Protest: vrij vergaande vorm van politieke participatie.
Politieke communicatie: alle interacties tussen politieke, media en het publiek. Ze
beïnvloeden elkaar allemaal. Hete gaat dus om relaties tussen politieke actoren,
media/journalisten en burgers (publiek).
Vaak is de vraag: wie geeft de richting aan bij deze relaties, wie controleert wie? Wie
beïnvloedt wie? Focus ligt op krachtverhoudingen.
In een democratie is (vrije) media als vierde macht. Media is belangrijk om de democratie te
ondersteunen.
Er is een grote diversiteit aam functies van media in een (ideale) democratie (McNair, 2011):
IEPWK
1. Informatie (monitoring, informeren van het publiek) over dingen die gebeuren in de
samenleving en in de politiek
2. Educatie (uitleggen wat de feiten/ de informatie en events betekenen) niet alleen het
doorgeven van informatie maar ook het uitleggen. De meeste journalisten zijn het
hier nog mee eens.
3. Platform media als een virtuele plaats waar ideeën kunnen worden uitgewisseld
4. Waakhond: controle en rapportering over wat de overheid (of bedrijven) doet. Je wil
dat misstanden etc. via de media naar boven komen, maar de media wordt daar niet
per se voor betaald. Het is vaak duur onderzoek. Dit verwachten we van journalisten,
mar dit is een van de eerste functies die onder druk komt te staan als er minder geld
is.
5. Kanaal: politieke boodschappen en meningen moeten een kans krijgen, media stellen
daarvoor plaats ter beschikking.
Hoe zien journalisten hun werk dan?
Journalistieke rolopvattingen van David Weaver: niet alle journalisten kunnen al die
bovengenoemde functies iedere keer uitvoeren: dit is iets wat de media in het algemeen
moet doen, niet iedere journalist kan dit individueel doen. Dit zijn verschillende rollen
volgens Weaver: de meeste journalisten erkennen vooral de eerste twee rollen.
1. Dissemeninator: informatieverspreider alle journalisten zullen zeggen dat ze
informatie verspreiden
2. Interpreter: uitleggen en duiden Sommigen journalisten zullen ook zeggen dat ze
de informatie duiden, niet allemaal. Ze zullen soms enkel zeggen een doorgeefluik te
zijn.
3. Adversarial: zeer kritisch opstellen tegenover politici en bedrijven, en naar buiten
brengen wanneer er problemen zijn (waakhond).
4. Populist mobilizer: als je mensen probeert te motiveren, voor engagement te zorgen.
Mensen te betrekken bij de maatschappij (ook minderbedeelden/ minderheden.)
Proberen die juist aan het woord te laten om iets op de agenda’s te zetten. In een
inclusieve samenleving is deze rol heel groot, in een autoritaire samenleving is deze
rol veel kleiner.
,Moeten we net zo pessimistisch zijn in Nederland als Benett is over de Verenigde Staten?
Meestal niet. We bekijken veel van de problemen die Benett aanhaalt in de colleges van de
komende weken. Conclusie: het komt niet goed als je media/journalistiek aan de vrije markt
over laat, zoals in Amerika gebeurd.
Gastcollege Alessandro Nai
Super Pac: er is geen coördinatie tussen de kandidaat en de content van de advertentie.
Hierdoor kunnen Super Pac’s zo “nasty” zijn als ze willen.
Negative campagning/ attack politics/ mudslinging (modder gooien): is een karakteristiek
van de boodschap, niet van de gehele campagne, enkel dus de toon van de specifieke
boodschap. Het gaat om de toon van de boodschap (richting): het is niets anders dan het
bekritiseren van je tegenstander. Negative: aanvallen van je tegenstanders ideeën,
programma’s, verleden. Hoeft niet per se zo negatief te zijn als de Heil Trump advertentie.
Positive campaigning: promotie van je eigen programma, ideeën, verleden.
De toon: de richting van de boodschap.
In Amerika kan je maar 1 kandidaat kiezen, in Europa is dat anders en hoef je dus niet ultra
partijdig te zijn. Hierdoor hebben Amerikaanse kandidaten alleen de keuze tussen positive of
negative campaigning. Ze kunnen de steun voor hun zelf vergroten (Positive), waardoor de
steun voor de conccurent naar beneden gaat, of ze kunnen de steun voor de ander verlagen
(Negative) waardoor hun eigen steun omhooggaat.
Een campagne is negatief afhankelijk van de proportie van de negatieve boodschappen.
Twee types negatieve campagnes afhankelijk van de focus van de campagne:
Policy attacks: de tegenstander aanvallen op basis van zijn/haar beleid.
Character attacks: de tegenstander aanvallen op zijn of haar (karakter) eigenschappen/
persoonlijkheid. Bv. Trump die Joe Biden aanvalt omdat hij te weinig energie zou hebben
want hij is te oud.
False friends: dingen die op elkaar lijken maar niet hetzelfde zijn.
3 concepten die op negative campaigning lijken maar niet hetzelfde zijn:
1. Incivility: expliciet gebruik van harde, scherpe of kleinerende bijvoeglijke
naamwoorden om kandidaten/ hun beleid of hun persoonlijke kenmerken te
beschrijven (Fridkin And Kenney, 2011, p 311-312). Je kan een attack uitvoeren en
incivlity inzetten, maar je kan ook incivil zijn zonder een attack te doen (negative
campaigning te voeren).
2. Negative emotional appeals: inspelen op emoties. Vaak door angst of anxiety of
woede op te roepen met de campagne boodschap. Bv. Trump die de angst voor
Mexicanen creëert/ hierop inspeelt, “stem op mij als je deze angst weg wilt halen”.
Het is een negatieve emotie maar het is niet negative campaigning. Je kan de
tegenstander aanvallen zonder angst in te zetten, en je kan angst inzetten zonder aan
negative campaigning te doen.
, 3. Populisme: anti-elitisme and anti-intellectualisme (twee belangrijke componenten),
er wordt wel aangevallen maar niet de andere kandidaat, vaak wel de elite en de
intellectuele mensen.
Negativiteit hangt af van het oog van de toeschouwer. Mensen verwarren normale
Negativiteit vaak met de Negativiteit van campagnes.
Negativiteit heeft een duidelijk normatief tekort: stemmers houden niet van de negativiteit.
Mensen vinden de manier waarop politieke kandidaten vandaag de dag “vechten” vaak te
negatief. Mensen vinden negatieve campagnes vaak niet de meest interessante campagnes.
Negativiteit heeft een duidelijk normatief deficit: afkeur: mensen houden niet van
Negativiteit. We vinden het leuk als mensen aardig zijn, en op zoek gaan naar compromis.
De huidige campagne in Amerika is zeker niet de meest negatieve ooit, volgens Amerikanen.
Maar ze vinden het ook niet de meest interessante campagne, terwijl ze dat in 2016 wel
vonden en dit wel de meest Negatieve was. Dus negative campaigning wordt wel interessant
gevonden.
Waarom Negatieve campagnes?
- In een meerderheidssysteem (zoals Amerika): “the winner takes it all”
Minder steun voor de aangevallen partij: en meer steun voor de aanvallende partij
(soms beperkt tot het stimuleren om al dan niet te gaan stemmen). Dit noem je ook
wel een zero sum game: je krijgt al het profijt.
- In een proportioneel systeem: Hier zijn vaak (veel) meer partijen.
Zowel de aanvallende partij als de aangevallen partij kunnen verliezen, andere (derde
partijen) kunnen profiteren. Hier spreek je van een Backlash effect de negatieve
campagne kan als ene boemerang terugkomen in het gezicht van de aanvaller.
Het is vaak niet zo dat de stemmers die voor jouw negatieve campagne op de
aangevallen partij zouden stemmen, per definitie nu voor jou gaan stemmen. Omdat
er zoveel andere opties zijn is het niet zeker dat jij dan die stemmen krijgen. En
daarbij maakt het je minder sympathiek als je negatieve campagnes inzet.
Haselmayer et al (2019):
Het doel van negatieve campagnes is niet alleen om politieke steun te winnen, maar ook
vaak om media-aandacht te krijgen!
Media houden namelijk van negativiteit (media logica): media houden van
conflicten/aanvallen. Dit is een perfecte mogelijkheid vooral voor tweederangspolitici om
aandacht te krijgen (‘rank-and-file politicians’). Deze krijgen vaak niet uit zichzelf media-
aandacht.
Wel moet je goed opletten op welke issues je focust. Je kan beter: niet aanvallen op je eigen
issues, beter op de issues van de tegenstander (interessanter voor de media: het is niet
spannend als je als partij praat over issues waar jij issue-ownership over hebt, het is
verrassend als jij als partij ineens iets over een heel ander onderwerp zegt).
Issue-ownership: als een politieke actor gezien wordt als het meest competent om beleid te
voeren rond een bepaald onderwerp. Bv. groene partijen op het thema klimaat/milieu.
Sidenote: dit gaat enkel over het verkrijgen van media-aandacht.
, Wanneer kan je aan negatieve campagnes?
- Vooral als je in de oppositie zit, want je zit in de minderheid dan dus moet op een
bepaalde manier media-aandacht krijgen. De politici die een meerderheid hebben
gebruiken vaak Positive campaigning.
- Als je achterstaat in de peilingen, proberen mensen die hoger staan in de peiling
omlaag te krijgen zodat jij omhoog kan.
- Als er geen/weinig andere partijen zijn
- Over onderwerpen van de andere partij (media-aandacht)
- Wanneer anderen eerste negatief waren (dus als reactie). Het is het beste als jij
reageert op iemand die eerst negative campaigning doet. Men neemt het je dan
minder kwalijk, want je “moest” wel reageren, minder backlash effect.
- Laat in de campagne (laat de tegenstander geen kans om te reageren), maar niet te
laat, want dan lijk je ongeloofwaardig en wanhopig en je snel nog even wilt redden
voordat men gaat stemmen. Hierbij is goed bewijs voor je claims over je conccurent
van groot belang.
- Vroeg in de campagne kan je wel overwegen om negatieve campagne te voeren over
je eigen thema’s, want dan kan je mogelijk als hoofdthema van de verkiezingen
bepalen (als dat jouw thema groot is = groot voordeel). Denk hierbij aan een groene
partij en het klimaat.
Maar wees hier voorzichtig mee: want mensen houden niet van negatieve
campagnes.
Valli & Nai (2020):
Er wordt niet alleen in de Verenigde staten negatieve campagne gevoerd, maar overal in de
wereld.
Conclusies: oppositiekandidaten doen het vaker/ extreme kandidaten doen het vaker/
rechtse kandidaten doen het vaker.
Als er meer vrouwelijke parlementsleden zijn, is er over het algemeen minder negatieve
campagnes (Waarom? Daar kan je over discussiëren) + interacties met de politieke
systemen.
Algemene evaluatie van negative campaigning:
- Het is een krachtig hulpmiddel in een campagne, maaarrr het moet wel slim ingezet
worden (het kan ook tegen je werken, backlash effect)
- Door het te doen word je zelf vaak niet populairder, mensen houden niet van
Negativiteit, ze vinden het wel interessant maar je wordt er zelf niet populair van.
- Het kan mensen wel mobiliseren tegen iets/ iemand, maar het zal zelden mensen
voor de politieke in het algemeen engageren, eerder leiden tot minder vertrouwen in
de politiek en een negatief beeld. Je zal men wel 1x naar de stembus krijgen om
tegen iemand te stemmen, maar je zal ze er niet iedere keer stemmen.
- Vaak zijn de effecten beperkt of niet bewezen (het is sterk context gebonden), het is
niet bewezen dat het in bepaalde omstandigheden altijd werkt, wel in sommige
omstandigheden meer dan andere.
- Denk altijd goed na voor je het doet, anders kan het slecht aflopen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tessahoubenx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.38. You're not tied to anything after your purchase.