100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Blok 2.1 Cognitive Psychology $6.11   Add to cart

Summary

Samenvatting Blok 2.1 Cognitive Psychology

 54 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Complete samenvatting van blok 2.1 Cognitieve Psychologie; Thinking and Remembering, uit jaar 2 van de bachelor psychologie aan de EUR. Bevat de belangrijkste termen, concepten, theorieën, artikelen, etc.

Preview 4 out of 50  pages

  • March 5, 2021
  • 50
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Probleem 1 | Learning to remember
Probleem 1A

1. Hoe werken het primacy en recency effect en welke verklaringen zijn hiervoor?
2. Wat zijn de technieken/methoden om informatie makkelijker te herinneren/terug te halen?

Kortetermijngeheugen  het geheugensysteem verantwoordelijk voor het behouden van een klein
beetje informatie die recentelijk opgenomen is uit de omgeving. Gelimiteerde capaciteit  kan
informatie niet lang vasthouden en kan niet veel informatie vasthouden.

Langetermijngeheugen  bevat het geheugen voor ervaringen en informatie die verzameld zijn over
het gehele leven. Grote capaciteit.

Magical Number Seven (George Miller)  stelde voor dat we slechts een gelimiteerd aantal items
kunnen vasthouden in ons kortetermijngeheugen; hij suggereerde dat mensen ongeveer 7 items
(give or take 2) kunnen onthouden; oftewel, tussen 5 en 9 items.

 Chunk  een geheugeneenheid die bestaat uit verschillende componenten die sterk
geassocieerd zijn met elkaar  volgens Miller kan het kortetermijngeheugen dus ongeveer 7
chunks vasthouden (bijv. random sequence van 7 cijfers of 7 letters)
o Je kunt verschillende cijfers of letters die op elkaar lijken ook organiseren, zodat ze
samen een chunk vormen (je postcode is 3067, je telefoonnummer begint met 464 
het telefoonnummer 3067-464-9876 heeft dan maar 6 chunks (1 + 1 + 4)

Millers artikel was ongebruikelijk omdat het geschreven werd in de tijd waarin behaviorisme heel
populair was  legde de nadruk op observeerbare externe gebeurtenissen, terwijl Millers artikel
Blok 2.1 voorstelde
Thinking and
dat remembering
mensen zich bevinden in interne mentale processen zodat ze stimuli kunnen omzetten
in chunks.

Brown/Peterson and Peterson technique  om te laten zien dat informatie die in het geheugen zit
voor minder dan 1 minuut vaak wordt vergeten. Deze techniek laat deelnemers bepaalde items zien
die ze moeten onthouden, daarna doen de deelnemers een taak die hen afleidt. Nadat ze hier wat
tijd aan besteed hebben worden de deelnemers gevraagd om de oorspronkelijke items op te
noemen. Dit gaat in meerdere trials. In de eerste paar trials konden de deelnemers de meeste
oorspronkelijke items (letters) terughalen, maar na meerdere trials kwam er interference voor en
konden ze het minder goed terughalen. Deze methode laat zien dat ons geheugen fragiel is voor
materiaal/informatie dat zich daar bevindt voor slechts een paar seconden. Deze techniek heeft
onderzoek naar het kortetermijngeheugen geïnspireerd en speelde een belangrijke rol in het
stijgende support voor de cognitieve benadering.

 Rehearsal  het stil herhalen van de items  de afleidende taak in de Brown/Peterson and
Peterson technique weerhoudt deelnemers ervan om de oorspronkelijke items te herhalen
 Interference  sommige herinneringen interveniëren met het terughalen van andere
herinneringen; komt voor wanneer sommige informatie het moeilijk maakt om informatie terug
te halen wat erop lijkt; gelijkwaardige herinneringen nemen het op tegen elkaar waardoor het
moeilijker wordt om te herinneren of waardoor het zelfs wordt vergeten

Serial-position effect (Atkinson model)  de U-vormige relatie tussen de positie van een woord in
een lijst en de waarschijnlijkheid van het terugroepen.

 Recency effect  het beter kunnen terugroepen van informatie die aan het einde van de lijst
stond. Betekent dat de laatste woorden in een lijst (items) nog in het kortetermijngeheugen

, aanwezig waren op het moment van recall; de items gingen nog niet door naar een
permanentere vorm van geheugen. Één manier om de grootte van het kortetermijngeheugen te
meten is dus om het aantal goed herhaalde items aan het einde van een lijst te tellen. Wanneer
researchers de serial-position curve methode gebruiken, is de grootte van het
kortetermijngeheugen ongeveer 3-7 items.
 Primacy effect  het beter kunnen terugroepen van informatie die aan het begin van de lijst
stond. Deze zijn makkelijker te onthouden omdat ze het niet op hoeven te nemen tegen items
die daarvoor kwamen, en omdat mensen deze items vaker herhalen.

Deze effecten zijn labels en geen verklaringen, de proactive/retroacative interference en rehearsal
zijn de verklaringen.

Over het algemeen hebben mensen betere recall voor items aan het begin en eind van een lijst en
minder voor middelste items.




Blok 2.1 Thinking and remembering



Semantic similarity  de gelijkheid van betekenis van de woorden (items), beïnvloedt het aantal
items dat we kunnen bewaren in het kortetermijngeheugen  items die meer op elkaar lijken zullen
slechter worden onthouden, items die niet zo veel op elkaar lijken zullen beter worden onthouden
(doordat ze in een andere categorie worden geplaatst). De hoeveelheid semantische gelijkheid hangt
af van de mate van interference.

 Semantics  de betekenis van woorden en zinnen
 Proactive interference (Wickens et al., 1976)/PI  mensen hebben moeite met het leren van
nieuwe stof omdat stof die ze voorheen hebben geleerd steeds intervenieert met de nieuwe
(oude informatie zit in de weg van nieuwe informatie)
o Retroactive interference  nieuwe informatie zit in de weg van oude informatie
o Release from proactive interference  wanneer het laatste item veranderd wordt naar
een andere categorie dan de voorgaande items (bijv. van letters naar cijfers) zodat de
proactive interference niet meer plaatsvindt; of wanneer de semantische categorie van
de items veranderd wordt

Bij elk item dat erbij komt is er meer interferentie dus interfereert die nieuwe informatie met de
oude informatie. In het midden is de interferentie dus het grootst, omdat er zowel sprake is van het
primacy als het recency effect, er wordt geïnterfereerd met zowel nieuwe als oude informatie.

Het aantal items dat bewaard kan worden in het kortetermijngeheugen hangt dus af van chunking
strategieën en woordbetekenis.

, Probleem 1B

3. Waaruit bestaat het werkgeheugen?

Baddeley & Hitch (1974) beweerden dat we het kortetermijngeheugen gebruiken voor complexe
taken. Bij zulke taken gebruik je meerdere processen, maar ook moet er informatie in het
kortetermijngeheugen worden opgeslagen over de uitkomst van vroege processen terwijl je doorgaat
naar latere processen. Volgens Baddeley & Hitch was het kortetermijngeheugen essentieel in het
uitvoeren van verschillende taken die niet per sé geheugentaken zijn. Hierdoor vervingen ze de term
kortetermijngeheugen door werkgeheugen (working memory).

Componenten van het werkgeheugen

Central executive  modality-free aandachtssysteem, gelimiteerde capaciteit, belangrijkste
component, betrokken bij bijna alle complexe cognitieve activiteiten (bijv. probleem oplossen, twee
taken tegelijk uitvoeren) maar slaat geen informatie op

Twee basisassumpties:

1. Wanneer een taak twee dezelfde componenten gebruikt van het werkgeheugen dan gaat het
niet goed.
2. Wanneer een taak verschillende componenten gebruikt van het werkgeheugen gaat het wel
goed en kan je de taken samen uitvoeren.

 Prefrontale cortex  meest betrokken bij central executive functies
o Patiënten met ziektes of letsel zoals diffuse trauma, MS of een vasculaire cognitieve
beperking hebben slecht executief functioneren maar weinig of geen frontale schade.
Blok 2.1 Thinking and remembering
Baddeley  de central executive is geassocieerd met verschillende executieve processen (processen
die het functioneren van het cognitieve systeem organiseren en coördineren om huidige doelen te
behalen). Vier executieve processen:

1. Het focussen van aandacht of concentratie
2. Het verdelen van aandacht tussen twee stimuli
3. Het switchen van aandacht tussen taken
4. Het ‘’interfacing’’ met het langetermijngeheugen

Miyake et al.  deelnemers moesten verschillende executieve taken doen, daarna focusten ze zich
op positieve correlaties tussen taken met hetzelfde executieve proces. Ze kwamen achter drie
gerelateerde (maar scheidbare) executieve processen of functies:

1. Inhibition function  gebruikt om dominante responses te remmen/inhiberen/onderdrukken en
afleiding te weerstaan
o Stroop task  taak waarbij je de kleuren moet noemen die geprint zijn (bijv. het woord
BLAUW geprint in het rood), hierbij is het nodig om het woord te inhiberen i.p.v. de kleur
2. Shifting function  gebruikt om flexibel tussen taken of mentale sets te switchten
o Je krijgt bijv. twee cijfers per trial, de taak is om te switchen tussen het vermenigvuldigen
en delen van de cijfers
3. Updating function  gebruikt om snel delen van het werkgeheugen toe te voegen of te
verwijderen
o Wordt bijv. gebruikt wanneer je het meest recente item moet onthouden uit
verschillende categorieën, ‘’ik ga op vakantie en ik neem mee’’

, Miyake en Friedman (2012) ontwikkelde hun theorie naar het unity/diversity framework 
executief functioneren bestaat uit wat algemeen is voor alle drie de executieve functies plus wat
uniek is voor die functie.

 Algemeen  iemands vermogen om actief taakdoelen en doelgerichte informatie te behouden
en dit te gebruiken voor de bias van ‘’lower-level processing’’

De inhibition function correleert vrijwel perfect met de algemene executieve functie, er zit geen
unieke variatie bij.

Dysexecutive syndrome  schade aan de frontale kwabben veroorzaakt beperkingen aan het
central executive component van het werkgeheugen, hier komen verschillende cognitieve problemen
bij kijken, zoals beperkte responsinhibitie, informatiegeneratie, etc.

Phonological loop  verwerkt informatie en slaat dit op in een fonologische (spraak-gebaseerde)
vorm, sub vocale articulatie komt voor, behoudt de volgorde waarin woorden worden waargenomen

 Spraak, liplezen, gebarentaal, muziek, omgevingsgeluiden
 Articulatory suppression  het snel herhalen van een simpel geluid, vermindert het gebruik van
de phonological loop
 Phonological similarity effect  verminderde opeenvolgende recall wanneer woorden
fonologisch gelijk zijn (dus hetzelfde klinken, bijv. FEE, HE, KNEE, LEE, ME, SHE)  gaat om de
volgorde
o Niet duidelijk of dit effect afhangt van de acoustic similarity (gelijke geluiden/klanken) of
van de articulatory similarity (gelijke articulatorische bewegingen)  Schweppe et al. zei
dat het meer van acoustic similarity afhing dan van articulatory similarity; er was echter
welremembering
Blok 2.1 Thinking and een effect van articulatory similarity wanneer tijdens de recall werd gesproken i.p.v.
geschreven
 Word-length effect  de verbal memory span vermindert naarmate de woorden langer worden
o Word span  aantal woorden die gelijk herhaald worden in de goede volgorde
o Orthographic neigbourhood  woorden met dezelfde lengte die maar één letter
verschillend hebben
- Korte woorden hebben vaak meer ‘’neigbours’’ dan lange woorden, dus het word-
length effect kan meer afhangen van neighbourhood size dan van de lengte van het
woord zelf

De phonological loop bestaat uit twee componenten:

1. Spraakperceptie; een passieve fonologische store die zich direct bezighoudt met spraakperceptie
2. Spraakproductie; een articulatorisch proces gelinkt aan spraakproductie (bijv. rehearsal) die
toegang verleent aan de fonologische store

Het nut van de phonological loop kan worden bestudeerd in patiënten met hersenschade die een
beperkte phonological loop hebben. Baddeley et al. beweerden dat de phonological loop handig is bij
het leren van een taal. Zij testten een patiënt die een digit span van slechts twee items had. De
patiënt was een native Italiaanse spreker en kon even goed paren van ongerelateerde woorden
vormen als deelnemers die geen breinschade hadden. Het paren van Russische woorden met hun
Italiaanse vertaling ging bij haar echter veel slechter dan bij andere deelnemers zonder breinschade.

Visuo-spatial sketchpad  gespecialiseerd in ruimtelijke en visuele verwerking en tijdelijke opslag,
manipuleert de ruimtelijke en visuele informatie, visuele verwerking onthoudt wat en ruimtelijke
verwerking onthoudt waar (gebruikt bij het vinden van een route van de ene plek naar de andere, bij
het televisie kijken)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ThyraLisa. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.11. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

82871 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.11  4x  sold
  • (0)
  Add to cart