100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Theoretical psychology - Samenvatting Course Component 1 t/m 4 $4.59   Add to cart

Summary

Theoretical psychology - Samenvatting Course Component 1 t/m 4

 40 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Theoretical psychology - Samenvatting Course Component 1 t/m 4 Ik heb ook een verkorte versie en uitwerkingen van de zelfstudieopdrachten (ook in bundels).

Preview 3 out of 16  pages

  • February 27, 2021
  • 16
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Theoretical Psychology
Literatuur week 1 – Van frenologie tot wetenschappelijke theorie


Voorwetenschappelijke benaderingen:

Aristoteles: ging er vanuit dat de geest content mist bij geboorte (tabula rasa) en gevuld
wordt door perceptie. Hij zei dat de zintuigen modaliteit-specifieke sensorische beelden
geeft die samenkomen in een supra-modale faculteit; de common sense (hier vormen
associaties tussen sensorische beelden, zoals de smaak en vorm van een appel).
- Associationisme: de theorie dat mentale processen voorafgaan aan associaties.
- Law of Contiguity (Aristotle): als twee dingen herhaaldelijk tegelijk gebeuren, zal de
aanwezigheid van het ene ding ons herinneren aan het andere.
o Donald Hebb: nam aan dat synapsen veranderen als neuronen tegelijk vuren
(bleek ook zo te zijn). Dit heet lange termijn potentiatie.


De Verlichting omarmde rede en wetenschap.
- John Locke: had een filosofische theorie die stelde dat de geest een blank slate
(tabula rasa) is bij geboorde en dat alle kennis verkregen wordt via de zintuigen (dit
wordt empirisme genoemd).
o Nativisme: een tegenovergestelde theorie die stelde dat vaardigheden en
kennis aangeboren zijn (gesteund door René Descartes en Plato).
- 4 basis aannames van de associatietheorie van Locke: blank slate (‘wit papier’),
sensorisch (zintuigen geven mentale beelden), atomistisch (sensorische beelden zijn
bouwblokken voor complexe mentale content) & associatief.


Connectionisme: hedendaagse vorm van associationisme (ondersteund door Rumelhart en
McClelland). Nieuw hierbij is de verwerking van associatieve netwerken en processen door
wiskundige vergelijkingen in computerprogramma’s (simulaties om de bepalen of theorie
empirische bevindingen verklaart en voor precieze voorspellingen.


Horizontale faculteiten: domein-algemene functies, bv. dat associatief geheugen hetzelfde
werkt in domeinen als taal en wiskunde (aangenomen door Aristoteles en Locke over
perceptie, geheugen en denken).
Verticale faculteiten: domein-specifieke functies, bv. dat de functie geheugen niet bestaat,
maar verschillende geheugenfuncties voor domeinen als taal en wiskunde.
- Gall geloofde dat we alleen verticale faculteiten hadden, en dat elke functie een
specifieke (bilaterale) locatie in het brein had (lokalisationisme).
o Frenologie (aanname van Gall): hoe meer een functie ontwikkeld is, hoe
groter de bult op de schedel.

,Pseudowetenschappelijke benaderingen waren niet gebaseerd op empirisch bewijs en
moeilijk te testen.
- Physiognomy (fysionomie): dat iemands karakter gereflecteerd wordt door
gezichtseigenschappen (bv. hoge voorhoofden bij criminelen).
- Mesmirisme: dat magneten mentale stoornissen hunnen helen.
- Spiritualisme: dat mediums contact kunnen leggen met geesten.
- Mentaal helen: dat mentale ziektes genezen kunnen woorden door juist denken.


Neuroanatomie, tijd en psychofysica

Flourens maakte gelokaliseerde laesies bij duiven en konijnen, om het effect op perceptie,
geheugen en motorfuncties te testen (niet duidelijk of dit ook zo werkt bij mensen).
- Laesie van breinstam (verlies van vitale functies), cerebellum (verlies in
motorcoördinatie) en cerebrale cortex (verslechtering van hogere level functies, zoals
perceptie en geheugen).
o Hij vond geen specifieke gebieden voor geheugen en perceptie  Hij zag deze
functies als verdeeld over de cerebrale cortex (holisme; in strijd met Gall).


Broca: deed onderzoek naar Leborgne (verloor spraak na breinschade; zei alleen ‘Tan’).
- De schade bleek aan het posterieure deel van de linker inferieure frontale gyrus
(verantwoordelijk voor spraakproductie); later het gebied van Broca genoemd.
o Dit steunde het idee dat hogere mentale functies gelokaliseerd zijn (Flourens).
o Later bleken de onderliggende zenuwbanen ook beschadigd.


Wernicke: ontdekte dat schade aan het posterieure deel van de linker superieure temporale
gyrus (later gebied van Wernicke genoemd) zorgde voor problemen met spraakbegrip.
- Wernickes associatiemodel van taal  Wernickes gebied bewaart auditieve beelden
van woorden en Broca’s gebied bewaart motorbeelden van woorden (verbonden
met een vezelbaan die de associatie tussen beide beelden bemiddelt, waardoor je
een gehoord woord kan herhalen).
o Een gehoord woord kan ook een conceptbeeld activeren (eigenschap van het
woord). Embodied cognitie: het idee dat conceptbeelden alleen bestaan uit
perceptuele eigenschappen (bv. hoe een appel eruit ziet) en
motoreigenschappen (bv. hoe een appel vastgepakt wordt).
 Volgens Wernicke worden hierbij bepaalde delen van de cortex
geactiveerd (bv. visuele gebieden bij kleur).
- Broca’s afasie  moeite met spraakproductie en woorden herhalen.
- Wernickes afasie  moeite met spraak begrijpen en woorden herhalen.
- Conductie afasie (bij schade van vezelbaan)  moeite met woorden herhalen.


Johannes Müller: noemde verwerkingssnelheid ‘oneindig snel’ (dus niet meetbaar).

, Helmholz was sceptisch en testte dit. Hij verbond een motorspier en zenuw van een dode
kikker met een elektrisch circuit (en een klok die de tijd tussen stimulatie en spiercontractie
mat). De snelheid van zenuwgeleiding was 30 m/s (ook bij mensen).
 Helmholz concludeerde dat een zenuwimpuls tijd kost en meetbaar is.


Donders vond een subtraction methode uit om de snelheid van mentale verwerking te
meten. Hij gebruikte 3, steeds moeilijkere, taken.
- Taak A (simpele reactie): zo snel mogelijk reageren bij zien van stimulus.
o Betrokken mentale stadia: perceptie en actie.
- Taak B (keuzereactie): juiste keuze maken bij bepaalde stimulus.
o Perceptie, herkenning (discriminatie genoemd), keuze en actie.
- Taak C (go/no-go reactie): alleen reageren bij bepaalde stimuli.
o Perceptie, herkenning en actie.

Dus  tijd voor taak C – taak A = duur van herkenning & taak B – taak C = duur van keuze.
- Donders concludeerde dat mentale processen tijd kosten en meetbaar zijn.
- Mentale chronometrie: nodige tijd voor mentale operaties meten voor inzichten.


Sternberg: vond de additieve factors methode uit (ook chronometrisch) om bepaalde
mentale stadia van verwerking te identificeren.
- Manipulatie in bepaalde stadia zou additieve effecten op reactietijd moeten hebben
(bv. duidelijkheid van de stimulus heeft invloed op de duur van het perceptiestadium
& aantal keuzes heeft invloed op het keuzestadium).


Weber publiceerde een boek over zijn bevindingen over de sensatie van aanraking.
- Hij concludeerde dat een nèt merkbaar verschil tussen twee gewichten afhankelijk is
van de constante ratio van het verschil  Weber’s wet: ΔR/R = k.
o R = reiz (stimulus; het eerste gewicht).
o ΔR = extra gewicht bovenop eerste zodat verschil net merkbaar is.
o k = een constante (verschilt per zintuig).
- Het kan ook geschreven worden als ΔR = k x R  bij een constante van 1/30 zou het
tweede gewicht bv. 1/60 × 60 = 2 moeten zijn bij een eerste gewicht van 60.


Fechner: realiseerde dat nèt merkbare verschillen subjectief gelijk waren, omdat het
toeneemt met R (logaritmisch verband tussen stimulus intensiteit en sensatie).
- Fechners Wet: S = k × log(R).
- Het verschil tussen 30 en 60 & 60 en 90 is fysiek gelijk, maar psychologisch anders
(ΔR is 1 bij 30 en 2 bij 60, dus bij 30 vs. 60 verschil 30 en bij 60 vs. 90 verschil 15).
- Volgens Fechner is er een absolute drempelwaarde (limen / liminaal punt) van
stimulussterkte om waarneembaar te zijn. Dit wil niet zeggen dat je brein de stimulus
dan niet kan verwerken (dit impliceert subliminal verwerking).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saschaderks. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.59. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76462 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.59  3x  sold
  • (0)
  Add to cart