samenvatting Taal en Taalwetenschap - hele boek behalve hoofdstuk 18 en 19
122 views 1 purchase
Module
Taalkundig Onderzoek
Institution
University College Utrecht (UCU)
Book
Taal en taalwetenschap
Dit is een samenvatting van het boek 'Taal en taalwetenschap' van Baker, Don en Hengeveld (2e editie). De samenvatting is geschreven in het Nederlands en bevat bijna het hele boek, alleen hoofdstuk 18 en 19 ontbreken.
Taal en taalwetenschap
Hoofdstuk 1 t/m 20, behalve 18 en 19
Hoofdstuk 1: Van taal naar taalwetenschap
Veel kennis die mensen hebben van taal is onbewust en abstract.
Taalgebruikers hebben de kennis om taal te begrijpen en te produceren
maar kunnen niet uitleggen waarom.
Natuurlijke talen = door mensen gesproken talen die zich op natuurlijke
wijze hebben ontwikkeld. Andere soorten talen zijn bijvoorbeeld die van
computerprogramma’s.
Taal heeft als doel algemene communicatie.
Jargon = vaktaal
Elke taal heeft een bepaalde structuur en zinsopbouw. Taalkundigen
houden zich bezig met het idee dat talen wel een gemeenschappelijke
basis moeten hebben.
Topic > degene over wie wordt gesproken, onderwerp
Object > lijdend voorwerp
Een woord kan ook een andere betekenis krijgen als je het met een andere
intonatie uitspreekt.
Universele eigenschappen van talen (universalia)
- Alle talen bestaan uit kleine elementen (klanken en handvormen).
- Alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers.
- In alle talen kunnen taalgebruikers een bewering ontkennen, vragen
stellen en bevelen geven.
- Alle talen hebben woorden voor ‘zwart’ en ‘wit’ of ‘donker’ en ‘licht’.
Compositionaliteit > woorden hebben afzonderlijk een bepaalde betekenis
en ieder woord is opgebouwd uit klanken die maken dat het woord
onderscheiden kan worden van andere woorden.
Recursie > het fenomeen waarbij talige eenheden van een bepaald type
eenheden van hetzelfde type bevatten (bv. Fiets van Piet van Pa).
Experimenten geweest met het leren van (gebaren)taal aan mensapen >
bleef bij beperkte resultaten na veel inspanning. Wel hebben dieren hun
eigen taal, deze bestaat alleen niet uit spraak. Onderzoek naar bijentaal >
verschillen bij verschillende landen waar de bijen vandaan kwamen. Wel is
de taal van dieren beperkt en hebben ze een gebrek aan creativiteit.
Creativiteit in taal = het feit dat mensen met de regels waar ze over
beschikken steeds nieuwe, mogelijk unieke zinnen kunnen maken.
Mensentaal:
- Bevat interactie > aanpassen aan gesprekspartner is mogelijk
- Is spontaan > geen directe aanleiding voor spreken nodig
- Onafhankelijk van het hier en nu
, - Grotendeels willekeurig of arbitrair wat betreft de relatie tussen
vorm en betekenis (bv. Geen woordelijk verband tussen noord en
zuid) een uitzondering wat dit betreft is bij onomatopeeën =
klanknabootsende woorden (kukeleku) Ook is gebarentaal niet altijd
willekeurig.
Bijentaal en andere dierentalen hebben bovenstaande kenmerken
allemaal niet.
Kunsttalen = talen die door mensen bewust ontworpen of geconstrueerd
zijn > Esperanto.
Kunsttalen hebben compositionaliteit en willekeur, maar veranderen niet
echt door de tijd heen.
Computertalen = talen waarin computerprogramma’s zijn geschreven en
waarin mensen instructies aan de computer kunnen geven (bv. Dos en
Java). Algebra, wiskunde en logica zijn vergelijkbaar met computertalen.
Computertalen hebben een vaste één op één relatie tussen vorm en
betekenis.
In formele talen is het onmogelijk iets achterwege te laten wat uit de
context gehaald moet worden.
Non-verbale communicatie = taal waar geen woorden aan te pas komen.
(bv. Handgebaren, lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen, onderlinge
afstand etc.)
Bij non-verbale communicatie is er geen compositionaliteit > het
combineren van gebaren tot een andere betekenis is niet mogelijk.
Talen zijn systemen van tekens > ook in pictogrammen en
verkeersborden, alleen daarbij is ook geen sprake van compositionaliteit
en ook niet van interactie.
Ook wordt het begrip ‘taal’ gebruikt voor alles waarmee mensen een
zekere betekenis overdragen: bv. Kleding, architectuur etc. Dus geen
‘echte taal’ maar figuurlijke taal.
Taal > gesproken talen > spraak
Taal > gebaren talen > visuele modaliteit
Gebarentalen:
ASL > American Sign Language
BSL > British Sign Language
NGT > Nederlandse GebarenTaal
Iconiteit van gebaren = inhoudelijke relatie tussen vorm en betekenis >
aantal gebaren met een duidelijke relatie is heel klein.
Het schrijven van een taal is relatief nieuw. Talen die geen geschreven
vorm hebben worden primitieve talen genoemd. In de taalwetenschap
neemt men aan dat er geen primitieve talen zijn. Ook ziet men daar geen
verschil tussen ‘complexe’ en ‘simpele’ talen. Het is namelijk moeilijk talen
te wegen tegenover elkaar en vast te stellen welke wel of niet moeilijk is.
Ook is het zo dat kinderen elke taal kunnen leren als moedertaal.
, Noam Chomsky > belangrijke linguïst.
Taalwetenschap begint bij het beschrijven van de taal > hoe zit de taal in
elkaar?
Uitgangspunt: zoveel mogelijk generaliseren, regels opstellen die in staat
zijn te voorspellen wat de mogelijke, correcte zinnen van een taal zijn.
Zinnen die incorrect of ongrammaticaal zijn worden weergegeven met een
asterisk (*).
Descriptieve grammatica > beschrijft de regels van alle varianten van de
taal, dus de standaardtaal en dialecten. > wat men doet, dus niet perse
het juiste.
Prescriptieve grammatica > voorschrijft welke vormen van een taal goed
zijn en welke niet > wat men zou moeten doen.
Diachrone beschrijving = beschrijving vanuit het perspectief van de
huidige taal.
Synchrone beschrijving = geeft een beeld van hoe een taal er op een
bepaald moment uitziet, niet zo nauw wanneer.
Pedagogische grammatica = leergrammatica in vergelijking met eigen
taal.
Wetenschappelijke grammatica = explicieter over regels en
uitzonderingen en bevat meer informatie.
Hoofdstuk 2: De taalgebruiker
Vaak zeggen mensen niet letterlijk en expliciet wat ze bedoelen, maar
toch kunnen taalgebruikers de communicatieve boodschap eruit halen. In
dit hoofdstuk wordt gekeken naar de psychologische processen bij het
produceren en begrijpen van een taal.
Linguïstische competence = abstracte en grotendeels onbewuste kennis
van het taalsysteem.
Performance = het feitelijk gebruik dat van die kennis wordt gemaakt.
Performance is beperkter dan competence, omdat een te lange zin op een
gegeven moment niet meer te onthouden is. Ook spreken mensen niet
altijd foutloos en grammaticaal correct.
Naast kennis van het taalsysteem hebben taalgebruikers ook kennis van
de wereld nodig.
Communicatieve competence = kennis over hoe te handelen in
verschillende taalgebruikssituaties.
Mentale lexicon = woordenschat en de verbanden daarbinnen.
Activatiespreiding > nauw verwante woorden link je aan een bepaald
woord als je die hoort. > priming effect = de mate waarin die woorden
sneller worden herkend.
Cognitief systeem > psychologisch functioneren
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Louise2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for £5.63. You're not tied to anything after your purchase.