Dit zijn de uitgewerkte leerdoelen van het vak 'opvoeden in ontwikkeling'. Lastig vak, maar dit is een uitgebreide samenvatting. Ik heb hiermee een 6.5 gehaald!
Samenvatting leerdoelen: Opvoeden in ontwikkeling
De eerste leerdoelen gaan over de ontwikkeling van ongeborene en een baby tot 6 maanden na de
geboorte!
1.a1. Je weet wat de begrippen groei, rijping en leren inhouden.
Groei, rijping en leren worden gebruikt bij de (prenatale) ontwikkeling van de mens. Dit zijn 3
belangrijke factoren voor de mens en geven aan hoe erfelijkheid en de omgeving bij deze factoren
betrokken zijn. De 3 factoren zijn:
- Groei: het gaat hier om de toename van cellen bij mensen en de toename van het gewicht en
de lengte van mensen. Groei wordt vooral bepaald door erfelijkheid. Natuurlijk heeft de
omgeving ook wel invloed op de groei van mensen, maar dit heeft maar een kleine invloed.
Bij groei moet ik vooral denken aan het groene boekje die jonge kinderen hebben als zij naar
het consultatiebureau gaan. Indat boekje stonden ook tabellen in welke gewicht en lengte de
kinderen moesten zitten.
- Rijping: bij rijping zijn er nieuwe functies ontstaan en het gaat dan om lichamelijke en
fysiologische processen. De rijping wordt in sterke mate beïnvloedt door erfelijke factoren en
de omgeving heeft hier maar weinig invloed op. De rijping kan wel belemmerd worden door
de omgeving. Als voorbeeld: een kind heeft in zijn aanleg moeite met leren lezen. Bij het kind
thuis wordt het nauwelijks gestimuleerd om naar de bibliotheek te gaan en te leren lezen. De
omgeving heeft dus niet echt een positieve invloed op het leren lezen van het kind. Vooral in
de prenatale ontwikkeling kan de omgeving een negatieve invloed hebben op de rijping.
- Leren: bij groei en rijping spelen vooral erfelijke factoren een rol, maar bij leren is de
omgeving juist belangrijk. Leren wordt omschreven als een blijvende verandering bij iemand
en dit is gebeurd door ervaringen. Er zijn aanwijzingen dat er stoornissen in leren kunnen
ontstaan door het gedrag van de moeder tijdens de zwangerschap.
1.b.1. Je kent de ontwikkelingsloop van het ongeboren kind per trimester
Er worden in de ontwikkelingsloop van het ongeboren kind 3 trimesters onderscheiden:
- Eerste trimester: dit trimester wordt verdeeld in 2 periodes en de eerste trimester wordt ook
wel de embryonale fase genoemd. In de 1e periode vindt in de innesteling plaats en delen de
cellen zich (gaat om de eerste 10 weken). In de 2 e periode die 6 weken duurt ontstaat het
centrale zenuwstelsel, de ogen, hart, oren, tanden en gehemelte. De eerste 3 maanden van
ongeboren mens zijn heel belangrijk.
- Tweede trimester: in het 2e trimester heet het geen embryo meer maar een foetus. De
foetus gaat allerlei bewegingen maken zoals buigen, strekken, kruip en klimbewegingen. De
2e trimester loopt van de 4 e maand tot de 6e maand en dan ontwikkelen zich ook de meeste
reflexen.
- Derde trimester: kenmerkt zich vooral als een snelle gewichtstoename van de foetus. De
laatste maanden van de geboorte kan een foetus al externe prikkels onderscheiden en kan
smaken onderscheiden(en de voorkeur heeft voor zoete smaak).
1
,1.b.2. Je kent de 8 reflexen die een ongeboren kind heeft en die in de loop van de ontwikkeling ook
weer verdwijnen.
Reflexen zijn onbewuste en automatische reacties op prikkels uit de omgeving. Een embryo kan na 8
weken al reageren op veranderingen uit de omgeving. De kenmerken van reflexen zijn:
onwillekeurige bewegingen, geven informatie als zenuwstelsel niet goed functioneert en reflexen
worden bestuurd vanuit de hersenstam. Een ongeboren kind kent 8 reflexen en die na de geboorte
ook weer verdwijnen:
- Uterine withdrawal reflex: het terugtrekken van het lichaam als in de tenen wordt geknepen.
Deze reflex verdwijnt in de 32e week voor de geboorte.
- Mororeflex: deze reflex komt voor bij een schrikreactie van bewegingen of geluid een baby
heeft dan de neiging zijn armen te spreiden en zich vast te klemmen aan de moeder of
andere mensen. Deze reflex verdwijnt na 2-4 maanden na de geboorte.
- Babinskyreflex: de tenen spreiden zich als bij het aanraken van de voetzool en dit verdwijnt
tussen 1e en 2e levensjaar van een kind.
- Palmar reflex of grijpreflex: de vingers sluiten zich bij een lichte aanraking van de hand en
verdwijnt tussen de 2e en 9e maand na de geboorte.
- Asymmetrische tonische nekreflex : wanneer het hoofd een bepaalde kant op buigt zullen de
been en arm van die kant zich strekken. Deze reflex verdwijnt tussen 3 e en 9e maand na de
geboorte.
- Spinal galant reflex: bij aanraking van de buik of rug zal de rug zich richten naar de aanraking.
Deze reflex verdwijnt tussen 3e en 9e maand.
- Rooting reflex of sucking reflex: bij een lichte aanraking van de wand of mond draait het
hoofd naar de kant van de prikkel en doet zijn mond open. De sucking reflex verdwijnt tussen
3e en 4e maand na geboorte.
- Tonische labyrinthine reflex forewards: bij het bewegen van het hoofd voor en achterwaarts
buigt het hoofd boven en onder het niveau van de ruggengraat door. Reflex verdwijnt in
3e/4e maand na geboorte.
1.b.3. Je kent de verschillende opvattingen over het bewustzijn en of dat bij een ongeboren kind
aanwezig is.
De verschillende stromingen in de psychologie laten verschillende opvattingen zien over bewustzijn
van een ongeboren kind. De verschillende stromingen denken er zo over:
- Behaviorisme: de mens komt blanco op de wereld of wordt ook wel een onbeschreven blad
genoemd. In het behaviorisme wordt gedacht dat de mens voor de geboorte al
geconditioneerde(aangeleerde) responsen laat zien.
- Biologische visie: interne en erfelijke factoren bepalen de mens. Deze verwerpt de gedachte
dat een ongeborene en baby over een bewustzijn beschikken.
- Omgevingspsychologie: de mens wordt bepaald door de interactie/wisselwerking met zijn
omgeving. Verschillen in hartslag zouden kunnen duiden op een laag vorm van weten.
- Cognitieve visie: in deze visie staan informatiewerking en zelfsturing centraal en dit bepaald
de mens. Bij deze visie wordt het bewustzijn gekoppeld aan het geheugen. Er is voor de
geboorte nog geen sprake van bewuste geheugenvorming( en dus bewustzijn).
- Psychoanalytische visie: volgens deze stroming is er in de baarmoeder al wel een vorm van
besef alleen wordt dit later onbewust. In deze stroming zegt men dat de persoonlijke
ontwikkeling vooral bepaald wordt door de biologische aanleg en opvoeding en vooral in de
eerste jaren van een kind.
2
, - Humanistische visie: legt de nadruk op individuele belevingen en zelfontplooiing.
Er bestaan dus verschillende visies over het bewustzijn. De één zal zeggen dat het bewustzijn
verbonden is aan het geheugen en Vroom zegt bijvoorbeeld dat er een relatie bestaat tussen taal en
bewustzijn.
1.b.4. Je weet wat teratogenen zijn en kent de belangrijkste middelen waarvan het effect op de
prenatale ontwikkeling bekend is
Middelen die van buiten komen en een schadelijke invloed hebben op de prenatale ontwikkeling
worden teratogenen genoemd. Teratogenen effecten kunnen zorgen voor groeiproblemen en ook
gedragsstoornissen bijvoorbeeld. De verschillende teratogenen die worden onderscheiden zijn:
1. Alcohol-en/ of drugsgebruik: Onderzoek heeft uitgewezen dat matig roken en drinken tijdens
de zwangerschap al een negatief effect kan hebben op het kind zoals lager geboortegewicht
en minder alert reageren. Wiegendood wordt vaak in verband gebracht met een zuurstof
gebrek van het kind (en dus wanneer de moeder veel rookt).
2. Medicijngebruik: Het is aangetoond dat een lang gebruik van medicijnen kan leiden tot
ernstige lichamelijke afwijkingen van het embryo zoals extra ledematen, ontbreken grote
hersenen en vergroeiing enzovoort. Het medicijnen Softenon werd door zwangere vrouwen
gebruikt en later bleek dat dit middel schade toebrengt aan de embryo’s deze kinderen
worden ook wel softenonkinderen genoemd.
3. Ondervoeding: kan leiden tot afwijkingen in de hersenen en/of zenuwstelsel van het embryo.
4. Chemicaliën en straling: denk aan de straling die vrij kwam bij de atoombom op Hiroshima
tijdens Wo2. Veel kinderen die daarna werden geboren hadden allerlei afwijkingen in het
zenuwstelsel of andere afwijkingen.
5. Zware stress: er is nog niet aangetoond dat de stress van de moeder ook gelijk invloed heeft
op het embryo, maar zware stress kan samen gaan met een hoge inname van alcohol en rook
gebruik.
6. Psychische ziekten: sommige ziekten zijn vooral erfelijk bepaald. Vaak wordt gedacht dat
schizofrenie vooral erfelijk bepaald is, maar het is de vraag of dit wel echt zo is of dat vooral
de omgeving hier invloed op heeft.
7. Infectieziekten
8. Ongelukken
9. Te kleine placenta
10. De leeftijd van de moeder en vader
1.b.5. Je kunt de belangrijkste complicaties rondom de geboorte en mogelijke gevolgen
beschrijven.
Een complicatie die kan voorkomen bij de geboorte is zuurstofgebrek van de foetus dat kan leiden
tot ernstige hersenbeschadigingen of ook wel neurologische stoornissen (stoornissen in denken of
bewegingen). Vroeggeboorte is belangrijke risicofactor op het ontstaan van ernstige gevolgen. Hoe
lager het gewicht is van de baby hoe mee risico op ontwikkelingsstoornissen. Complicaties tijdens de
geboorte kunnen onder andere leiden tot verschillende stoornissen zoals ADHD, leerstoornissen,
leesstoornissen en spraakproblemen enzovoort. Het blijkt bijvoorbeeld dat ADHD ook veroorzaakt
kan worden door complicaties voor de geboorte zoals roken en alcoholgebruik. Ook complicaties na
de geboorte kunnen grote gevolgen hebben. Het blijkt maar weer dat complicaties voor en tijdens de
geboorte grote invloed kunnen hebben op het kind.
3
, 1.b.6. Je kent de twee groeirichtingen waarlangs de motorische ontwikkeling verloopt.
De motorische ontwikkeling begint al voor de geboorte en tijdens de eerste 2 jaar na de geboorte
maakt een kind een grote ontwikkeling door op dit gebied. De motorische ontwikkeling gaat over het
leren bewegen en afstemmen van bewegingen. De 2 groeirichtingen die worden onderscheiden zijn:
- Cefalocaudale groeirichting: de groeispurt begint bij de hersenen en gaat daarna naar
beneden toe. Cefalus betekent hoofd en cauda betekent staart. Het hoofd begint dus als
eerst met groeien en daarna de rest van het lichaam(2e maand tot 6 jaar). Vandaar ook dat
het hoofd meer in verhouding inneemt dan de rest van het lichaam.
- Proximodistale groeirichting: het centrum van het lichaam wordt proximaal genoemd en de
buitenkant van lichaam distaal. De centrale lichaamsdelen ontwikkelen zich als eerst en
daarna meer de buitenkant. De organen van een mens ontwikkelen zich dus bijvoorbeeld
eerder dan benen en armen van mensen. De proximodistale ontwikkeling is goed te zien
vanaf de leeftijd van 6 jaar.
1.b.7. Je weet hoe de ontwikkeling van het leren verloopt en wat daarbij bekend is over de werking
van de zintuigen en van motoriek.
Leren wordt omschreven als een blijvende verandering in wat iemand kan of weet door ervaringen
die hij of zij meemaakt. Het kind leert veel via de zintuigen en motoriek. Leren doet een mens zijn
hele leven en de ervaringen die je meemaakt worden opgeslagen in het geheugen. Leren wordt
daarom ook wel omschreven als vormen van het geheugen of als een informatieverwerkingsproces.
Bij leren worden er verbindingen gemaakt tussen nieuwe en bestaande informatie in het
zenuwstelsel. Om informatie goed en lang op te slaan wordt vooral gebruik gemaakt van het lange
termijn geheugen. Bij jonge kinderen gaat leren vaak nog niet via een duidelijke strategie (hoe je
goed informatie opslaat).
De eerste leerervaringen beginnen al bij een baby en die leert door zijn zintuigen en zijn eigen
lichaam. Via de prikkels reageert de baby op prikkels uit zijn omgeving en de zintuigen zijn:
- Horen: een baby kan al gelijk onderscheid maken in stemmen.
- Zien: baby’s hebben gelijk dan neiging om naar gezichten te kijken en direct na de geboorte
zien zij alles nog zwart-wit.
- Ruiken: baby herkent gelijk de geur van de borst van moeder.
- Voelen en proeven: de mond wordt ook wel kenorgaan genoemd van een pasgeborene,
omdat baby hiermee allerlei materialen en vormen leert kennen.
Wanneer een zintuig ontbreekt of niet goed functioneert kan dit grote gevolgen hebben voor
kinderen. Een baby die niet goed kan zien bijvoorbeeld mist bepaalde prikkels en wordt minder
aangemoedigd om op onderzoek uit te gaan of te bewegen.
Een pasgeboren baby leert de wereld kennen door zijn zintuigen maar ook door zijn motoriek. Het
motoriek wordt ook wel sensomotorische ervaringen genoemd en lopen volgens een vast patroon.
Het patroon is vastgesteld op basis van regels en die regels zijn:
- Oriëntatie regel: als er iets opvallend gebeurd dan zal een baby zich daar op richten en deze
reflex verdwijnt na de 4e maand.
- Onderzoeksregel: als de baby iets ziet of voelt gaat het onderzoeken met zijn ogen of
handen.
- Regel van het scannen: een baby volgt een voorwerp als het voorwerp verdwijnt zal het gaan
zoeken.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 5275nathalie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.69. You're not tied to anything after your purchase.