100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting + lessen bedrijfskunde $5.87
Add to cart

Summary

Samenvatting + lessen bedrijfskunde

1 review
 48 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

samenvatting + lessen bedrijfskunde blok 1.2 jaar 1 Vastgoed en makelaardij (alle tentamenstof)

Preview 3 out of 30  pages

  • No
  • 1, 2, 3, 4, 9, 11, 12, 13
  • February 19, 2021
  • 30
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: jenniferpostma • 2 year ago

Translated by Google

Best summaries, good preparation for exams

avatar-seller
Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 1: ondernemingen en hun functie in de economie

1.1 Consumenten en producenten

Productiehuishoudens/bedrijven: vervaardigen goederen en diensten en verkopen deze aan de
consument

Economie: houdt zich bezig met de vraagstukken die samenhangen en streven naar welvaart van de
mens: hoe kan iemand optimaal voorzien in goederen en diensten

Algemene economie: bestudeert de relaties tussen consumenten en producenten en tussen de
producenten onderling
- Micro-economie: theorie van de marktvormen: hoe komt de prijsvorming op een bepaalde
markt tot stand. Afhankelijk van het aantal vragers en aanbieders
- Macro-economie: houdt zich bezig met economische problemen van de maatschappij als
geheel (bijv. inflatie of werkloosheid)

Bedrijfseconomie: richt zich op het economisch handelen binnen de productieorganisaties
( Productie wordt hier verstaan als productie van fysieke goederen en van het verlenen van
diensten)

Figuur 1.1 productieproces

De grootte van de winst:
- Efficiency: de doelmatigheid van het productieproces (een gegeven hoeveelheid met zo min
mogelijk kosten geproduceerd) (kosten)
- Effectiviteit: de doelgerichtheid van het productieproces; de mate waarin het eindproduct
geschikt is om te voldoen aan de eisen van de afnemers (dit willen de klanten hebben)
(opbrengsten)

Figuur 1.2 efficiency en effectiviteit in het voortbrengproces

1.2 Profit- en non-profitorganisaties

Non-profit instellingen: organisaties die het streven naar winst niet als doel hebben
- Overheidssector: Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Leveren van collectieve
goederen en diensten: voorzieningen die tot stand worden gebracht voor de bevolking als
geheel, zoals wegen en veiligheid. Deze goederen en diensten worden gefinancierd door het
budgetmechanisme die verkregen is uit belastingen.
Algemene voorzieningen  worden steeds meer geprivatiseerd. Denk aan openbaar vervoer,
telefonie, postbezorging en levering van energie.
- Particuliere sector: bijv. amateursportverenigingen en goede doelen organisaties

Verschillen tussen non-profit en profit organisaties:
 Non-profitorganisaties hebben als doen om bepaalde voorzieningen tot stand te brengen. De
activiteiten die zij verrichten zijn onlosmakelijk verbonden met dat doel
Profitorganisaties kunnen wisselen van activiteit omdat daar bijvoorbeeld meer winst mee
valt te halen
 Non-profitorganisaties zijn economisch niet zelfstandig. Zij moeten het hebben van
sponsoren en donaties

, Profitorganisatie zijn dit wel
 Effectiviteit is bij een non-profitorganisatie moeilijk te beoordelen. Het kan niet in geld
worden uitgedrukt


1.3 Ondernemingsactiviteiten

Indeling van bedrijven naar de aard van het omzettingsproces
- Land- en mijnbouw: maken gebruik van de rijkdommen van de natuur. Weinig gebruik van
grondstoffen, wel veel gebruik van duurzame productiemiddelen en materieel
- Industrie: creëren een fysiek, tastbaar product, dat voor de productie in die vorm nog niet
bestond
 Stukproductie: maatwerk. Eerst de verkoop daarna pas de productie, dus geen
voorraden
 Massaproductie: een soort product gemaakt in grote hoeveelheden, dus wel
voorraden
 Serie-stukproductie: componenten van het product in grotere aantallen produceren
 Serie-massaproductie: grote productiehoeveelheden in verschillende varianten of
modellen
- Handel: produceren geen nieuwe producten.
 Detailhandel: de laatste schakel. Levert rechtstreeks aan de eindgebruiker van de
goederen, de consument.
 Groothandel: koopt in bij de fabrikant en verdeelt de ingekochte partijen over de
detailhandel
- Dienstverlening: geen goederen.
 Financiële dienstverleners (banken, verzekeraars)
 Horeca
 Transport
 ICT-dienstverlening
 Facilitaire dienstverlening (bewaking, catering, schoonmaak)


1.4 Rechtsvormen van ondernemingen

Rechtsvorm: hoe juridische relaties binnen de onderneming en tussen de onderneming en de
buitenwereld in elkaar zitten

Rechtspersoon: onderneming wordt zelf als partij gezien in de juridische overeenkomsten die het
zakendoen met zich meebrengt. Kan personeel aannemen, verkoopovereenkomsten sluiten en geld
lenen.

Natuurlijke personen: een mens (nodig bij de onderneming als rechtspersoon)

Eenmanszaak: geen rechtspersoonlijkheid en in eigendom van één persoon, weinig vermogen,
continuïteit is onzeker, ondernemer is aansprakelijk voor de schulden, inkomstenbelasting moet
betaald worden, boekhoudingsverplichting en geen publicatieplicht

Vennootschap onder firma (vof): geen rechtspersoonlijkheid en in eigendom van twee of meer
personen, meer vermogen, continuïteit groter (of kleiner door meningsverschillen), vennoten zijn
hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden, inkomstenbelasting moet betaald worden,
boekhoudingsplicht, geen publicatieplicht

, Naamloze vennootschap (nv) of besloten vennootschap (bv): rechtspersoonlijkheid, beperkte
aansprakelijkheid, vermogen verdeeld in aandelen, AVA heeft hoogste macht, leiding door directie,
goede continuïteit, vennootschapsbelasting door bv en nv, inkomstenbelasting door aandeelhouders,
publicatieplicht

Gezamenlijke aandeelhouders  Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA)

Toezichthouders op de directie  Raad van Commissarissen (RvC)

Corporate governance: goed besturen van de onderneming en het aantoonbaar maken dat dit
gebeurt

Verschillen nv en bv:
- Bv’s hebben aandelen op naam, nv’s hebben aandelen ‘aan toonder’
- Bij een bv is een blokkeringsclausule mogelijk, die beperkt aandeelhouder is de verkoop van
zijn aandelen. Bij een nv kan dit niet
- Bij de nv moet je een minimum beginkapitaal van 45.000 euro hebben, bij een bv heb je geen
minimumkapitaal nodig

Stichting: rechtspersoonlijkheid
Vereniging: rechtspersoonlijkheid

Coöperatie: ten behoeve van de leden van een bedrijf


1.5 Omzetbelasting

Omzetbelasting/belasting toegevoegde waarde (btw): standaardtarief in Nederland is 21% en 6% op
voedingsmiddelen en sommige diensten


1.6 Samenwerkingsvormen tussen ondernemingen

1. Fusie en overname: overname wordt vaak bereikt doordat een onderneming de aandelen van
een ander bedrijf opkoopt. Bij een fusie wordt er niet overgekocht maar gaan twee bedrijven
samenwerken

Bedrijfskolom: vormt de totale keten van bedrijven die betrokken zijn bij de voortbrenging van een
goed of dienst, van producent naar consument

Bedrijfstak: de gezamenlijke bedrijven in een schakel van de bedrijfskolom

Integratie: een onderneming neemt een schakel in de voortbrenging in eigen beheer die vroeger
door een afzonderlijke onderneming werd verricht

Parallellisatie: het gaan uitvoeren van activiteiten uit dezelfde schakel van een andere bedrijfskolom,
dus van een ander productieproces

2. Franchising: een zelfstandige ondernemer sluit zich aan bij een keren en daardoor gebruik
maakt van bepaalde faciliteiten, zoals inkoop, marketing en winkelinrichting
3. Kartelvorming: zelfstandige producenten maken afspraken die de vrije consumenten
beperken. Mogelijkheid tot dit soort afspraken is afhankelijk van de marktvorm

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottevangeel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.87  4x  sold
  • (1)
Add to cart
Added