Vragen bij de limieten van de markt (nieuwe editie na corona)
Hoofdstuk 1: de grote economische pendelbeweging
a. Gedurende de laatste tweehonderd jaar wisselden markt en overheid elkaar af voor wat
betreft hun invloed die zij uitoefenden binnen het economische systeem. Benoem in
hoofdlijnen:
• de perioden waarin de overheid meer invloed uitoefende,
• de aanleiding om dit te doen en
• de reden om deze invloed weer te verminderen.
In de 19e eeuw kwam het kapitalisme op er was toen nauwelijks invloed van de overheid. In
1930 kwam de grote depressie en namen overheden meer invloed over de markten. In de
jaren 70 van de 19e eeuw werd duidelijk dat deze economieën tegen zijn grenzen botste en
nauwelijks economisch vooruitgingen. In de jaren 80 kwam er daardoor een
libelariseringsgolf de markten werden weer opengesteld en veel bedrijven werden
geprivatiseerd. Daarna kwam de financiële crisis van 2008 waardoor ook weer bleek dat het
kapitalisme zijn limiet bereikt had.
b. Het idee van de ‘zorgzame overheid’ staat lijnrecht tegenover de zogenoemde trickle down
theorie. Leg dit uit. [14-18]
De zorgzame overheid zorgt voor zijn arme en zwakkere inwoners bijvoorbeeld door
uitkeringen. Bij de trickle down theorie wordt beweerd dat arme mee profiteren van de rijken
die nauwelijks belasting moeten betalen en in de watten worden gelegd.
c. In de 70’er jaren trad de beperking van een sterke overheidssturing op de economie steeds
duidelijker aan het licht. Beschrijf twee hoofdoorzaken van deze beperking.
Er was nauwelijks technologische vooruitgang omdat er geen voordelen waren om nieuwe
dingen te ontdekken.
De centrale planner geeft instructies aan veel bedrijven wat en hoeveel ze moeten inkopen en
voor hoeveel ze het moeten verkopen. Dit werkt niet omdat er een informatieprobleem is, en
het te weinig mensen prikkelt om creatief te zijn.
d. Niet alleen in de relaties tussen organisaties kreeg het marktsysteem een steeds grotere
invloed, ook binnen organisaties ontstonden ‘markten’. Leg uit waaruit deze marktwerking
binnen organisaties blijkt.
In onderwijs bijvoorbeeld vooral het hogere werd ook een markt. Hierin hadden academici die
veel produceren hoger beloningen dan die dat niet deden.
, Hoofdstuk 2: de limieten van het kapitalisme
a. Wat wordt bedoeld met de term kapitalisme?
Een economie die met een vrije markt werkt en weinig overheidssturing heeft. Die ook staat
voor individuele vrijheid.
b. Leg uit dat het decentrale karakter van een economie bijdraagt aan het succes van het
kapitalisme.
Consumenten beslissen zelf wat en hoeveel ze willen consumeren, bedrijven hoeveel en voor
welke prijs ze produceren. Dit wordt bij elkaar gebracht op een markt van vraag en aanbod,
waarbij als de vraag groter is dan het aanbod de prijs omhooggaat. Ook stimuleert dit
ondernemers om op zoek te gaan naar nieuwe technieken en technologie om hun winst te
verhogen.
c. Uit de inzichten van Adam Smith kunnen we concluderen dat de individuele rationaliteit
goed samengaat met de collectieve rationaliteit. Leg wat bedoeld wordt met goed
samengaan van individuele en collectieve rationaliteit.
Als iedereen zijn eigen individueel belang behartigt, het collectieve ook het best behartigd
wordt omdat iedereen er dan profijt van heeft.
d. Beschrijf een voorbeeld van een positief extern effect en een voorbeeld van een negatief
extern effect.
Positief: het bouwen van dijken dit zorgt ervoor dat de welvaart verbeterd wordt omdat
mensen beschermd zijn tegen het water en daardoor minder onzeker zijn.
Negatief: de uitstoot van broeikasgassen, de welvaart wordt verminderd omdat de gassen
zorgen voor de opwarming van de aarde wat zorgt voor een grotere onzekerheid.
e. De Grauwe verwijst naar wat door Daniel Kahneman (Ons feilbare denken) Systeem I en
Systeem II wordt genoemd. Beschrijf hoe een consument bij de aanschaf van een houtkachel
door beide systemen beïnvloed wordt. [29-32]
Systeem 1: hij kan door een reclame van het bedrijf beïnvloed worden om de kachel te kopen
omdat deze reclame bepaalde gevoelens oproept bij de consument.
Systeem 2: de man maakt een overwogen beslissing over waar de kachel moet staan, welke
hij wil en hoe duur deze moet zijn. Hij vergelijkt verschillende factoren die tot het meeste
geluk leidt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller niels234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.