Hoorcollege 1: normaal/abnormaal
Betekenis orthopedagogiek: orthopedagogiek houdt zich bezig met de problematische leer
en opvoedingssituaties van kinderen en jeugdigen. Het betreft een specialisatie in de
pedagogiek die zich bezighoudt met de opvoeding van het afwijkende of gehandicapte kind.
Verschil pedagoog en orthopedagoog: een pedagoog houdt zich bezig met de opvoeding
van het gezonde kind. Een orthopedagoog komt tot handelen als er iets mis is met het kind.
Passen onderwijs Transitie jeugdzorg
School als vindplaats Doorverwijzen is uit
Van hbo’ers wordt verwacht dat ze Hbo’ers werken generaliserend, je moet veel
signaleren aanpakken
School als werkplaats Samenwerken als in
We brengen de zorg naar het kind, in plaats Weet wat je grenzen zijn: weet wanneer je
van het kind naar de zorg andere nodig hebt en durf je werk te
bespreken
Leerkrachten krijgen erg veel op hun bord Werk met het systeem
Pedagogen moet kunnen ondersteunen Ondersteun de ouders, vergeet de brusjes niet
en ondersteun de leerkrachten
Nog veel te signaleren: Ca 5% van 0 tot 12 jaar grote problemen – 130.000 kinderen
70% ontdekt de jeugdgezondheidszorg – 39.000 probleemgevallen dus niet opgemerkt
Psychosociale problematiek: slechts 46% wordt gesignaleerd.
Moet onder andere op school: Slechts 16% van de 0 tot 11 jarige met emotionele of
gedragsproblemen komen bij de j-GGZ. <15% legt het voor aan de huisarts. Psychosociale
problematiek dient op het basisonderwijs gesignaleerd te worden. Beleid: school als
vindplaats.
Vroegtijdige onderkenning (VTO) voor iedere pedagoog: Peuterspeelzaal,
kinderdagverblijf, tussen –naschoolse opvang, opvoedsteunpunt, buurtcentrum en tienerclub.
,Bijdrage aan psychodiagnostisch onderzoek: de pedagoog in de jeugdhulp: Ouder en
kind team (OKT), ouder en kind team adviseur (OKA), opvoedsteunpunt: veel lichte zorg
kent veel achterliggende vragen, mentoraat in onderwijs: mogelijkheid om relaties op te
bouwen.
Moraal: neem kennis van andermans probleemdefinitie, maar houdt zelf je ogen open,
overleggen loont, belangrijk: voorgeschiedenis, context, biopsychosociaal denken en de
betekenisverlening door de hulpvrager. Combineer met andere gegevens.
De fase van de regulatieve fases/hbo pedagoog aan het werk:
Fase 1: signaleren van kinderen, jeugdigen, ouders en problemen tussen ouders en kind.
Screening: gesprek aangaan, observeren, dossiers en Leerlingvolgsysteem (eer). Hypothese
opstellen, beoordelen ernst en bepalen wie er mee verder moet.
Fase 2: zelf bepaalde hypotheses toetsen, andere hypotheses laten toetsen waar jijzelf niet toe
bevoegd bent: intelligentie, stoornis of ziekte. Coördinatie van het onderzoek, zorgen dat
iedereen het begrijpt: je moet de taal van academici leren begrijpen.
Fase 3: zorgen dat positieve factoren worden benut, contact met hulpvrager onderhouden,
ideeën ontwikkelen en selecteren en partijen bij elkaar brengen.
Fase 4: zorgen dat het plan er komt, zorgen dat iedereen alles begrijp: intermediair tussen mbo
en universiteit, coördinatie en dossierbewaking.
Fase 5: coördinatie, monitoring en zelf onderdelen interventie uitvoeren.
Fase 6: coördinatie, zorgen voor ecologische validiteit van de evaluatie en leren met je team.
Wat moet je kunnen in een gesprek met deskundige: Vertellen waar het over gaat: gedrag
benoemen en samenhang in gedrag herkennen. Snappen hoe een diagnosticus (soms) denkt:
vaktermen plaatsen, zin en onzin van classificatie begrippen, onderzoeken o waarde schatten
en samen durven werken.
Wat je moet kunnen in gesprek met ouders en begeleiders: professionele attitude: balans,
afstand nabijheid, maximale nabijheid bij behoud van distantie (stage), vaardigheden in
gesprekken gebruiken (training), kennis aanwenden (handboeken), snappen hoe een ouders
soms denkt: weerstand plaatsen, verantwoordelijkheid/positie begrijpen, coördineren en
samen durven werken.
Derhalve niet:
Denken dat jij de diagnosticus bent niet: testen je mag didactisch onderzoek doen.
Denken dat je geen diagnostiek doet, wel observeren, praten, ordenen dossier.
Denken dat je dom bent: wel doorvragen, verbinden met praktijk
Denken dat als jij het raar vind, het vast toch wel allemaal zo hoort, maar: kritisch, logisch
denken, vooral sensitief en responsief zijn, menselijk, vraag en handelingsgericht.
2
,Psychodiagnostiek: de leer van het stellen van een diagnose op het terrein van psychologie,
deze dient niet verwart te worden met een medische diagnose.
Wat doe je in Psychodiagnostiek: het psychodiagnostische onderzoek wordt gedaan door
een gespecialiseerde psycholoog. Deze maakt gebruik van vragenlijsten, testen en
beoordelingsschalen. Bij de psychodiagnostiek worden functietesten gebruikt: testen die
bijvoorbeeld intelligentie, concentratie en geheugen meten. Er worden ook zelf invullijsten
gebruikt om te kunnen vaststellen in welke mate een psychisch kenmerk of probleem
aanwezig is. Een voorbeeld daarvan is de child behave checklist (CBCL) maar er zijn ook
vragenlijsten over specifieke problemen zoals angst of depressie. Daarnaast wordt soms ook
gebruikt gemaakt van projectieve testen, waarbij een kind bijvoorbeeld reageert op een
plaatje. Een bekend voorbeeld daarvan is de rorschachtest of vlekkentest. Wat deze testen
meten is onduidelijk en het gebruik van deze testen is dan ook omstreden.
Waarom is diagnostiek nodig: Bij diagnostiek gaat het om drie waarom vragen:
1. Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen
2. Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
3. Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen zijn ontstaan en blijven
ontstaan.
De diagnose is een aanzet om te kunnen verklaren en begrijpen wat hulpverleners zien bij een
kind. Daarbij maken ze gebruik van wetenschappelijke inzichten: het bio psychosociale
model, het model van risicofactoren en beschermende factoren en inzichten uit de
psychologie, pedagogiek, psychiatrie of andere wetenschappen die voor een specifiek
probleem relevant zijn.
Wat wil je bereiken met diagnostiek: classificatie kan een eerste aanzet geven voor
behandeling door bijvoorbeeld algemene kennis te gebruiken over wat werkt bij ADHD. Een
diagnose is nodig om op een kind (en zijn gezin) toegespitste hulpverlening te geven. De
hulpverlening vraagt uit wat er precies aan de hand is, probeert de problemen die zo naar
boven komen te classificeren, en stelt vervolgens de drie hiervoor genoemde vragen.
Wat is de relatie tussen diagnostiek en objectief en subjectief: Een onderzoek is een van de
manieren om informatie over een persoon te verzamelen. Met psychologisch onderzoek wordt
gestreefd naar het verkrijgen van een zo objectief mogelijk beeld van de te onderzoeken
persoon. Subjectief is een verhaal van de onderzoeker en dit komt in het dossier als subjectief
verhaal. Bij objectief zijn de zichtbare kenmerken bij de diagnose.
Wat bedoelen we met problemen: problemen zijn situaties die om actie vragen. Iets als
probleem ervaren is een waarschuwing van je brein: er is iets aan de hand dat niet goed is
voor je, let op. Maar wat dat is.. wat er afwijkt, hoe dat afwijkt en of dat erg is: daar moet je
over nadenken.
Waarom mag iedereen maar een uur per dag krankzinnig zijn- Dr. Damiaan Denys:
Als je abnormaal bent dan krijg je strafvermindering in de wet, juridische consequentie. Het
kost veel geld als mensen psychisch ziek zijn, 1 op de 3 mensen voldoet doet aan een
diagnose. Ethische consequenties is dat als je somber bent vanuit jezelf dat krijg je
behandeling en als er een overlijden is moet je er maar mee omgaan terwijl je ook psychische
kan zijn. Is adhd werkelijk een stoornis of zeggen we dat omdat we er last van hebben en dan
gelijk stempel geven..
Hoeveel mensen voldoen aan de criteria voor een stoornis volgens de DSM: er zijn veel
mensen volgens het DSM een stoornis hebben, dit aangeduid met de zin dat als je meer dan
een uur krankzinnig doet dat je dan volgens het DSM boek al een stoornis hebt. In het DSM
boekje staat als je minder dan een uur krankzinnig bent dan heb je geen aandoening. En als je
meer dan een uur krankzinnig bent dan heb je een psychisch iets. Je moet heel voorzichtig zijn
met een diagnose.
3
, Welke rol spelen classificaties in de zorg: De zorg kijkt naar de classificaties van het boek
van de DSM en als je de kenmerken hebt dan heb je een stoornis als de experten dat vinden.
In het boek kan je zien wie beantwoordt wanneer iemand ziek is of een stoornis heeft. Juist
door de classificatie wordt er snel een stempel gedrukt op iemand. Dit kan heel makkelijk fout
gaan doordat er niet genoeg diagnose en onderzoek is gedaan.
Wat is het Martha Mitchell effect: Martha Mitchel was de vrouw van de advocaat generaal
bij de administratie van Dixon in het witte huis. En die vrouw zei ik heb het gevoel dat er
illegale praktijken zijn in het witte huis. Dit kon niemand begrijpen en ze werd in het
gekkenhuis gezet. Uiteindelijk een tijdje later kwam het uit dat er illegale dingen gebeurde.
Sommige mensen kunnen waanachtige dingen vertellen die wij niet begrijpen maar dat maakt
je niet gelijk gek.
Bestaan stoornissen echt: stoornissen bestaan, als we het niet meer begrijpen dan zal iemand
wel een stoornis hebben. Of stoornissen echt bestaan weet niemand echt, het is een manier
hoe we iets classificeren en het is nog steeds heel moeilijk om te kijken of iemand echt een
stoornis heeft. We moeten kijken naar de neurobiologie, objectieve parameters, iets in de
hersenen dan kan je concreet zien of iemand ziek is.
Wat is het Rosenham-effect: Rozenhen experiment: 8 van zijn beste medewerkers naar
Amerika gestuurd. Ze moeten doen alsof ze hallucineren als ze binnenkomen en als ze dan
binnen zijn moet ze stoppen met een stem hebben in hun hoofd. En de vraag is hoelang blijf je
dan in de instelling. Ze lieten in de jaren 70 dus goed kijken of iemand wel echt ziek is. Nu is
het iets neurologisch en kan je het objectiever zien dan vroeger.
Wat leert een dode zalm als je hem een boekje voorleest: De meneer heeft een zalm
gekocht en de zalm mocht naar plaatjes kijken of diegene psychische is of niet aan de hand
van plaatjes. De zalm wilde niet meewerken maar je zag op de röntgenfoto dat de zalm actief
was tijdens de plaatjes. En daarom moeten we voorzichtig zijn als je een diagnose wil
aantonen en een grote groep moet onderzoeken voordat je een stempel plakt,
Criterium 1 voor normaliteit: is er sprake van een afwijking van het gemiddelde:
bekendste voorbeeld van een afwijking die meestal een probleem is, is een afwijking die geen
probleem is of een afwijking die soms een probleem is.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cleoelmo2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.49. You're not tied to anything after your purchase.