Samenvatting EBCL A (incl. aantekeningen). Modules: bedrijfsdoelstellingen & kerngetallen, financiële administratie, kosten & prijzen en bedrijfsvorm & wetgeving (hele boek). De samenvatting is uitgebreid, je zult niks missen en voorkennis is zo goed als géén vereiste. De samenvatting wordt vers...
BUSINESSSCHOOL EBCL - A
MODULE 1: BEDRIJFSDOELSTELLINGEN & KERNGETALLEN
3 belangrijkste vragen van een onderneming:
- Winstgevendheid; Is de onderneming winstgevend?
- Liquiditeit; Is het voortbestaan van de onderneming gewaarborgd?
- Productiviteit; is de onderneming concurrerend?
RENTABILITEIT/ PRODUCTIEVITEIT
Productiviteit: met een zo gering mogelijk inzet van middelen (input) een zo hoog mogelijke
opbrengst (output) realiseren. (De verhouding input/output moet zo goed mogelijk zijn).
Omgekeerd benaderen:
Een zo hoog mogelijke output met een zo gering mogelijk input realiseren;
Een hoge productiviteit is belangrijk omdat: bij een berekening je juist een zo hoog mogelijke waarde
Gerealiseerd moet worden (bv. 20 km per uur voor 1 liter is > 17 km per uur voor 1 liter). Bepalend
hierbij is de vergelijking met de concurrentie → Is de productiviteit lager dan de concurrentie, dan zal
het niet eenvoudig zijn de onderneming te handhaven binnen het marksegment.
De relatie tussen productiviteit en rentabiliteit is geld.
Rentabiliteit: De winstgevendheid van een onderneming, oftewel de mate waarin winst wordt
gemaakt met het geïnvesteerde kapitaal (opbrengsten min kosten).
Een hoge rentabiliteit is belangrijk omdat: er concurrentie is, als je niet even goed kunt zijn als je
concurrentie is er een grote kans dat je van de markt zal verdwijnen.
Rentabiliteit: kosten van de input / output
RENDEMENT OP EIGEN VERMOGEN
Rendement op eigen vermogen: de winst die in een bepaalde periode wordt behaald over het eigen
vermogen, uitgedrukt in procenten van het beginvermogen.
Rendement op eigen vermogen (REV): (netto)winst/ gemiddeld eigen vermogen x 100%
20% → Nauwelijks via andere vormen van investering te behalen → Ondernemer kan zeer tevreden
met dit resultaat zijn.
2% → Eenvoudig te realiseren via andere wegen, zelfs met sparen mogelijk → Ondernemer niet
tevreden met dit resultaat.
Afhankelijk van de marktrente mag het REV niet minder zijn dan 3%!
Hoe hoger het rendement, hoe beter.
Als het laag is dan moet de ondernemer zichzelf dit vragen: is het mogelijk de winst te verhogen? →
nee → is het niet beter de onderneming te verkopen en op iets anders te richten? (Hierbij kan het
privévermogen op het spel staan).
Gemaakt door: Devin Stroink
,3
Bij een kleine onderneming is het anders: wat kan ik verdienen als ik stop met de onderneming en in
loondienst ga werken?
Het REV moet daarom hoger zijn dan wat de spaarrekening opbrengt, omdat je immers bij het
voeren van een onderneming ook risico’s loopt die hoger zijn dan het risico op een spaarreking.
Rente op een risicoloze investering + risico-vergoeding = verwachte rentabiliteit
Alleen winst maken is te weinig voor een onderneming. Als er veel ontevredenheid is zal de
onderneming niet lang blijven.
Verschillende manieren bij het berekenen van winstgevendheid:
- Je kunt bij bv. Berekening A bedrijfsresultaat invoeren en bij berekening B balansresultaat
invoeren. De berekent de winstgevendheid van de bedrijfsvoering terwijl de ander de
winstgevendheid op basis van nettowinst berekent.
- Ook kan het zijn dat de een rendement op eigen vermogen berekent terwijl de andere
rendement op de totale investeringen (ROI) berekent.
Rendabel → Als het meer geld opbrengt dan het kost → Winst (de rentabiliteit moet minstens even
hoog zijn als die van de concurrent).
RETURN ON INVESTIMENT (ROI)
Return on Investment: de waarde van de gerealiseerde winst wordt niet afgezet tegen het eigen
vermogen maar tegen het totale vermogen = RTV.
Return on Investment = winst / gemiddeld totaal vermogen x 100%
Rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) = bedrijfsresultaat (EBIT) / gemiddeld totaal vermogen x 100%
RTV = Winst + rente + interest vreemd vermogen / gemiddeld totaal vermogen x 100%
Hoe hoger de ROI, des te efficiënter wordt omgegaan met het ter beschikking staande vermogen.
De ROI wordt ook gebruikt om investeringsstrajecten te beoordelen waarbij de haalbare winst uit
een investering wordt afgezet tegen het bedrag dat voor de investering noodzakelijk is.
Rendement (ROI) lager dan 4% kun je het beter op de bank zetten → Daar krijg je wellicht een
rentepercentage.
Rentabiliteit vreemd vermogen (RVV) of Interest vreemd vermogen (IVV):
Interest vreemd vermogen / gemiddeld vreemd vermogen x 100%
LIQUIDITEIT
Liquiditeit: De mate waarin een onderneming in staat is om op korte termijn haar betalings- en
aflossingsverplichtingen te voldoen.
- Als de onderneming binnen de gestelde termijn de facturen kan betalen, is deze
onderneming ‘liquide’ → Liquide middelen: kas, banktegoed, waardepapieren aan toonder,
die niet op naam staan, zoals aandelen en obligaties, reischeques die niet op naam zijn
gesteld.
Gemaakt door: Devin Stroink
, 4
- Liquiditeitstekort: onderneming kan niet aan de betalingsverplichtingen voldoen, waarbij het
voortbestaan van de onderneming in gevaar is.
- Liquiditeit gaat voor winstgevendheid. Desondanks blijft het doel om op lange termijn een zo
hoog mogelijke winstgevendheid te realiseren.
Oftewel: voldoende liquiditeit is van cruciaal belang, omdat je dan aan de betalingsverplichtingen
kunt voldoen. Is dat niet het geval → Liquiditeitstekort → Voortbestaan in gevaar → Cash is King
(Liquiditeit gaat voor winstgevendheid).
Een onderneming is liquide als:
- De lopende kosten kunnen worden betaald uit de lopende inkomsten (personeel, huur,
stroom etc.).
- Genoeg middelen liquide kunnen worden gemaakt, waardoor ook onvoorziene uitgaven
betaald kunnen worden (bv: aanschaf machine).
- Deze zo kredietwaardig is dat een liquiditeitstekort d.m.v. een krediet kan worden
overbrugd.
Kerngetallen die in een oogopslag een indruk geven van de liquiditeit van een onderneming:
▪ Cash ratio, quick ratio, current ratio
▪ De cashflow
LIQUIDITEITSRATIO’S
Cash ratio is bedoeld om liquiditeitstekorten snel te kunnen signaleren.
De cash ratio moet meer dan 100% bedragen, anders kun je de kortlopende verplichtingen niet
betalen.
➢ In de praktijk is 30% genoeg, omdat niet alle kortlopende verplichtingen direct hoeven te
worden betaald.
➢ Moet meer dan 1 bedragen.
Cash ratio = liquide middelen / kortlopende verplichtingen (x 100%)
Liquide middelen: de contante middelen van een onderneming (kas en banktegoed), dus elk middel
dat in kasgeld kan worden omgezet.
Kortlopende verplichtingen: facturen voor ontvangen maar nog niet betaalde leveringen die op korte
termijn betaald moeten worden (Balans → Passivazijde → Vreemd vermogen kort).
QUICK RATIO EN CURRENT RATIO
Snel liquide maken van activa:
1. Kas en banktegoeden
2. Kortlopende vorderingen
3. Effecten
4. Voorraden
5. Vaste activa
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DevinIStroink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.