Week 1
Heeft kennis van de ontwikkelingen in de gezondheidszorg; In de negentiende eeuw waren er
belangrijke medische ontdekkingen, zoals tempratuur meten. Voor die tijd waren er niet veel
technieken maar bijvoorbeeld wel bloeddrukmeten. Als mensen ziek werden, werden ze meestal niet
beter. Mensen werden thuis geopereerd. Na 1950 kwamen er opleidingen en specialisaties en
kwamen de beroepen echt op gang.
Heeft kennis van de ontwikkeling van het beroep van de verpleegkundige; Rond 1875 werd
verpleegkunde een volwaardig beroep, rond 1950 werd het idee van een roeping losgelaten er werd
accent gelegd op verpleegtechnieken. In 1972 was de oprichting van het HBO-V en MBO-V. Er zijn
huidige ontwikkeling die invloed hebben op het beroep: dubbele vergrijzing, schaarste, technische
oplossingen en internationalisering/ multiculturele samenleving.
Heeft kennis van het beroepsprofiel; In het beroepsprofiel staat waarvoor een verpleegkundige is
opgeleid.
Kan de kern van verplegen omschrijven; Dient voor een specifiek doel (bevorderen gezondheid,
lijden minimaliseren), omvat specifieke manieren van interveniëren, vindt plaats in domein, is gericht
op persoon als geheel, gebaseerd op etnische waarden en partnerschap.
Kan een link leggen tussen de begrippen ziekte en gezondheid in relatie tot de definitie van
verplegen; Als verpleegkundige help je mensen die ziek zijn. Hun gezondheid is dan aangetast.
Kan de 7 competentiegebieden Verpleegkunde in CanMEDS; benoemen, herkennen en uitleggen in
eigen woorden; De 7 rollen zijn:
Zorgverlener: vakinhoudelijk handelen
Communicator: communicatie
Samenwerkingspartner: samenwerking
Reflectieve professional: kennis en wetenschap, handelt naar de laatste stand van de
wetenschap.
Gezondheid bevorderaar: Maatschappelijk handelen
Organisator: organisatie
Kwaliteitsbevorderaar: professionaliteit en kwaliteit.
Heeft kennis van de kernbegrippen die horen bij de CanMEDS-rollen 1 Zorgverlener en 5
Gezondheidsbevorderaar in relatie tot leefstijl en ouder worden; Zorgverlener: moet
zelfmanagement versterken in de sociale context van patiënten. Verplegen omvat: het vaststellen
van de behoefte aan verpleegkundige zorg door middel van klinisch redeneren; therapeutische
interventies en persoonlijke verzorging; informatievoorziening, educatie, advies en voorspraak;
lichamelijke, emotionele en geestelijke ondersteuning. Gezondheidsbevorderaar: verpleegkundige
beweegt zich in maatschappij en zorgsector, waarin denken in zorg en ziekte verschuift naar denken
in gedrag en gezondheid. Draagt bij aan het bevorderen van gezondheid en ondersteunen van
zelfmanagement. Waar mogelijk betrekt de verpleegkundige de naasten. Houdt rekening met de
omgeving van de patiënt. Verpleegkundige benadert mensen met hoog risico actief, ze beïnvloedt de
leefstijl en gezond gedrag van burgers en patiënten.
Heeft kennisgemaakt met het verpleegkundig proces en weet te benoemen waarom verplegen een
proces is. Het is een benaderingswijze waarin het denken en doen van verpleegkundigen
wordt toegepast. Het is een systematische creatieve methode die wordt opgedeeld in fases.
Kent de stappen van het verpleegproces. ADRIE = Anamnese, Diagnose, Resultaat, Interventies en
Evaluatie.
Kent de 11 gezondheidspatronen van Gordon
Gezondheidsbeleving: omvat wat de patiënt van zijn gezondheid en welzijn vindt en hoe hij
voor zijn gezondheid zorgt.
Voeding en stofwisseling: inname van voedsel en vocht.
, Uitscheidingspatroon: uitscheidingsfunctie van de darm, blaas en huid. Regelmaat van
uitscheiding en of er middelen worden gebruikt.
Activiteiten: Lichaamsbeweging, activiteiten, ontspanning, recreatie en vrijetijdsbesteding.
Ook alle ADL-activiteiten.
Slaap-rustpatroon: hoe is de slaap, de rust en de ontspanning. Hoeveel energie heeft iemand,
hoe beleeft de patiënt het.
Waarneming en cognitie: hier horen alle cognitieve functies, zintuigen, denken, problemen
oplossen, leren, enz.
Zelfbeleving: hoe iemand zichzelf ziet.
Rollen en relatie: dit zijn de belangrijkste rollen en relaties die de patiënt op dat moment
heeft.
Seksualiteit en voortplanting: seksuele relaties, seksualiteitsbeleving en voortplanting. Bij
vrouwen ook vruchtbaarheid, overgang, enz.
Stressverwerking: wanneer iemand stress ervaart en hoe iemand daar mee om gaat. Hoe
wordt het verwerkt.
Waarden en overtuigingen: waarden, normen en overtuigingen waarop iemand beslissingen
neemt.
Weet wat een anamnese is, kent het doel ervan, en kan het verschil benoemen tussen een basis-,
spoed-, hetero- en probleemgerichte anamnese. Anamnese is het verzamelen van voor de zorg
relevante informatie. Het doel van een anamnese is het inventariseren van de invloed van
gezondheidsproblemen en ziekten op het vermogen van de zorgvrager tot zelfzorg. De basis
anamnese (initiële anamnese) is een vraaggesprek over alle onderdelen van gorden. De
spoedanamnese is een anamnese in een acute situatie. Dus alleen de elementen worden gevraagd
om direct te kunnen handelen. Hetero anamnese is dat de vragen worden gesteld aan familie of
anderen. Probleemgerichte anamnese is een vraaggesprek gericht op de situatie rond een
verpleegprobleem.
Week 2
Het verschil benoemen tussen theorieën, modellen en classificaties. Theorie = beschrijving van een
aantal samenhangende verschijnselen. De theorie verklaart hoe de verschijnselen samenhangen en
voorspellen hoe zij veranderen als de omstandigheden worden gevarieerd. Een model = een
rationele, vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid -> doel: om kennis en inzicht makkelijker
weer te geven. Classificaties is het systematisch ordenen van verschijnselen, processen of objecten in
specifieke categorieën.
Het nut en beperkingen van classificaties aangeven. Zorgt voor een gemeenschappelijke taal tussen
zorgverleners, hierdoor uitwisselen van informatie makkelijker. Het vergelijken van gegeven en
transparantie over directe zorgverlening. Of de classificatie goed is verschild, de een kan het beter
dan de ander. Er zijn ook factoren waar niet rekening mee wordt gehouden die wel invloed hebben.
Aangeven wat een holistisch mensbeeld inhoudt en op welke wijze een mensbeeld invloed heeft
op de visie op verplegen. Holistisch mensbeeld is dat mensen worden gezien als een geheel. Zowel
de lichamelijke aspecten, psychische aspecten en
sociale aspecten zijn onderdeel van de mens. Je kan
ze niet uit elkaar halen en apart bekijken, je moet er
als een geheel naar kijken en alle aspecten
meenemen. Het mensbeeld dat wordt gebruikt heeft
invloed op hoe verpleegkundigen handelen. Bij
biomedisch model handelen ze naar de ziekte en
minder naar andere aspecten.
Het ICF-model uitleggen en hoe deze gebruikt kan
worden bij het verplegen. Voor het beschrijven van
functioneren van mensen inclusief de factoren die op
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ivyverschure. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.