdelingen zijn ze in beginsel soeverein in de vaststelling van hun nationale migratierecht, dat wil
zeggen hun regels omtrent toegang, toelating, verblijd en uitzetting. Zij bepalen zelf wie binnen de
staatsgrens mogen verblijven en voor hoe lang.
Insiders en outsiders
Migratierecht heeft betrekking op regels voor toegang, toelating, verblijf en vertrek. Het gaat over
mensen die ergens anders op de wereld wonen: vrijwillig dan wel gedwongen. In het niet-juridisch
taalgebruik worden deze mensen vaak migranten genoemd. Nederlands migratierecht gaat vrijwel
altijd over mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, in de wet met de term
‘vreemdelingen’ aangeduid. Volgens artikel 1 Vw is een vreemdeling: ‘ieder die de Nederlandse
nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden
behandeld.’
Het onderscheid tussen insiders en outsiders is niet scherp. Een verblijfsrecht kan meer of minder
sterk zijn en in enkele gevallen zelfs leiden tot meer rechten dan Nederlanders hebben. De rechten
hangen vaak af van de aard van het verblijfsrecht en de duur van het verblijf: doorgaans worden de
rechten sterker naarmate een migrant meer geworteld is in Nederland. Ook niet-rechtmatige
verblijvenden hebben recht op minimale opvangvoorzieningen, gezondheidszorg en onderwijs voor
kinderen. Daartegenover staat dat een vreemdeling met langdurig verblijfsrecht onder bepaalde
omstandigheden deze voorzieningen kan verliezen.
Spanningen in het migratierecht
Via artikel 93 en 94 Grondwet zijn verdragsverplichtingen onderdeel van het nationaal recht. Dit
geldt ook voor de EU-verdragen, -verordeningen, en -richtlijnen, zij het dat dit niet is gebaseerd op
artikel 93 en 94 Grondwet, maar uit de EU-rechtsorde zelf voortvloeit (HvJEG 15 juli 1964, C-6/64,
costa t. E.N.E.L., ECLI:EU:C:1964:66). In principe hebben verdrags- en Unierechtelijke bepalingen dus
voorrang op het nationale recht. Toch kan er spanning ontstaan als bijvoorbeeld Nederland nalaat
verdragen juist toe te passen, richtlijnen op de juiste wijze implementeert en of beslissingen in
individuele gevallen de toets aan het internationale recht kunnen doorstaan.
De belangrijkste spanning in het migratierecht is die tussen het belang (en het recht) van de
individuele migrant om een verblijfsvergunning te krijgen en het belang van de staat om hem die te
weigeren. Het is in eerste instantie aan de wetgever en vervolgens aan het bestuur maar uiteindelijk
aan de rechter om te beoordelen hoe het individuele belang zich verhoudt tot het belang van de
staat en tot welke beslissing dit moet leiden.
Artikel 13 Vreemdelingenwet luidt: ‘Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning wordt
slechts ingewilligd indien:
- Internationale verplichtingen daartoe nopen;
- Met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend; of
- Klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.
Deze bepaling laat zien dat toelating een uitzondering is op het algemene restrictieve beleid. In
slechts weinig situaties wordt het verblijfsrecht aan migranten toegekend omdat hiermee een
wezenlijk Nederlands belang wordt geacht te zijn gediend. Dat is slechts het geval als sprake is van
kennismigranten, of bij uitzonderlijke beroepen, talenten kunstenaars of profvoetballers, puissant
rijke mensen (Baren 2015, p. 107-111: Kamerstukken II 2013/14, 30573, nr. 120 Toelating
vermogende vreemdelingen / artikel 3.29a Vb / B11/2.2 Vc) of ondernemers. Ook klemmende
redenen van humanitaire aard worden slechts in uitzonderlijke gevallen aangenomen.
,Gelaagdheid en bronnen van het migratierecht
Het Nederlandse vreemdelingenrecht wordt gekenmerkt door een indrukwekkende dynamiek: het
recht is constant in ontwikkeling en (ingrijpende) veranderingen volgen elkaar snel op. Dit heeft te
maken met politieke beslissingen op nationaal niveau, internationale ontwikkelingen (oorlogen en
gewapende conflicten), maar wellicht nog meer van invloed van internationale en EU-recht.
Internationale en Europese verdragen verplichten tot bepaalde migratieregels in de Nederlandse
wetgeving en regelgeving. Daarnaast heeft de EU-wetgever op het gebied van migratierecht een
groot aantal richtlijnen en enkele verordeningen vastgesteld. Onder Europees recht wordt verstaan:
de verdragen, de aan de verdragen gehechte protocollen, het recht dat op grond daarvan tot stand is
gebracht en de rechtspraak over de verdragsbepalingen en het secundaire recht. Daarmee is het
begrip Europees recht afgebakend door het kader waarbinnen dit recht tot stand wordt gebracht.
Deze kaders zijn internationaal van aard, aangezien zij worden gevormd door de samenwerking
tussen een aantal lidstaten. De conclusie uit Costa/ENEL is duidelijk; nationaal recht kan geen afbreuk
doem aan het Unierecht. Anders geformuleerd heeft het Unierecht voorrang boven nationaal recht
van de lidstaten. Het Verdrag van Lissabon bevestigt deze rechtspraak en maakt verder duidelijk dat
het feit dat het beginsel van voorrang niet wordt opgenomen in dit verdrag niets verandert aan het
bestaan van dit beginsel of de rechtspraak van het Hof (verklaring 17 gehecht aan de slotakte). De
keuze van de lidstaten om de rechtsinstrumenten uit her oude EG-verdrag, ten aanzien waarvan het
Hof de autonomie heeft vastgesteld, algemeen toe te passen, bevestigt dit beeld.
Hiermee is duidelijk dat de autonomie van het Unierecht bestaat uit twee onlosmakelijk met elkaar
verbonden eigenschappen: rechtstreekse werking en voorrang, Unierecht heeft een werking als
intern recht, hetgeen inhoudt dat een onderdaan zich in het kader van de nationale rechtsorde onder
bepaalde, door het Unierecht beheerste, voorwaarden kan beroepen op een regel van Unierecht.
Rechtstreekse werking is een vorm van doorwerking, hetgeen wil zeggen dat het een manier is
waarop Unierecht effecten kan sorteren in de nationale rechtsorde. Wanneer de aldus
doorwerkende regel van Unierecht onverenigbaar is met een regel van nationaal recht, zal deze
laatste het onderspit moeten delven, omdat de rechter die buiten toepassing moet laten op grond
van het Unierecht. Het is dus niet aan het nationale recht om te bepalen of een bepaling van
Unierecht werking als intern recht heeft en wat de gevolgen hiervan zijn. Deze in Nederland
geaccepteerde visie op het Europees recht wordt niet door alle lidstaten gedeeld.
Een beroep op het Unierecht kan alleen worden gedaan door personen die onder de reikwijdte van
het Unierecht vallen.
Als de regels van het migratierecht voortkomen uit internationale verplichtingen of het Unierecht,
dan heeft. De Nederlandse wetgever geen of slechts beperkte mogelijkheden om daarvan af te
wijken. Dat geldt echter alleen voor een bepaald onderwerp op supranationaal niveau (door de EU-
wetgever is geregeld). Slechts een beperkt deel van het migratierecht is nog een puur nationale
aangelegenheid.
De voor Nederland verplichte aanpassingen in het Nederlandse migratierecht komen voort uit
enerzijds de totstandkoming van nieuwe EU-wetgeving en anderzijds de interpretatie die Europese
rechters geven aan de Europese verplichtingen. Dit laatste geld zowel voor het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens (EHRM) van de Raad van Europa, dat toezicht houdt op de naleving van het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM), als voor het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) dat toezicht houdt op de naleving van het
Unierecht.
De ontwikkeling naar meer bindende normen op Europees en internationaal niveau, heeft het
uitgangspunt dat staten soevereiniteit genieten bij het bepalen wie ze toelaten tot hun grondgebied
drastisch onderuit gehaald.
Internationale bronnen: mondiaal
,Vrijwel direct na de oprichting van de Verenigde Naties in 1948 is een aantal
mensenrechtenverdragen tot stand gebracht in reactie op de Tweede Wereldoorlog. De voor het
migratierecht belangrijkste VN-Verdragen zijn:
- Het Verdrag betreffende de status van staatlozen
- Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag of Vlv)
- Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR)
- Het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR)
- Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)
- Het Internationale Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van
vrouwen (CEDAW)
- Het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of
bestraffing (Anti-Folterverdrag, Convention against Torture, CAT)
Het Vluchtelingenverdrag is het enige verdrag dat expliciet ziet op migranten, namelijk degenen die
de bescherming in een ander land zoeken. De andere verdagen hebben een ruimere strekking.
Bepalingen uit deze verdragen zijn relevant voor migranten omdat ze soms specifieke rechten voor
migranten bevatten. Het belangrijkste voorbeeld van een verdrag dat van belang is voor migranten is
het CAT dat in artikel 3 marteling en onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt. Uit deze
bepaling volgt dat een verdragsstaat een vreemdeling niet mag terugsturen naar zijn land van
herkomst (of een ander land) als er een reëel risico bestaat dat hij in dat land zal worden gemarteld
of onmenselijk of vernederend zal worden behandeld of zal worden doorgestuurd naar een ander
land waar hem dit zal overkomen. Dit wordt het verbod op refoulement genoemd. Dit verbod is
overigens ook neergelegd in artikel 33 van het Vlv en wordt daarnaast afgeleid uit artikel 3 EVRM. In
de VN-Verdragen zijn zowel materiële als procedurele normen neergelegd.
Het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR), dat zijn basis heeft in een afzonderlijk
Statuut van 1950, ziet toe op de naleving van het Vluchtelingenverdrag en adviseert verdragsstaten
bij de toepassing van het Verdrag. Het Hoge Commissariaat draagt in sommige landen zelf zorg voor
de opvang van vluchtelingen en voor hervestiging in andere landen.
Internationale bronnen: regionaal – de Raad van Europa
De Raad van Europa is een internationale organisatie die in 1951 is opgericht en als kerntaak heeft
het bewaken van de mensenrechten in de aangesloten landen. Momenteel zijn 47 Europese landen
lid. Een van de voorwaarden voor lidmaatschap is de ratificatie van het EVRM. Het EVRM is van
belang voor vrijwel elk onderdeel van het migratierecht. De voor migranten belangrijkste rechten van
het EVRM zijn:
- Artikel 3 EVRM: verbod van onmenselijke behandeling en foltering (gelijkluidend aan art. 3
CAT)
- Artikel 5 EVRM: recht op vrijheid en veiligheid; voor de toepassing van dwangmiddelen in het
kader van vreemdelingentoezicht
- Artikel 6 EVRM: recht op een eerlijk proces (niet rechtstreeks van toepassing op
vreemdelingenzaken, wel opgenomen in art. 47 Handvest)
- Artikel 8 EVRM: recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven
- Artikel 13 EVRM: recht op daadwerkelijk rechtsmiddel
- Artikel 14 EVRM en artikel 1 Protocol XII: discriminatieverboden
- Artikel 3 Protocol IV EVRM: recht binnenkomst eigen staat en verbod uitzetting eigen burgers
Het vrije verkeer van Unieburgers
De afwezigheid van controles aan de binnengrenzen van de lidstaat is een belangrijk kenmerk van de
Unie, dat voortvloeit uit de creatie van een gemeenschappelijke, interne markt. Het vrij verkeer van
personen, diensten en kapitaal vormt in wezenlijk onderdeel van deze interne markt. De basis van de
, interne markt is het discriminatieverbod op grond van nationaliteit en dat de interne markt alleen
functioneert als er geen enkele belemmering is om daaraan deel te nemen.
Staatsburgers van de lidstaten zijn ook Unieburgers. Het belangrijkste recht van het Unieburgerschap
is het recht van vrije verplaatsing en vrij verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Dit recht op vrij
verkeer is neergelegd in artikel 21 VWEU en verder uitgewerkt in Richtlijn 2004/38, ook wel de
Unieburgerrichtlijn of Verblijfsrichtlijn genoemd (Uri). Pas als een Unieburger gebruikmaakt van het
recht van vrij verkeer, vallen hij en zijn gezinsleden onder de reikwijdte van de
Unieburgerschapsrichtlijn.
Unierechten derdelanders
Staatsburgers van een land dat niet tot de Europese Unie behoort, noemen we derdelanders. Met de
afschaffing van de binnengrenzen, verloren lidstaten ook de mogelijkheid om de binnenkomst van
derdelanders via die binnengrenzen te controleren. Als ze in een lidstaat zijn toegelaten kunnen ze
immers ongecontroleerd doorreizen naar een andere lidstaat. Mede daarom besloten de lidstaten
om in de Europese Akte van 1985 af te spreken het toelatingsbeleid voor derdelanders te
harmoniseren. Het Verdrag van Amsterdam (in 1999 in werking getreden) voorzag in een juridische
basis voor EU-wetgeving op het gebied van visa, reguliere en irreguliere migratie en asiel. Ook de
samenwerking op het gebied van grenzen, die aanvankelijk was neergelegd in het Verdrag van
Schengen (en later de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen) is neergelegd in het Verdrag van
Amsterdam. Op het gebied van reguliere migratie is de arbeidsmigratie maar gedeeltelijk
geharmoniseerd, zo zijn voor lager opgeleide arbeidsmigranten alleen regels voor seizoenarbeiders
vastgesteld (Richtlijn 2014/36/EU). De wetgever laat over het algemeen ruimte aan lidstaten om
gunstiger regels te stellen. Ten aanzien van asiel spraken de lidstaten as om te komen tot een
gemeenschappelijk asielbeleid, waarbij de eerste fase zou bestaan uit de vaststelling van
minimumnormen voor de definitie van vluchtelingschap en subsidiaire bescherming, de
asielprocedure en de opvang van asielzoekers. In het in 2009 in werking getreden Verdrag van
Lissabon is een basis gelegd voor de tweede fase van het Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem
(GEAS), de vaststelling van gemeenschappelijke normen.
De rechtspositie van derdelanders is soms neergelegd in verdragen (primair Unierecht) maar vooral
in specifieke richtlijnen en verordeningen (secundair Unierecht), die zijn aangenomen nadat in het
Verdrag van Amsterdam een basis was neergelegd voor EU-wetgeving op het gebied van toelating en
verblijfsrechten van derdelanders. De Associatieovereenkomst EEG-Turkije is zo’n uitzonderlijk
verdrag waaraan derdelanders (in casu Turkse staatsburgers) onder bepaalde omstandigheden een
verblijfsrecht kunnen ontlenen. Het Associatieverdrag is opgesteld om Turkse werknemers en
zelfstandigen en hun gezinsleden geleidelijk te integreren in de Europese arbeidsmarkt om zo de
beoogde toetreding van Turkije tot de EU te vergemakkelijken.
Nationale bronnen
De vreemdelingenwet is een bijzonder onderdeel van het bestuursrecht. Dit heeft tot gevolg dat in
principe de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de procedurele regels en dat de
bestuursrechter bevoegd is om beslissingen omtrent verlening, verlenging of intrekking van het
verblijfsrecht te toetsen. De Vreemdelingenwet geldt als lex specialis ten opzichte van de Awb als lex
generalis. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur waaraan elk bestuursorgaan is gebonden,
zoals het motiveringsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel
en de verplichte belangenafweging, zijn echter wel altijd van toepassing. In principe is de Awb van
toepassing, tenzij in de Vreemdelingenwet een afwijkende bepaling is opgenomen.
Het nationale vreemdelingenrecht kent verschillende lagen van regelgeving (zaak Böcker & Terlouw
2013). Naast de Awb als algemeen kader van het processuele bestuursrecht, zijn de uitgangspunten
en hoofdregels van het vreemdelingenrecht vastgesteld in de Vreemdelingenwet (Vw) en verder
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maaikefrieling97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.16. You're not tied to anything after your purchase.