8uHoorcollege Humane levenscyclus 1
HC2
Functie van organellen:
• Endoplasmatisch reticulum
Ruw: eiwit aanmaak (translate) en transport naar Golgi.
Glad: lipide en steroïde aanmaak, transport naar Golgi en ontgiften
• Golgiapparaat
Ombouwen van eiwitten en het opslaan van eiwitten in blaasjes.
• Lysosoom
Blaasjes, worden gebruikt voor transport, oudere celdelen verteren, kan partikels opnemen door
fagocytose en pinocytose.
• Mitochondrion
energiecentrale
• Celkern (nucleus)
Genetische informatie DNA
• Kernlichaampje (nucleolus)
rRNa genen die nodig zijn voor ribosomen en RNA fragmenten
• Cytoskelet
Polymeren van eiwitcellen die zorgen voor stevigheid voor vorm en beweeglijkheid.
Embryogenese
Een eicel gaat klievingsdelingen aan, het wordt een klompje cellen. Cellen gaan zich afzonderen aan 1
zijkant, dit wordt de embryo en de andere cellen gaan de placenta vormen.
Er is dus een celdeling (proliferatie) daarna cel beweging (migratie) en gaat daarna door naar celtype
bepaling (specificatie en differentiatie).
Deze cellen moeten dus ergens een signaal krijgen om zich te gaan verplaatsen, ze vertellen de cellen
specifiek wat ze moeten doen.
Signaalstoffen: Een cel is omgeven door signaalstoffen, deze signaalstoffen zijn eiwitten. Op de cel zitten
de receptoren waaraan ze kunnen binden, deze receptoren geven dan nieuwe signalen. De dragen van
informatie voor de eiwitsynthese zit in het DNA, dit bevindt zich in de celkern. Eiwitten hebben heel veel
functies zoals bouwstenen, enzymen, regulatie van genexpressie, regulatie cel-beweging en de regulatie
van cel communicatie.
DNA: organisatie & structuur
DNA: Desoxyribonucleïnezuur
• Drager van informatie
• Bevat genen die coderen voor eiwitsynthese
• Opgebouwd uit nucleotiden bestaande uit desoxyribose, fosfaatgroepen en stiksotfbasen
• Dubbelstrengs door stikstof
Chromosoom:
• Een dubbelstrengs DNA-molecuul, 46 in een diploïde humane cel
Genoom
• Totaal aan chromosomen per celkern
,Het genoom van een individu is in alle cellen hetzelfde, van verschillende individuen bevatten dezelfde
genen maar kunnen om meer dan 10 miljoen plaatsen verschillen. Dit kan door
mutaties, deleties, inserties etc.
Het genoom moet helemaal opgevouwd worden om in de celkern te passen, dit
gebeurt door het DNA om rondom histonen te wikkelen. De histonen zijn eiwitten,
een nucleosoom bestaat uit 8 histonen met daaromheen 147 basenparen. De histon
H1 zorgt ervoor dat deze met elkaar verbonden zijn.
Het histon eiwitten bevatten veel aminozuren met positieve lading, deze lading zorgt
ervoor dat ze binden met het negatief geladen DNA. Histonen kunnen gemodificeerd worden en hierdoor
zal de interactie tussen histonen en DNA veranderd worden, ze maken het losser om toegankelijker te
maken of strakker binden zodat het minder toegankelijker is.
Deze opvouwing is een dynamisch proces, tijdens de celcyclus is er een verschil in opvouwen. In interfase
moet het goed toegankelijk zijn, dus meer open. In de mitose fase moet het goed gerangschikt worden
zodat in de dochtercellen evenveel in zitten, hierdoor is het compacter.
Met het netjes opvouwen heb je 2 doelen:
1. Garanderen van juiste replicatie en vervolgens verdeling over de twee dochtercellen na celdeling.
2. Toegang behouden voor reparatie en transcriptie enzymen.
Mitotic chromosomen zijn 10.000 x meer compacter fan DNA molecuul in zijn uitgestrekte vorm.
Toegang van DNA kan aangepast worden, dit komt door de verandering van de
structuur van nucleosomen dit kan op 2 manieren:
1. Chromatin-remodeling complexes
Het heeft ATP nodig, het hapt om de nucleosoom en kan ervoor zorgen dat
het DNA van de nucleosoom van positie kan veranderen. Heirdoor kan je dus
stukjes DNA blootstellen die eerst meer bedekt lag, het is dan beschikbaar
voor aflezen.
2. Histon staart modificaties
Je hebt het octameer en het aminoterminus van alle eiwitten
steken naar buiten, de staarten. Allemaal aminozuren kunnen
gemodificeerd worden, zo verander je de histonstaarten en
daardoor verander je de interactie met DNA. Hierdoor kan het
meer of minder toegankelijk worden doordat het ‘strakker’ of
‘losser’ gaat liggen, chromatine condensatie.
De modificatie zorgen voor eiwitbindingsplaatsen, er kan dan ergens een eiwit binden die
eventueel een functie kan uitoefenen, eiwitbinding.
Eiwitten die binden aan DNA:
• Histonen
• DNA reparatie eiwitten
• Replicatie eiwitten
• Expressie eiwitten
,Er zijn 2 soorten chromatine (totaal aan DNA plus alle eiwitten):
1. Heterochromatine: erg compact en onderdrukt transcriptie.
2. Euchromatine: mindercompact en transcriptie actief.
Humane chromosomen
• Dubbelstrengs DNA
• Telomeer en centromeer
• Lange en korte arm
• Autosomen en geslachtchromosomen, X & Y
• Diploïd (2 chromosomen per paar, in lichaamscel)
• Haploïd (1 chromosoom per paar, in voortplantingscellen)
Een vrouw heeft 2 X-chromosomen, 1 hiervan is altijd uitgeschakeld.
DNA
Een A-T basenparen hebben 2 waterstofbruggen, G-C basenparen hebben er 3.
Purine basen hebben 2 ringen, pyrimidine basen hebben 2 ring.
HC3
DNA-replicatie
Het DNA wordt in de interfase gedupliceerd, in de M fase wordt het gemaakt.
Het DNA wordt geopend door specifieke eiwitten, je krijgt dan delen met single DNA. Dei zijn dan klaar
voor DNA synthese, er is dan een ori ontstaan. Een ori is de plek waar de replicatie van DNA begint. Het
wordt dan naar links en rechts het DNA gedupliceerd. De punten waar DNA open en gesynthetiseerd wordt
zijn replicatie vorken.
DNA polymerase 1 , 11, 111 synthetiseren DNA tijdens replicatie, recombinatie en reparatie.
RNA 1, 11, 111 maakt RNA
Reverse transcpritase gebruikt RNA om DNA te maken.
DNA polymerase kunnen niet zelf beginnen die hebben een stukje dubbelstrengs DNA nodig om te kunnen
herkennen dat ze nucleotide moeten aanmaken, ze moeten het ook ergens aan vast maken. Dit wordt een
primer genoemd. De primer kan DNA of RNA zijn, maar moeten passen op het DNA passen met de
template. Er moeten vrije nucleotide zijn, DNA pol 1 pakt die nucleotide vast en maakt laat de fosfaatgroep
reageren met de waterstofgroep, hierna kunnen er tussen de strengen waterstofbruggen gevormd
worden. DNA-polymerase kan ook knippen, exonuclease activity dit kan ook van 3’ – 5’.
Dit is belangrijke voor het ‘proofreading’, ze kunnen
er zelf 1 uitknippen als er bijvoorbeeld een fout in zit.
Ook is dit belangrijk om het RNA primers eruit te
knippen en te vervangen met een DNA.
DNA polymerase vindt plaats van 5’ naar 3’, dit is niet altijd mogelijk met vorken. Als het van 3’ – 5’ moet
keer op keer opnieuw geïnitieerd worden, dit gaat door backstitching met okazaki fragmenten. Voor deze
fragmenten komen er steeds nieuwe primers.
, Okazaki:
Ergens op de streng wordt een RNA-primer geplakt, door dat er nu wel een 3’
naar 5’ beschikbaar is kan er zonder gedoe worden geplakt.
Deze komen elkaar na een tijdje tegen en dan zit de RNA-primer er tussen,
dit kan opnieuw door DNA polymerase er uit worden geknipt en dan DNA er
tussen plakken.
Er zit dan wel nog een gaatje, dit kan DNA-polymerase niet opvullen.
Hiervoor is DNA ligase nodig, deze zorgt ervoor dat die gaatjes aan elkaar vast
worden gemaakt.
Het DNA-helicase haalt het DNA uitelkaar en de DNA primase maakt
een primer aan om toe te voegen, dit is het primosome. Het
primosome beslist dus waar de primer komt, het single DNA wordt
wel nog beschermd door eiwitten. Zodat het niet wordt afgebroken.
De DNA-polymerase heeft dus net een okazaki fragment gefinished
en zal nu weer ‘teruggaan’ naar het begin. Aan het eind van het
strand blijft er hierdoor wel een gat achter, deze RNA primer kan
namelijk niet door DNA polymerase vervangen worden omdat dat de
verkeerde richting is, er is geen 3’ eind om het aan te plakken. Elke
ronde wordt het steeds korter en korter, ons lichaam heeft hier een
oplosing voor dat het niet heel erg is . Aan het uiteinde van onze
chromosomen zijn er telomeren, dit zijn stukjes herhalingen van DNA waar geen informatie in ligt
opgeslagen. Primase heeft geen proofreading.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberbegheijn1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.