Hoofdstuk 7 Ecologie en milieu
Paragraaf 1 Organismen
Paragraaf 1 Ecologie op alle organisatieniveaus
Ecologie is de de wetenschap waarbij de wisselwerking tussen organisme en hun omgeving wordt
bestudeerd.
Je hebt verschillende niveaus:
● Biosfeer
het gebied van de aarde waarin leven mogelijk is.
● Ecosysteem
Een min of meer begrensd gebied met alle biotische en abiotische factoren.
● Levensgemeenschap
Alle populaties/organismen in een ecosysteem.
● Populaties
Een groep organisme van dezelfde soort die samen een voortplantingsgemeenschap vormen.
● Organisme/individu
Een levend wezen.
● Orgaanstelsel
Alle organen in het lichaam van het organisme.
● Organen
Onderdeel van het lichaam met een speciale functie.
● Weefsels
Cellen met ongeveer dezelfde vorm en met exact dezelfde functie.
● Moleculen
Bouwstenen van de meeste stoffen op aarde.
Biotische factoren: Organismen en de invloed die zij uitoefenen.
v.b: soortgenoten, predatoren, prooidieren en ziekteverwekkers
Abiotische factoren: Invloed vanuit de levenloze natuur.
v.b: water, temperatuur, klimaat, licht
Abiotische factoren hebben invloed op de soortensamenstelling. (De verschillende soorten die
binnen een gebied voorkomen)
Je hebt een paar belangrijke abiotische factoren:
● bodem
● Licht
● Water
● Temperatuur
Tolerantie
Elk organisme past zich aan aan het milieu waarin ze leven. Ijsberen hebben aanpassingen tegen de
kou en cactussen tegen de droogte.
,Het milieu kan wel verschillen. In de woestijn kan het overdag 50 graden verschillen van de
temperaturen ‘s nachts.
Het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen noemen we
tolerantie.
Door de tolerantiegrens (de uiterste waarde waarbij organismen van de soort kunnen overleven)
zullen veel dieren in een bepaald gebied blijven. Dit gebied heet het verspreidingsgebied (areaal). De
dieren/planten kunnen naar een ander gebied, maar zullen dit niet doen omdat een van de
abiotische factoren de tolerantiegrens overschrijdt. De abiotische factor werkt dan als beperkende
factor.
In het diagram hierboven kan je het tolerantiegebied en het optimum aflezen. Als je het aantal
organismen uitzet tegenover in dit geval de omgevingstemperatuur ontstaat er een
optimumkromme.
Tolerantiegebied: Alle waarden van de abiotische factor waarbij organismen van een soort kunnen
overleven.
Optimum: Factorwaarde die het gunstigste is voor het organismen.
Paragraaf 2 Populaties
Concurrentie
In een populatie kunnen de relaties tussen organismen gericht zijn op concurrentie (competitie) of
op coöperatie (samenwerken).
Concurrentie: beschikbare hoeveelheid voedsel, om een partner voor de voortplanting, om de
beschikbare ruimte of om de beschikbare hoeveelheid licht (bij planten). Bij al deze situaties zullen
veel organismen concurrerend gedrag vertonen.
Iedere soort heeft een eigen nis of niche in een ecosysteem. Niche: de rol die een bepaalde populatie
speelt in een geheel van relaties in een ecosysteem.
v.b: Zwaluwen en vleermuizen
Beide jagen op insecten, maar de eerste is overdag actief en de laatste ‘s avonds. De zwaluw eet dag
insecten en de vleermuis nachtinsecten.
Coöperatie
Coöperatie: tussen organisme van dezelfde populatie vindt onder andere samenwerking plaats bij de
balts en de paring.
, v.b: Vogelparen kunnen samenwerken bij de verdediging en het zoeken van voedsel. Je hebt ook
groepen zoals een kudde zebra’s. Het leven in een grote groep biedt namelijk bescherming tegen
vijanden en vergroot de kans om prooien te vangen.
Er kan ook samenwerking plaatsvinden tussen verschillende soorten. Symbiose is het langdurige
samenleven van organismen van verschillende soorten.
Je hebt meerdere vormen van symbiose:
● Mutualisme
Beide partijen hebben een voordeel van de samenwerking.
v.b: Bloemen en nectar etende insecten. -> De bloem kan zo z’n soortgenoten bestuiven en
het insect heeft eten.
● commensalisme
Een van de partijen heeft een voordeel en de andere partij heeft geen voordeel of nadeel.
v.b: boomalgen op de stam van de boom. (algen hebben voordeel boom heeft geen voordeel
of nadeel)
● parasitisme
Het organisme leeft in of op een organisme (parasiet) van een ander soort (gastheer) en
onttrekt er voedsel aan. Een heeft voordeel en ander heeft een nadeel.
v.b: Vlooien -> vlooien leven op dieren. Ze zuigen bloed uit het dier en halen daar al hun
voedingsstoffen vandaan. Vlooien hebben een voordeel en de gastheer heeft een nadeel.
Dynamiek van een populatie
De grootte van een populatie wordt weergegeven als de populatiedichtheid. Dit zijn het gemiddelde
aantal individuen per oppervlakte-eenheid of per volume-eenheid.
De dichtheid van een populatie is erg belangrijk voor de kans op overleven van individuen in die
populatie en voor de kans op nakomelingschap.
Bij een te hoge dichtheid kan als gauw leiden tot uitputting van de noodzakelijke hulpbronnen, een
snelle verspreiding van ziekten en het ontstaan van stresssituaties.
Een te lage dichtheid de voortplantingskansen binnen een populatie erg klein.
verspreidingspatroon: De manier hoe individuen zich verspreiden over een gebied.
In de afbeelding hierboven zie je drie verschillende verspreidingspatronen.
1. Gegroepeerd
2. Regelmatig verspreid
3. Willekeurig verspreid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cghijsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for £4.26. You're not tied to anything after your purchase.