Dit zijn de college-aantekeningen van het vak Wetenschapsfilosofie. Ze kunnen eigenlijk door als samenvatting voor de tentamenstof. Alles is volledig uitgetypt en zo goed te lezen. Het werkt als een goede voorbereiding voor het tentamen.
Aantekeningen Hoorcolleges Wetenschapsfilosofie
Hoorcollege 1: Introductie
Wetenschapsfilosofie, vragen waar in dit vak naar gekeken wordt:
- Heeft wetenschappelijke kennis wel een speciale kennis?
- Wat is de ‘wetenschappelijke methode’ die tot speciale of betrouwbare
resultaten leidt?
- Hoe onderscheiden we wetenschappelijke kennis van andere vormen van
kennis?
- Geldt het succes van de natuurwetenschappelijke methode ook voor de
sociale wetenschappen?
- Hoe bedrijf je op een ethische manier wetenschap?
Soorten vragen waar de wetenschapsfilosofie naar kijkt:
- Ontologie: de aard van het zijnde, het bestaan van de wereld. Wat bestaat er,
wat is realiteit?
- Epistemologie: kennis: hoe kunnen wij als mensen de wereld om ons heen
kennen?
- Methodologie: hoe kunnen we de kennis hiervoor verzamelen?
Ontwikkeling wetenschappelijke kennis: we kijken nu naar sommige dingen (bv.
roken) heel anders. Zijn er misschien ook grenzen aan ontwikkelingen? Moeten we
niet ergens stoppen?
Wetenschappelijke kennis heeft ook politieke en maatschappelijke impact.
Functie wetenschapsfilosofie:
1. Waarde wetenschap bezien: kritisch zelfbeeld (kritisch naar onszelf als
wetenschapper kijken), kan ook leiden tot compleet scepticisme (‘wetenschap
voegt niks toe’)
2. Grenzen van de wetenschap bevatten: methodologisch en ethisch: hoe
kunnen we wel en niet kennis verzamelen en hoe ver kunnen we daarin gaan?
Kritisch denkvermogen versterken
Overtuigingskracht en argumentatie
Wat is wetenschappelijke kennis?
Wetenschap is afgeleid uit feiten, niet gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Om dit
idee te toetsen, kijken we naar het volgende:
- Aard van het waarnemingsproces: zijn door waarnemingen en experimenten
verkregen feiten wel zo eenduidig en betrouwbaar als van oudsher wordt
aangenomen?
- Aard van het logisch redeneren: hoe kunnen we kennis afleiden uit feiten?
- Wat leert ons de geschiedenis van de wetenschap? Het standaardverhaal van
de wetenschapsfilosofie blijkt daarmee niet te stroken. Reconstructies van
, filosofen lijken niet op wat er feitelijk in de wetenschap gebeurt. Wat moeten
we daarmee?
Je kan hierbij uitkomen op het methodisch scepticisme of anarchisme van
Paul Feyerabend. Hij zegt dat de eerbied van de wetenschap niets anders is
dan een moderne religie.
Wetenschap heeft zich in de afgelopen eeuwen ontwikkeld en is geboren in de 17 e
eeuw toen de invloed van de natuurwetenschappen een enorme vlucht nam. Vanaf
dat moment gingen we meer waarde hechten aan waarnemingsfeiten en
experimenten. De empiristen en logisch positivisten zeggen dat alle kennis moet
worden afgeleid uit ervaringsfeiten of door middel van zintuiglijke waarnemingen.
Hierbij worden aannamen gedaan over de aard van feiten:
1. Feiten zijn via de zintuigen direct toegankelijk voor nauwkeurige en
onbevooroordeelde waarnemers
2. Feiten gaan aan theorie vooraf en zijn daar onafhankelijk van
3. Feiten vormen een stevig en betrouwbaar fundament van wetenschappelijke
kennis
Weerlegging van deze aannamen:
Bij de eerste aanname loopt men tegen het homo mensura probleem, het probleem
van de menselijke maat/de mens als maatstaf. Ziet iedereen wel
hetzelfde, is het unaniem?
- Waarneming varieert:
Men ziet hetzelfde plaatje, maar men neemt verschillende
dingen waar. Wat waarnemers zien en de subjectieve
ervaringen die ze erbij hebben, worden dus niet alleen
bepaald door beelden op het netvlies, maar ook door
ervaringen, verwachtingen en kennis. Je moet leren om een bekwaam
wetenschappelijke waarnemer te worden.
- Waarnemingen zijn feilbaar: als we kennis nodig hebben om uitspraken te
doen, in kennis zitten lacunes. Dus ook in uiteindelijke waarnemingen kunnen
lacunes zitten (bv. observaties met het blote oog). Dus ook kennis en feiten
kunnen vatbaar zijn voor verbetering.
, - Waarnemingen zijn privé: we kunnen onze waarnemingen niet delen (kunnen
niet in hoofd van een ander kijken), alleen uitspraken over waarnemingen.
De tweede aanname stelt dat waargenomen feiten voorafgaan aan een theorie.
Echter, je hebt kennis nodig voor de juiste observaties (kijken naar een beeld van
een röntgenscan of door een telescoop). De waarnemingservaringen veranderen dus
als de culturele opvoeding, verwachtingen en kennis van de waarnemer veranderen.
Verder, de derde aanname:
Wat zijn feiten? Is dat een uitspraak die een feit onder woorden brengt? Of is het een
stand van zaken? Kennis is eigenlijk helemaal niet afgeleid uit feiten, standen van
zaken, maar uit (waarnemings-)uitspraken over feiten.
En voor het doen van uitspraken over feiten is dus een geschikt conceptueel kader
nodig. Kennis is nodig voor gerichte observatie (criminaliteit in metropolis: waar ga je
kijken om criminaliteit te verklaren?). Dit sluit weer aan bij de weerlegging van de
tweede aanname.
Conclusie: uitspraken over feiten worden niet direct bepaald door zintuiglijke prikkels
en uitspraken over feiten veronderstellen kennis. We verzamelen niet eerst de feiten,
waaruit we kennis afleiden. Voor het verzamelen van feiten hebben we de kennis
nodig, waarover we al beschikken.
Waarnemingsbeelden kunnen beïnvloed worden door de achtergrond en
verwachtingen van de waarnemer, men ziet niet feitelijk hetzelfde en de
waarnemingsuitspraken zijn dus afhankelijk van de bestaande kennis. Maar zowel de
feiten als de kennis kunnen dus feilbaar zijn.
Kan kennis logisch worden afgeleid uit feiten?
Deductie:
- Logica gaat om deductie van uitspraken uit andere uitspraken
- Als de premissen waar zijn, moet de conclusie ook waar zijn
- Vertelt ons niet de waarheid over de feitelijke uitspraken (premissen): Alleen
dat áls de premissen waar zijn, de conclusie niet onwaar kan zijn. Het brengt
geen nieuwe waarheden aan het licht, alleen wat al besloten ligt in de
premissen.
- Deductie is dus onbruikbaar.
Inductie:
- Weg naar nieuwe kennis?
- Specifieke (singuliere) uitspraken naar algemene (universele) uitspraak
- Als een groot aantal Y’s zijn geobserveerd onder een groot aantal condities en
al deze Y’s bezitten (zonder uitzondering) eigenschap X, dan hebben alle Y’s
kenmerk X.
- Inductie brengt een aantal problemen met zich mee: Wat is precies een juiste
inductieve redenering?
o Een ‘groot’ aantal is nogal een vaag begrip. Onzekerheid over N.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ans0508. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.