100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Kernachtige samenvatting Klinische psychologie 1 van de OpenUniversiteit $5.40   Add to cart

Summary

Kernachtige samenvatting Klinische psychologie 1 van de OpenUniversiteit

1 review
 150 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Kernachtige samenvatting voor het vak Klinische Psychologie 1: persoonlijkheidstheorieen en psychopathologie. Bevat tevens samenvattingen van de tentamenstof uit de Masterclass (filmpjes en artikelen). Perfect te gebruiken als voorbereiding op het tentamen! Wil je een meer beschrijvende s...

[Show more]

Preview 3 out of 27  pages

  • No
  • 1 t/m 10 + interviews en artikelen masterclass
  • March 21, 2021
  • 27
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: sevalsimsek1905 • 1 year ago

avatar-seller
Mentale stoornis
Syndroom gekenmerkt door:
- Significante symptomen o.g.v. cognitieve functies, emotieregulatie of gedrag
- Uiting van dysfunctie in psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen
- Significante leidensdruk
- Beperkingen in sociaal en/of beroepsmatig functioneren

Uitsluitingsnormen voor stoornissen:
- Symptomen als reactie op een veel voorkomende stressor of verlies die te verwachten valt en cultureel wordt
geaccepteerd
- Sociaal deviant gedrag en conflicten die zich afspelen tussen individu en maatschappij, tenzij het conflict wordt
veroorzaakt door disfuctioneren van het individu zoals beschreven bij kenmerken van syndroom

DSM classificeert nadrukkelijk geen mensen, maar stoornissen die mensen hebben!

Statistisch model
- Mensenlijke eigenschappen kennen een normaalverdeling
- Betrouwbaar gemeten extreem hoge/lage scores worden gezien als abnormaal
- Aanpak specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om abnormaal genoemd te worden
- Maakt geen onderscheid op basis van individueel lijden

Medisch model
- Oorzaken van psychische stoornissen moeten worden gezocht in onderliggende mechanismen
- Somatogene oorzaken: grondslag in lichamelijke aandoeningen
- Psychogene oorzaken: grondslag in psychologische mechanismen
- Stoornissen worden verholpen door onderliggende mechanismen te bestrijden
- Therapie gericht op genezing
- Passieve rol van cliënt
- Grootste deel oorzaken liggen in afwijkingen van psychosociale of ethische normen, daarom pleit Szasz voor
onderscheid geestesziekte en geestelijke gezondheid

Leermodel
- Voor stoornissen zonder duidelijke organische oorzaak
- Stoornissen ontstaan door verkeerd gelopen leerprocessen
- Uitkomsten van diagnostiek in termen van vaardigheidstekorten
- ‘Onderwijsprogramma’ met als doel vermindering van klachten
- ‘Leerling’ heeft een actieve rol
- Levensproblemen i.p.v. stoornissen/geestesziekte.
- Demarcratiecriterium: grens tussen ziekte en gezondheid op basis van mate waarin men aanspreekbaar is
op/zelf verantwoordelijk gehouden kan worden voor doen en laten.

Concordantie
- Mate waarin een eigenschap bij familieleden voorkomt
- Uitgedrukt in concordantiecoëfficiënt (tussen 0 en 1)
- Hoe hoger de coëfficiënt hoe meer variatie in een kenmerk wordt verklaard door genetische factoren

Genotype
- Totale genetische bagage van een individu
- Uniek voor elk persoon (m.u.v. identieke tweelingen)

Fenotype
- Fysieke en gedragsmatige kenmerken van een persoon die ontstaan door interactie van genotype met de
omgeving

Genotype-omgevings-correlatie
- Genotype is van invloed op de ervaringen die iemand met zijn omgeving heeft

Genotype-omgevings-interactie
- Mensen met verschillende genotypen zijn in verschillende mate gevoelig voor hun omgeving

Diathese-stress model
Personen met een bepaalde genetische kwetsbaarheid die opgroeien in een negatieve omgeving hebben meer kans op
het ontwikkelen van een negatieve uitkomst

Differential Suseptibility Theory
Genetische kwetsbaarheid leidt enkel in combinatie met een bepaalde omgeving tot uiting van die kwetsbaarheid, deze
personen zijn echter ook gevoeliger voor positieve omgevingsinvloeden




1

,Temperament
- Veel voorkomende fenotype afwijking bij personen met een gedragsstoornis
- Kinderen met een moeilijk temperament lopen groter risico op ontwikkelen gedragsproblemen
- Zowel genetische als omgevingscomponent: moeilijk temperament werkt bepaalde opvoedstijl in de hand die
kans op ongunstige ontwikkeling vergroot
- Risicofactor op ontwikkelen van psychopathologie

Blocking agents
- Chemische stoffen die qua structuur op bepaalde neurotransmitters lijken en zich aan receptoren binden
- Prikkelen het neuron niet, waardoor deze niet vuurt.
- Bijvoorbeeld bij medicatie voor schizofrenie (blokkeert dan dopamine)

Remmende neuronen
- Van invloed op zowel pre- als postsynaptische neuron
- Zorgt ervoor dat presynaptisch neuron minder neurotransmitters afgeeft waardoor kans dat postsynaptisch
neuron vuurt afneemt
- Kan ervoor zorgen dat gevoeligheid post synaptische neuron afneemt en daarmee de kans dat het vuurt

Neuronengevoeligheid
- Hoe gevoeliger het neuron, hoe groter de kans dat het vuurt
- Bij sommige mensen met depressie zijn neuronen die worden geassocieerd met plezier minder gevoelig
geworden

Aantal receptoren op postsynaptisch neuron
- Hoe meer receptoren op het neuron, hoe groter de kans dat het vuurt
- Sommige mensen met schizofrenie blijke een zeer hoog aantal receptoren te hebben

Lymbisch systeem
- Rol bij emoties, motivatie, genot en emotioneel geheugen
- Bestaat o.a. uit amygdala, hippocampus en hypothalamus
o Amygdala:
 betrokken bij verwerking van emoties, opslag van emotionele herinneringen en bekrachtiging
van ons gedrag
 hyperactief bij depressie doordat prefrontale cortex onvoldoende inhibeert, wat leidt tot
gedrukte stemming
- Overactiviteit lijkt samen te hangen met angsstoornissen
o lichamelijke sensaties en subjectieve angst bij paniekstoornis lijkt voor te komen uit over-activatie van
hersenstam en limbisch systeem
- Onder-activiteit zorgt voor gebrek aan angstconditionering (correctie door straf werkt niet meer)
- Ontregeling van de HPA-as (cortisol) kan zorgen voor externaliserend en internaliserend gedrag.
- Bij internaliserend gedrag (met name bij depressie) is er sprake van te hoge cortisolwaarden
- Kinderen met externaliserende problematiek hebben vaak lage cortisol-niveaus, vooral wanneer zij onder stress
staan

Externaliserende stoornissen
- Komen voort uit een gebrek aan controle van emoties
- Kan leiden tot agressie, delinquentie en hyperactiviteit

Internaliserende stoornissen
- Komen voort uit een overcontrole van emoties
- Emoties worden naar binnen gericht en zorgen voor onrust in de persoon zelf
- Kan leiden tot depressie, angst en psychosomatische klachten

Strategieën voor onder controle houden van emoties
- Selectie
- Modificatie
- Verandering van aandacht
- Veranderen/herwaardering (reappraisal)
- Onderdrukken

Reappraisal
- Veranderen/herwaarderen van de betekenis van de stimulus
- Beinvloed zowel de emotionele toestant als de gedragsexpressie op een positieve manier
- Heeft geen nadelig effect op het geheugen
- Met name moeilijk in combinatie met externaliserend gedrag




2

, Comorbiditeit
- Gelijktijdig hebben van twee of meer vormen van psychopathologie
- Komt zowel binnen internaliserende en externaliserende stoornissen voor als tussen beide vormen
- Externaliserende stoornissen kunnen door afwijzing van leeftijdsgenoten internaliserende stoornissen
veroorzaken of versterken

Rol van biologische factoren
- Bij gedragsstoornissen met een vroeg begin (voor de leeftijd van 10 jaar) spelen biologische factoren een
grotere rol dan bij gedragsstoornissen met een latere start (na de leeftijd van 10 jaar).
- Gedragsstoornissen met een vroege start zijn over het algemeen persistenter en hebben een slechtere
prognose

Leertheoretische benadering
- Voortdurende wisselwerking tussen onderzoek en praktijk (transrelationele benadering)
- Basis in werk van Thorndike en Pavlov
- Wet van effect van Thorndike: gedrag met een aangename uitkomst neemt toe, met een onaangename neemt
af (instrumentele/operante conditionering)
- Skinnerbox: kooi met proefdier dat voedsel krijgt wanneer het op een pedaaltje drukt
- Pavlov: experiment met voedsel en speekselafgifte bij honden. Bij combineren met zoemer gaat de hond na
enkele keren af kwijlen bij het horen van de zoemer: klassieke conditionering

Leren
- Gedragsveranderingen die het resultaat zijn van regelmatigheden in de omgeving
- Traditionele verklaring voor conditionering: leren vindt plaats door associatievorming in het geheugen

Instrumentele conditionering
- Dicriminatieve prikkel of situatie (S)
- Respons (R)
- Uitkomst (O)
- Als een kat in een kooi (S) aan een touw trekt (R) dan krijgt ze voedsel (O)

Klassieke conditionering
- Onvoorwaardelijke prikkel – OP (voedsel in de mond van de hond)
- Onvoorwaardelijke reactie – OR (kwijlen in reactie op voedsel)
- Voorwaardelijke prikkel – VP (zoemer)
- Voorwaardelijke reactie – VR (kwijlen als reactie op de zoemer, geconditioneerde respons)
- Stimulus-respons (S-R) leren
o leggen van een directe verbinding tussen VP en VR
o controle verschuift van OP naar VP
- Stimulus-stimulus (S-S) leren
o VR wordt gemedieerd door VP-OP associatie.
o Door gepaard aanbieden van VP-OP ontstaat associatie tussen de mentale representatie van beiden
waardoor de VP de representatie van de OP activeert

Propositionele theorie
- Conditionering vindt plaats via geheugen- en redeneerprocessen
- Er is geen sprake van blinde associatie tussen VP en VR
- Leren vindt plaats door opslaan van hypothese of propositie in het geheugen en het vertrouwen hierin

Appetitieve conditionering
- Helpt bij begrijpen van verslaving en obesitas
- VP’s raken geassocieerd met de inname van het product (OP) en/of de lichamelijke effecten hiervan (OR).
- VP kunnen hierdoor craving gaan uitlokken (VR)
- Ook intrumentele conditionering is betrokken, wet van effect werkt echter niet door doelgericht gedrag (respons-
uitkomst/R-O leren) en/of gewoontegedrag (stimulus-respons/S-R leren)
- RO en SR is van elkaar te onderscheiden door de uitkomstdevaluatieprocedure: als devaluatie van beloning
leidt tot afname van gedrag dan is er sprake van doelgericht gedrag (RO-leren), zo niet dan is er sprake van
gewoontegedrag (S-R leren)

Pavloviaans-instrumentele transfer (PIT)
- Effect dat optreedt doordat klassieke- en instrumentele conditionering met elkaar interacteren
- Combinatie van beide vormen zorgt ervoor dat de frequentie van de respons (R) van instrumentele
conditionering hoger is in aanwezigheid van een VP dan in afwezigheid hiervan




3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studybooster. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$5.40  2x  sold
  • (1)
  Add to cart