In dit document is het volgende samengevat:
- Adams, M., Hirsch Ballin, E., Leenknegt, GJ., Colombo, C. & Groenlee, M. (2017) Constitutionalisme in de eeuw van de stad. Over stadsrecht en rechtstaat. Nederlands juristenblad, ,
- Europese Unie (2009) Witboek multilevel governance. Initiatiefadv...
Unclear summarized, unconcrete and totally uncluttered. I don't recommend buying this summary to anyone. Save your money and make it yourself!
By: lara19963 • 3 year ago
Translated by Google
Because you're so nice
Seller
Follow
carintawfik
Reviews received
Content preview
Adams, M., Hirsch Ballin, E., Leenknegt, GJ., Colombo, C. & Groenlee, M. (2017)
Constitutionalisme in de eeuw van de stad. Over stadsrecht en rechtsstaat. Nederlands
juristenblad
Constitutionalisme in de eeuw van de stad
1. Inleiding
De stad is niet alleen een aaneengesloten bebouwing waar veel mensen wonen (‘high
density’). Het is vooral ook een plaats die mensen aantrekt die daar een vaak buitengewoon
diverse cultuur (‘high diversity’) en een complexe economie vormen (‘high complexity’).
Het gaat ons om de netwerken in de stad, maar ook tussen plaatsen, in Nederland en
wereldwijd. Daarbij geven de niet of minder verstedelijkte gebieden van de regio de stad
letterlijk en figuurlijk zuurstof, bieden ruimte voor alternatieven – in termen van wonen,
werken, recreëren, enz. –, en voor de groei die inherent is aan de stedelijke dynamiek.
De stad is ook de plaats waar de beurs of de markt, het gerechtsgebouw en het
bestuurscentrum te vinden zijn, waar voor heel de regio in specifieke behoeften wordt
voorzien. In de stedelijke regio komt bovendien een belangrijk deel van de vraagstukken die
vandaag actueel zijn – migratie en segregatie, energie, water en voedsel, criminaliteit en
veiligheid, klimaat en milieu, mobiliteit, gezondheidszorg – op gebalde wijze samen (‘high
impact’).
De politieke en bestuurlijke uitdagingen die de opkomst van de stad en het groeiende belang
van de stedelijke regio meebrengen, leiden onder meer tot bestuurlijke behoeften en
bestuurlijk handelen voorbij de territoriale begrenzingen van een (stedelijke) gemeente.
- Ze doorsnijden de traditionele afbakeningen tussen lokale, regionale en nationale
overheden waarvan het traditionele recht van de lagere publiekrechtelijke lichamen
uitgaat.
- Daardoor hebben deze uitdagingen een bijzondere constitutionele en
rechtsstatelijke relevantie.
Toch wordt aan de moderne, sterk geglobaliseerde stad, waarvan de problemen steeds
meer in direct verband staan met ontwikkelingen op wereldschaal (en vice versa), nauwelijks
aandacht besteed in de constitutioneelrechtelijke dogmatiek.
2. De eeuw van de stad: ontwikkelingen rondom ruimte en tijd
Schets van bredere ontwikkelingen die van invloed zijn op de rol en betekenis van de
metropolitane stad en de verstedelijkte regio. Die ontwikkelingen hebben betrekking op
zowel ruimte als tijd.
Het gaat allereerst om de gevolgen van het voortschrijdende proces van globalisering voor
het begrip ‘ruimte’ (en de governance daarvan).
- In onze samenleving zijn het aantal en de verscheidenheid aan interacties op
wereldschaal enorm: het bedrijfsleven opereert in grensoverschrijdende
productieketens, financiële markten zijn in hoge mate internationaal met elkaar
verknoopt, en via internet en sociale media organiseren ook burgers zich over
grenzen heen, in wereldwijde sociale bewegingen.
- In de jaren negentig sprak de socioloog Manuel Castells in dit verband al van
een space of flows. In de netwerksamenleving zijn territoria en hun grenzen
veel minder belangrijk.
Als gevolg van innovaties in informatie- en communicatietechnologie zijn plaatsen steeds
nauwer met elkaar verbonden. Wat er steeds meer toe doet, is digitale connectiviteit, niet
geografische nabijheid.
,Maar de wereld blijkt verre van plaatsloos. Ook in de geglobaliseerde samenleving zijn het
nog steeds concrete plaatsen die met elkaar worden verbonden, waar we ervaringen
opdoen en waar we een gevoel bij hebben (Castells refereerde aan de space of places).
Sterker nog, de territoriale staat mag dan in belang afnemen, de stad en de stedelijke regio
lijken alleen maar gewichtiger te worden als schaalniveaus. Er lijkt zich dus een proces van
herschaling voor te doen, zoals de politicoloog Michael Keating het onlangs omschreef.
- En daarin maakt het mesoniveau een opmars. In wat ook wel de ‘eeuw van de stad’
wordt genoemd, zijn het immers steeds vaker steden en urbane regio’s die concreet
vorm geven aan het proces van globalisering en de reactie erop.
Processen van globalisering gaan blijkbaar gelijk op met processen van verstedelijking,
regionalisering en decentralisatie. Eerder dan globalisering is ‘glokalisering’ het passende
trefwoord.
Een andere ontwikkeling betreft de enorme versnelling waarmee processen van
verstedelijking en regionalisering zich voltrekken. Die snelle verandering, of ‘acceleratie’, is
volgens de Duitse socioloog Hartmut Rosa zowel technologisch als sociaal van aard.
- Technologische acceleratie uit zich in snel veranderende transport-, communicatie-
en productiepatronen, zoals Castells die ook al beschreef.
- Sociale acceleratie zien we in snel veranderende culturele kennis, sociale instituties
en persoonlijke relaties.
Het is de combinatie van deze twee categorieën van verandering die tot een zichzelf
versterkend proces leidt waarin sociale versnelling het gevolg is van technologische
versnelling, die vervolgens weer leidt tot een versnelling van het tempo waarin we leven.
Die versnelling vraagt dan weer om meer technologische versnelling om met dat tempo om
te kunnen gaan.
- Zo kunnen door het gebruik van ICT de woon- en werkomstandigheden voor burgers
in de stad worden verbeterd.
Tegelijkertijd betekent die verbetering vaak ook een verandering in de wijze waarop overheid
en samenleving en burgers onderling zich tot elkaar verhouden. Denk aan Smart Cities.
- Technologie kan daar aanzienlijke voordelen bieden (effectiviteit en efficiëntie).
- Vandaar dat overheden willen experimenteren met technologische innovaties, wat
meestal ook weer politieke en juridische vernieuwing vereist, en stedelijke
bestuurders dus voor uitdagingen plaatst.
3. Bestuurlijke vragen: de stedelijke behoefte aan slagkracht
De geschetste ontwikkelingen roepen vragen van bestuurlijke en juridische aard op.
Landelijke wet- en regelgeving hebben niet alleen moeite om te gaan met de invloeden van
‘glokalisering’, ze kunnen ook de snel veranderende werkelijkheid vaak niet meer bijhouden.
Wat lokaal als probleem wordt ervaren en om regulering vraagt – denk bijvoorbeeld aan
luchtvervuiling of het gebrek aan geschikte woningen – is vanuit het perspectief van de staat
niet altijd zo urgent.
- Bovendien is de centrale overheid vaak niet krachtig en snel genoeg om besluiten te
nemen die aansluiten bij ontwikkelingen die een internationale oorzaak hebben of
van wereldwijde omvang zijn en zich uiten in de wijk; radicalisering is hiervan een
voorbeeld.
- Stedelijke bestuurders hebben daarentegen meestal niet de ruimte of ervaren niet de
mogelijkheden om in te kunnen spelen op de kracht en snelheid van veranderingen
binnen de stad. Hetzelfde geldt voor de aan steden doorgaans eigen diversiteit, die
zowel door economische en sociale veranderingen als door de aankomst van nieuwe
bewoners – studenten, economisch en technisch gekwalificeerden, maar ook
vluchtelingen – een korte bestuurlijke reactietijd vergt.
, - Het ontbreekt ze aan de bevoegdheden: ze kunnen wel uitvoeren, maar beschikken
over beperkte autonomie of budget om zelf beleid te maken of uit te voeren. Of ze
zien zelf onvoldoende of geen mogelijkheden om gewicht in de nationale of
internationale schaal te leggen.
Er zijn ook andere ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor de organisatie van de
nationale staat: de transformatie van verticale en door de centrale overheid gedomineerde
arrangementen naar horizontale samenwerkingsstructuren tussen uiteenlopende partijen.
- In het horizontale model worden belanghebbenden, burgers en bedrijven actieve
oplossers van problemen: zij werken samen met publieke instanties om beleid te
maken en uit te voeren rondom cruciale vraagstukken voor de geürbaniseerde
samenleving.
- Een steeds populairdere vorm om dit horizontale model handen en voeten te
geven is de zogenoemde triple helix samenwerking tussen bedrijfsleven,
kennisinstellingen en overheid, zoals in het geval van Brainport Eindhoven.
Dit soort samenwerking past niet in de traditionele wettelijke en bestuurlijke
kaders. Om de internationale concurrentie aan te kunnen blijven gaan zal er
bijvoorbeeld moeten worden geïnvesteerd in de internationalisering van het
basis- en voortgezet onderwijs. En die ruimte is er niet automatisch.
Niet zozeer nationale overheden (of Europese instituties), maar de stad en de stedelijke
regio dienen dus steeds vaker een adequaat antwoord te vinden op de grote uitdagingen
van de eenentwintigste eeuw. Niet alleen op terreinen zoals vervoer en de woningmarkt of
op economisch vlak. Het vluchtelingenvraagstuk laat zien dat bevoegdheden, formeel
gezien, meestal nog bij de centrale overheid liggen en dat als taken wel decentraal worden
uitgevoerd, de benodigde middelen vaak ontbreken omdat die nog altijd grotendeels centraal
worden gegenereerd en gealloceerd.
Om maatschappelijke uitdagingen effectief het hoofd te kunnen bieden, is, zoals gezegd,
slagvaardigheid nodig. Stedelijke bestuurders – burgemeesters voorop – zijn naarstig op
zoek naar mogelijkheden om bijvoorbeeld criminele organisaties effectiever aan te pakken,
dat wil zeggen: anders dan met de klassieke middelen die ze ter beschikking hebben. Zij
pleiten voor experimenten met alternatieve, innovatieve aanpakken, in afwijking van
bestaande landelijke wetten. Grotere autonomie, snelheid en flexibiliteit zijn daarbij van groot
belang.
Een belangrijk gevolg van grotere autonomie op lokaal en regionaal niveau, en meer
snelheid en flexibiliteit, zou voor Nederland kunnen zijn dat de uniformiteit in de wijze
waarop het openbaar bestuur traditioneel is georganiseerd afneemt, en de pluriformiteit
toeneemt. Van een gedecentraliseerde eenheidsstaat zou ons land dan transformeren naar
een gedifferentieerde eenheidsstaat, met verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke
regio’s in hoe zij problemen aan (kunnen) pakken, gegeven de uiteenlopende aard en
omvang van die problemen.
4. Gevolgen voor het constitutionele en rechtsstatelijke kader: Expertise, Rights,
Voice
Stel nu dat we meegaan in het pleidooi van lokale en regionale bestuurders voor een grotere
stedelijke autonomie, wat zou dat impliceren voor het constitutionele en rechtsstatelijke
kader voor regelgeving en bestuur? 3 invalshoeken waarlangs rechtssystemen zich
ontwikkelen, die in feite ook de kern van de rechtsstaatgedachte omvatten (Halberstam):
- Hij omschrijft ze als ‘Voice’, ‘Expertise’ en ‘Rights’.
- Voice heeft betrekking op de vraag op welke wijze de politieke wil van de
leden van een gemeenschap het best tot uitdrukking kan worden gebracht;
expertise ziet op de vraag welke institutionele structuur het meest geschikt is
om een effectief bestuur mogelijk te maken;
, - Rights betreft de bescherming van fundamentele rechten. In
overeenstemming met dat begrippenkader (zij het in een andere volgorde)
komen achtereenvolgens aan de orde de wijze van toedeling van
regelgevende en bestuurlijke bevoegdheden, het gelijkheidsbeginsel, met
name wat betreft de bescherming van fundamentele rechten, en burgerschap,
zeggenschap en democratische structuren.
4.1. Expertise: toedeling van regelgevende en bestuurlijke bevoegdheden
Een kenmerk van het legaliteitsbeginsel is de aanname dat alle burgers gelijk gebonden zijn
aan (in hoofdzaak) dezelfde algemene regels. Het uitgangspunt bij de toedeling van
bevoegdheden tot regelgeving en bestuur is het primaat van de – nationale, federale,
statelijke – wetgever, die op alle beleidsterreinen de voornaamste regels zelf vaststelt, en
het aan andere overheden overlaat om aan die hoofdlijnen nadere uitwerking te geven.
- Dat veronderstelt weer dat alle voorschriften die op decentraal niveau worden
vastgesteld, uiteindelijk binnen de bestaande wettelijke grenzen – het geheel van
hogere nationale en internationale regels – moeten passen.
- Het huidige constitutionele kader is in de meeste gevallen ‘top down’ gedacht en
geconstrueerd, vanuit de eenheid van de nationale staat en de hiërarchie van
regelgeving, beginnend bij, wanneer we het internationale recht buiten beschouwing
laten, de constitutie en nationale dan wel federale wetten.
Steden of regio’s hebben als zodanig in die structuur doorgaans geen speciale positie. Dat
bemoeilijkt de afstemming van de bevoegdheden op de specifieke kenmerken van een
grootstedelijke samenleving, waarvan de niet louter territoriale kenmerken in internationaal
onderzoek in kaart zijn gebracht. Steden die binnen een federaal verband de status van
deelstaat hebben, zoals Wenen, Berlijn, Bremen en Hamburg, beschikken over een
wezenlijk ruimere armslag; vaak liggen daar vooral historische redenen aan ten grondslag.
Het zijn pogingen om recht te doen aan de bijzondere bestuurlijke opgaven waarvoor deze
steden zich tegenwoordig gesteld zien. Hierbij is het steeds nationale wetgeving dat het
kader voor de stedelijke bevoegdheden schept, als gevolg waarvan een beperkte ruimte
bestaat voor differentiatie ten opzichte van andere lokale besturen.
Evenzeer is de macht om hun eigen belastingen en fiscaal federalisme te verhogen nog
beperkt. De klassieke, op het primaat van de (nationale) wetgever gebaseerde wijze van
bevoegdheidstoedeling beperkt daardoor de eigen mogelijkheden van stedelijke besturen
om hun zaken effectiever te regelen en besturen.
Het ‘bottom up’ organiseren van bevoegdheden van steden en andere lokale besturen
vraagt daarom een ander denkkader: niet primair of exclusief gedacht vanuit de hiërarchie
van regelgeving die uitdrukking geeft aan de gewenste eenheid in normstelling, maar een
bestuurlijke hiërarchie gebaseerd op effectiviteit en toenemende schaalgrootte.
In de ‘constitutionele gereedschapskist’ vinden we uiteenlopende federale en quasi-federale
(of geregionaliseerde) arrangementen, waarmee de autonomie van deelstaten, landsdelen
of regio’s op gedifferentieerde wijze kan worden vormgegeven.
We schetsen hier vijf opties, die tevens gradaties vormen op een continuüm naar meer
autonomie en meer mogelijkheden tot differentiatie.
- Grondwet zou bepaalde bevoegdheden, aangeduid in de vorm van concrete
onderwerpen, kunnen toebedelen aan steden (of andere lokale of regionale
besturen).
- Dat kan dan ook op asymmetrische wijze, dat wil zeggen dat bepaalde
stedelijke of lokale besturen meer of andere bevoegdheden verkrijgen dan de
overige. De consequentie daarvan is dat grotere verschillen kunnen ontstaan
op het gebied van regelgeving en bestuur tussen enerzijds de steden of
regio’s met een ruime autonomie en anderzijds de overige lokale besturen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carintawfik. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.