Samenvatting van H1 t/m H6 van de lesbrief Marktgedrag van LWEO voor het VWO. Overzichtelijke, puntsgewijze samenvatting met uitleg van alle belangrijke begrippen. Zelf heb ik met deze samenvatting een 9.6 voor mijn SE gehaald.
1.2 Schaarste
Economie bestudeert de behoeften die mensen hebben en de manier waarop ze in die behoeften
voorzien. Schaarste is de spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen.
• Absolute schaarste (in dagelijks taalgebruik): als er een tekort is aan een goed.
• Relatieve schaarste (in de economie): als er middelen moeten worden opgeo erd om een goed
te maken.
Om de schaarste te verminderen, produceren mensen producten (goederen en diensten).
• Vrije goederen: producten die niet schaars zijn en waarvoor dus geen o ers nodig zijn (bijv. zon).
De middelen waarover mensen beschikken (bijv. tijd en geld), kunnen op verschillende manieren
worden ingezet; de middelen zijn dan alternatief aanwendbaar.
1.3 Ruil
Arbeidsdeling: mensen specialiseren zich door zich toe te leggen op één activiteit, hierdoor is het
arbeidsproces e ectiever (mensen doen meer ervaring op waardoor de bekwaamheid toeneemt).
Directe ruil (ruil in natura): de ruil van goederen tegen goederen.
Een directe ruil heeft hoge transactiekosten (alle kosten die gemaakt worden om een ruil tot stand
te brengen en af te wikkelen). Hierdoor is directe ruil grotendeels vervangen door indirecte ruil,
hierbij fungeert een algemeen begeerd goed als ruilmiddel.
Drie functies van geld:
• Ruilmiddel: om mee te betalen (eerst zout, nu munten, bankbiljetten en giraal geld)
• Rekenmiddel: de waarde van producten drukken we in geld uit
• Spaarmiddel: als de geldontvanger besluit een deel van zijn inkomen niet te consumeren
Economische activiteiten kunnen tot verschillende categorieën behoren:
• Marktsector: producenten bieden producten aan op een markt en deze worden vervolgens
gekocht door vragers.
- Formele economie/witte circuit: transacties worden opgegeven aan de belastingdienst
- Informele economie/zwarte circuit: sommige transacties worden verzwegen voor de
belastingdienst waardoor productie van deze producten niet geregistreerd wordt.
• Niet markt-sector: activiteiten van de overheid en de non-pro tsector, omdat er voor de
overheidsdiensten geen marktprijs wordt berekend of omdat de prijs niet bepaald wordt door
vraag en aanbod (bijv. onderwijs en publieke-tv-zenders).
- Informele economie/grijze circuit: het deel van de activiteiten van de niet-marktsector dat
niet geregistreerd wordt.
- huishoudelijke arbeid
- vrijwilligerswerk
- doe-het-zelfarbeid
- directe ruil
marktsector niet-marktsector
grijze circuit (huishoudelijke
informele economie (niet-
zwarte circuit arbeid, vrijwilligerswerk, doe-het-
geregistreerd = zwart of grijs)
zelfarbeid en directe ruil)
ff fi fi ff ff
, H2. Ruiltransacties en welvaart
2.1 De welvaartstheorie
Bij een economische keuze worden de kosten en baten tegen elkaar afgewogen:
• Betalingsbereidheid: het maximale bedrag dat een persoon wil betalen voor een product.
• Kosten: de waarde van de opgeo erde schaarse middelen.
• Baten: de mate van behoeftebevrediging.
De totale welvaart is Pareto-e ciënt of Pareto-optimaal als de welvaart van één persoon niet kan
toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt. Het Pareto-criterium doet geen
uitspraak over de wenselijkheid of rechtvaardigheid van een verdeling.
Volgens de welvaartstheorie ontstaat welvaart als gevolg van een ruiltransactie (als de
betalingsbereidheid hoger is dan de prijs). Kritiek op deze theorie is dat het maar een beperkte
kijk: er wordt alleen maar gekeken naar de formele economie en er wordt geen rekening
gehouden met de schade aan het milieu bij het bepalen van de welvaart.
2.2 Ruilen is geen huilen
Volgens de welvaartstheorie kan een ruil voor zowel koper als verkoper een voordeel opleveren:
• Individuele consumentensurplus: het verschil tussen het bedrag dat een koper maximaal bereid
is te betalen (betalingsbereidheid) en de prijs die hij in werkelijkheid betaalt.
• Individuele producentensurplus: het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs
waartegen de aanbieder zijn product wil verkopen (leveringsbereidheid).
2.3 Prijsveranderingen en surplussen
Een prijsdaling leidt tot een toename van het consumentensurplus en een afname van het
producentensurplus (bij een prijsstijging andersom).
Totale consumentensurplus: het consumentensurplus van alle kopers samen.
Totale producentensurplus: het producentensurplus van alle aanbieders samen.
Het begrip producentensurplus is niet hetzelfde als winst. De constante kosten moeten namelijk
nog van het producentensurplus worden betaald. Het producentensurplus kun je zien als het
verschil tussen de verkoopprijs en de extra kosten per product (P-MK).
2.4 De vraag en het consumentensurplus
De vraaglijn geeft de betalingsbereidheid van de consument weer. Als deze hoger is dan de
marktprijs, ontstaat er een consumentensurplus. Deze kan gearceerd worden in een gra ek.
2.5 Het aanbod en het consumentensurplus
Een aanbodlijn geeft de leveringsbereidheid van de producent weer. Als de prijs lager is dan de
marginale kosten, zal de producent het product niet aanbieden. Als de prijs boven de marginale
kosten ligt biedt hij wel aan. Bij volledige mededinging valt de marginale-kostenlijn dus samen
met de aanbodlijn. Als de marktprijs hoger is dan de leveringsbereidheid (marginale kosten) kan er
een producentensurplus behaald worden. Deze kan gearceerd worden in een gra ek.
ffi ff fi fi
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukrensen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.30. You're not tied to anything after your purchase.