100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Leerdoelen Burgerlijk Procesrecht K3 $8.21   Add to cart

Summary

Samenvatting Leerdoelen Burgerlijk Procesrecht K3

3 reviews
 95 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitwerking van de leerdoelen voor het vak Burgerlijk Procesrecht dat gegeven wordt in de K3.

Preview 4 out of 41  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
  • March 31, 2021
  • 41
  • 2020/2021
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: sammyy • 2 year ago

review-writer-avatar

By: abelwildoer • 2 year ago

review-writer-avatar

By: fleurbeljaars • 3 year ago

avatar-seller
Leerdoelen K3
Burgerlijk procesrecht


Week 1, terugblik P2, kosten procedure en gesubsidieerde rechtsbijstand:

1. Naar aanleiding van een casus uitleggen met welk processtuk een procedure start, en welke
procedureregels moeten worden gevolgd;
Een procedure wordt gestart met een:
- Dagvaardingsprocedure.
o Boek 1, titel 2 Rv.
- Verzoekschriftprocedure.
o Boek 1, titel 3 Rv.


Hoe kan je nu zien of je een dagvaardingsprocedure moet starten of een verzoekschriftprocedure
(stappenplan)?
1. Art. 78 jo. 261 Rv:
- Hoofdregel (art. 78 Rv)  alle zaken starten met een dagvaardingsprocedure, tenzij de wet iets anders
zegt.
- De wet zegt iets anders in art. 261 Rv  alle zaken starten met een dagvaarding, behalve de zaken
die starten met een verzoekschrift (de wet moet dat aangeven in de materiële wet)  bijvoorbeeld het
Burgerlijk Wetboek – “verzoek” of “verzoekschrift”).
o Boek 1: personen- en familierecht.
 Voorbeeld: art. 1:150 BW  ‘op verzoek van…’, er moet dus een
verzoekschriftprocedure worden gestart.
o Boek 3 en 6: verbintenissenrecht.
 Voorbeeld: art. 6:261 BW  staat geen verzoek of verzoekschrift in, dus start je alle
zaken met betrekking tot onrechtmatige daad met een dagvaarding.

Absoluut bevoegd (dagvaarding):
2. Hoofdregel: art. 42 Wet RO  rechtbank, tenzij de wet anders bepaalt.
- De kantonrechter valt niet onder de zinsnede ‘behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen’.

3. Rechtbank: team civiel of team kanton?
- Hoofdregel is team civiel, behalve als de wet aangeeft dat het een kantonzaak is (dat vind je in de
tweede afdeling van Boek 1 Rv – art. 93 sub a t/m d Rv).
o Zaken waarin de vordering maximaal €25.000,- bedraagt (inclusief rente).
o Aardvorderingen: arbeidszaken, huurzaken, consumentenzaken en bepaalde
consumentenkredieten.
o Waar de wet expliciet naar de kantonrechter verwijst.

Relatief bevoegd (dagvaarding):
4. Hoofdregel: art 99 lid 1 Rv  woonplaats gedaagde (‘wie eist die reist’).
- Uitzondering: art. 100-110 Rv  ‘mede’ of ‘uitsluitend’ bevoegd.
o Bij medebevoegd mag je kiezen (ik pak de hoofdregel of ik pak de uitzondering).
o Bij uitsluitend bevoegd heb je geen keuze en moet je die plaats volgen.

Wat gebeurt er als de verkeerde rechter wordt gekozen (dagvaarding)?
- Absolute competentie (art. 71 – 73 Rv)  de rechter verklaart zichzelf onbevoegd en verwijst de zaak door
naar de bevoegde rechter of verwijst de zaak door naar de juiste rechtbank.
- Relatieve competentie (art. 110 Rv)  de rechter verwijst de zaak door naar de rechter die wel bevoegd is.

De voorschriften van art. 71 – 73 Rv zijn gebiedend (imperatief) en moeten op eigen initiatief (ambtshalve) door de
rechter worden toegepast. Het beroep op de relatieve onbevoegdheid dient in een aantal gevallen uitdrukkelijk door
gedaagde te worden gevoerd, en wel voordat hij andere verweren voert.


* In week 4 wordt de verzoekschriftprocedure behandeld.




1

,2. Aangeven wat gefinancierde rechtsbijstand is, naar aanleiding van een casus of stelling bepalen of
iemand in aanmerking komt voor een toevoeging en zo ja, bepalen wat de hoogte is van de eigen
bijdrage;
Gesubsidieerde/gefinancierde rechtsbijstand ziet op het geval waarin een rechtszoekende zelf zijn rechtsbijstandsverlener moet
betalen, maar hij daartoe weinig financiële middelen heeft. De overheid betaalt dan de kosten voor rechtsbijstand voor minder
draagkrachtige rechtszoekende. Wel moet de rechtszoekende een eigen bijdrage betalen aan de rechtsbijstandverlener. Wanneer
een rechtzoekende recht heeft op gesubsidieerde rechtsbijstand wordt ook wel eens gesproken over ‘procederen op
toevoeging(sbasis)’.

Alleenstaand moet uitgelegd worden. Een moeder met één of meerdere kinderen valt niet onder de norm alleenstaand, maar onder
de norm “met één of meer anderen”.

Toetsing:
Art. 34 Wet op rechtsbijstand.
1. Kijk of iemand op basis van het inkomen in aanmerking komt voor een toevoeging (lid 1).
- Inkomen = jaarinkomen x 1,08.
- Het gaat om het inkomen van twee jaar voor de aanvraag (peiljaar) (art. 34c WRB) (aanvraag in 2021. Het
inkomen van 2019 toets je aan de geldende norm van 2021).
- Als je boven de normbedragen uitkomt, dan komt iemand niet in aanmerking voor de toevoeging.
- Zo ja: dan wel toevoeging – zo nee: dan geen toevoeging.

2. Kijk of iemand beschikt over een vermogen dat minder bedraagt dan het heffingsvrije vermogen (lid 2).
- 2021: €50.000,-.
- Zo ja: dan geen toevoeging – zo nee: dan wel toevoeging.
- Gaat over de spaarrekeningen.
- Het vermogen is per persoon! (Indien er sprake is van een partner waarbij er sprake is van tegenstrijdige
belangen en die niet samenwonen).
- Peiljaar: aanvraag in 2021. Het vermogen van 2019 toets je aan het heffingsvrij vermogen van 2019.

3. Kijk of het inkomen van de partner moet worden meegenomen (lid 3).
- Het inkomen van de echtgenoot of geregistreerd partner moet meegenomen worden, behoudens in het geval van
tegenstrijdige belangen (gescheiden leeft).
- Het inkomen van de huisgenoot moet worden meegenomen, tenzij er een bloedverwant in de eerste (ouders of
kinderen) of tweede graad (grootouders, kleinkinderen, broers en zussen) bestaat.

4. Als iemand in aanmerking komt voor een toevoeging, dan moet je bepalen wat de hoogte van de eigen bijdrage is (website
Raad voor Rechtsbijstand).




5. Hoogte griffierechten is ook afhankelijk voor de vraag of iemand wel of niet in aanmerking komt voor een toevoeging.
- Wel in aanmerking voor toevoeging  griffierechten voor onvermogenden.
- Niet in aanmerking voor toevoeging  griffierechten voor natuurlijke en niet-natuurlijke personen.




6. Deurwaarderskosten.
- Wel in aanmerking voor toevoeging  groot vermelden op dagvaarding en de kosten worden ingediend bij de
overheid.
- Niet in aanmerking voor toevoeging  deurwaarderskosten wel betalen.
2

,Advocaten zijn verplicht om de rechtszoekende erop te wijzen dat hij/zij in aanmerking kan komen voor een toevoeging.
3. Aangeven welke kosten er verbonden zijn aan een gerechtelijke procedure en, naar aanleiding van een
casus of stelling, aangeven wie, welke kosten dient te
betalen;




Kosten rechtsbijstandverlener:
Dit zijn de kosten voor een advocaat of gemachtigde.

Honorarium Ontvangt de rechtsbijstandverlener voor de door hem te verrichten juridische diensten. De
juridische verhouding tussen de rechtszoekende en de rechtsbijstandverlener is een
overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW).
- Uurtarief.
- Vaste prijsafspraak.
- “No cure no pay”  in beginsel niet toegestaan! Je moet je advocaat altijd betalen.
- Rechtsbijstandverzekering  de kosten van de advocaat worden door de
rechtsbijstandverzekering vergoedt.
- Gesubsidieerde rechtsbijstand – de toevoeging  Voor als mensen de advocaatkosten
niet kunnen betalen omdat zij te weinig geld en vermogen hebben en niet in staat zijn
om een rechtsbijstandverzekering af te sluiten.

Verschotten Onkosten die de rechtsbijstandverlener of door hem ingeschakelde derden maken ten
behoeve van een bepaalde zaak en die niet onder het honorarium vallen (uittreksel en
vertalerskosten).
Kantoorkosten Vaste overheadkosten, zoals papier en telefoonkosten. Vaak is het 5%.


Kosten gerechtelijke instantie:
Kosten aan de gerechtelijke instantie waar de procedure aanhangig is gemaakt. Dit worden ook wel griffierechten
genoemd. De hoogte van de griffierechten is afhankelijk van de gerechtelijke instantie waar de zaak aanhangig is en
van het soort zaak. Griffierechten moeten betaald worden door elke eiser en elke verschenen gedaagde in
dagvaardingsprocedures. In verzoekschriftprocedures zijn de verzoeker en verweerder of eventuele belanghebbende
griffierechten verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift/verweerschrift.
 Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Honorarium gerechtsdeurwaarder:
In veel gevallen is het inschakelen van een gerechtsdeurwaarder verplicht (art. 45 jo. 816 lid 1 Rv). De deurwaarder
vervult daarnaast ook een centrale rol bij de tenuitvoerlegging van de uitspraak.

Het honorarium is in beginsel vrij, maar de bedragen die in rekeningen mogen worden gebracht voor voorschotten of
ambtshandelingen, zijn in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarder (Btag) vastgesteld.

Proceskostenveroordeling:
Op grond van art. 237 Rv wordt de verliezende partij veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de
wederpartij. Op grond van art. 237 lid 1 Rv kunnen de proceskosten gecompenseerd worden. Dit houdt in dat de
rechter bepaalt dat beide partijen (een deel van) hun eigen kosten dragen. Op grond van art. 242 Rv kan de rechter
de proceskosten matigen. De rechter stelt dan de proceskosten in hoogte bij.

Betaalt de verliezende partij alles?
 Nee! Rechtbanken hanteren een
zogenaamd liquidatietarief. Dat
betekent dat er voor iedere
proceshandeling een vast bedrag
staat. Als je de zaak volledig wint,
dan kan er een
proceskostenveroordeling komen
door de rechtbank, maar dan wel
op basis van het liquidatietarief.

Punt = iedere proceshandeling.




3

, 4. Uitleggen wat buitengerechtelijke kosten zijn.
Wanneer een schuldenaar zijn betalingsverplichting niet nakomt en om die reden de schuldeiser incassomaatregelen
treft, dan lijdt de schuldeiser schade: namelijk de kosten die hij ter incasso van zijn vordering moet maken. Deze
buitengerechtelijke incassokosten worden in art. 6:96 lid 2 sub c BW gedefinieerd als de “redelijke kosten ter
verkrijging van voldoening buiten rechte”.

Wanneer de ingebrekestelling de wederpartij niet beweegt tot betaling, zullen er andere acties moeten gebeuren. Enk
aan voeren van inhoudelijke correspondentie of schikkingsonderhandelingen voeren.

Let op! Het opstellen van een dagvaarding of verzoekschrift valt niet onder de buitengerechtelijke kosten, dit zijn
namelijk proceskosten (gerechtelijke kosten).




Extra week 2/korte herhaling P2:
Het burgerlijk procesrecht (privaatrecht) omvat vormvoorschriften en procedureregels waarmee een persoon in een
civiele procedure zijn materiële rechten en plichten kan effectueren, vast laten stellen, tot stand laten brengen,
wijzigen of beëindigen.
- Het materiële burgerlijk recht omvat inhoudelijke rechten en plichten: rechtsregels om situaties,
rechtsverhoudingen en handelingen juridisch te definiëren en te kwalificeren.

Het privaatrecht bevat grotendeels regelend recht. De rechter kijkt dus eerst naar de afspraken tussen partijen en pas
daarna – wanneer partijen bepaalde aspecten niet of nauwelijks hebben geregeld – naar de aanvullende regels van
het Burgerlijk Wetboek.

Functies van burgerlijk procesrecht:
Het burgerlijk procesrecht heeft als functies:
- Het handhaven en beïnvloeden van materiële burgerlijke rechten en plichten;
o Effectueren, vaststellen, tot stand brengen, wijzigen en beëindigen van rechten en plichten.
- Het voorkomen van een gerechtelijke procedure;
o Preventiefunctie; onder dreiging van een gerechtelijke procedure zijn burgers vaak bereid om (alsnog)
vrijwillig hun verplichtingen na te komen.
- Het voorkomen van eigenrichting.
o Eigenrichting houdt in dat een persoon zelf en met eigen middelen zijn recht gaat halen zonder hulp
van de overheid en zonder dat hem daartoe een wettelijke bevoegdheid is gegeven.

Bronnen van het burgerlijk procesrecht:
- Wetgeving:
o Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv).
 Bevat concrete regels voor het voeren van een procedure bij de burgerlijke rechter.
o Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO).
 Opgenomen hoe de rechterlijke macht in Nederland is georganiseerd – de organisatie, de
taken en de bevoegdheden van de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad.
- Internationale regelgeving:
o EEX-Verordening (EEX-Vo).
o EG-Bewijsverordening.
o EG-Betekeningsverordening.
o EVRM.
- Jurisprudentie.
- Gewoonte.
- Algemene rechtsbeginselen.
o Recht op rechtspraak en rechtsbijstand.
o Onafhankelijke en onpartijdige rechter.
o Hoor en wederhoor.
o Behandeling en beslissing binnen redelijk termijn.
o Openbaarheid van zitting en uitspraak.
o Motiveringsbeginsel.
o Geen rechtsweigering en volledige beslissing.
4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dvm26. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79650 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.21  3x  sold
  • (3)
  Add to cart