100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Uitwerkingen KERN ac periode 3 (KERN3 AC / KTF3) - Fontys Hogeschool - HBO-v $5.74   Add to cart

Summary

Samenvatting Uitwerkingen KERN ac periode 3 (KERN3 AC / KTF3) - Fontys Hogeschool - HBO-v

 20 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Een uitgebreide uitwerking van alle KERN3 ac lessen (1a t/m 8c). De lesopdrachten zijn uitgewerkt en aan de leerdoelen gekoppeld. Alle leerdoelen zijn verwerkt.

Preview 6 out of 69  pages

  • April 11, 2021
  • 69
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
KERN AC - Periode 3




NAAM STUDENT
HBO Verpleegkunde
Leerjaar 1 – Schooljaar 2020/21
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid


1

,Leerdoelen:
De student…
1. Legt in eigen woorden eigen regie, zelfmanagement; empowerment, veerkracht,
herstel en zelfredzaamheid uit;
2. Beheerst het chronic care model en het generiek model zelfmanagement op grote
lijnen;
3. Weet wanneer een meetinstrument voor zelfmanagement in te zetten;
4. Is op de hoogte van de veelvoud aan meetinstrument voor zelfmanagement en de
verschillen hiertussen.

5. Benoemt verschillende indelingen van gezondheidsdeterminanten;
6. Legt de relatie uit tussen gezondheidsdeterminanten en leefstijl;
7. Verklaart hoe een gewoonte tot stand komt;
8. Is in staat de gedragsverklaringsmodellen ASE-model, HBM en het VTV-model toe te
passen.

9. Beschrijft het ziektebeeld Multiple Sclerose (MS);
10. Onderscheidt rouwtaken en fasen van verliesverwerking;
11. Legt uit wat coping inhoudt;
12. Onderscheidt diverse copingstijlen;
13. Benoemt interventies om coping te bevorderen.

14. Legt de volgende gedragsveranderingsmodellen uit: stappenreeks van
gedragsverandering en Stages of Change Model.
15. Benoemt verschillende interventies om gedragsverandering te bevorderen en te
ondersteunen;
16. Legt uit wat motiverende gespreksvoering inhoudt en weet wanneer dit toe te
passen.

17. Heeft basiskennis van het brein in relatie tot het concentratievermogen;
18. Maakt kennis met verschillende oefeningen om de aandacht te richten en vast te
houden en kan de effecten hiervan beschrijven.

19. Kent de verschillende vormen van preventie (doelgroep, fasen van ziekte en type
maatregel) met voorbeelden;
20. Benoemt inhoud en procedure van de acht bevolkingsonderzoeken;
21. Benoemt voor- en nadelen van bevolkingsonderzoeken;
22. Legt de relatie uit tussen bevolkingsonderzoeken, WBO en het RIVM.

23. Legt uit wat groepsvoorlichting is;
24. Benoemt in welke situaties groepsvoorlichting geschikt is;
25. Geeft de voor- en nadelen van groepsvoorlichting weer.
26. Selecteert interventies die passen bij een vooraf gekozen probleem.

27. Beschrijft het ziektebeeld reuma;
28. Legt relevante wetgeving (WMO, Zvw en Wlz) voor de zorg thuis uit;
29. Benoemt hoe zorg thuis georganiseerd en gefinancierd is;
30. Benoemt specifieke rol van de wijkverpleegkundige in de zorg thuis (taken,
segmenten);
31. Omschrijft het proces van indicatiestelling.

32. Geeft voorlichting aan klasgenoten overeenkomstig de richtlijnen;
33. Geeft feedback op groepsvoorlichting van andere studenten.

2

,34. Legt uit wat ehealth inhoudt;
35. Benoemt de rol van de verpleegkundige bij het gebruik van ehealth;
36. Benoemt belemmerende en bevorderende factoren van ehealth toepassingen bij
zorgvragers en zorgverleners;
37. Beschrijft de relatie tussen technologie en persoonsgerichte zorg;
38. Benoemt hoe ehealth zelfmanagement kan ondersteunen;
39. Benoemt welke ehealth toepassingen in te zetten in specifieke zorgsituaties.

40. Benoemt hoe een verpleegkundige zelfmanagement kan bevorderen of
ondersteunen;
41. Definieert de verschillende rollen van de verpleegkundige binnen
zelfmanagementondersteuning;
42. Past het 5A model toe ter bevordering van zelfmanagement;
43. Beschrijft hoe gedeelde besluitvorming (shared decision making) zelfmanagement
bevordert;
44. Kent de principes van motiverende gespreksvoering.

45. Heeft basiskennis van het brein in relatie tot het concentratievermogen;
46. Maakt kennis met verschillende oefeningen om de aandacht te richten en vast te
houden en kan de effecten hiervan beschrijven.
47. Beredeneert welke groepen kwetsbaar zijn als het gaat om zelfmanagement;
48. Legt uit waarom gezondheidsvaardigheden belangrijk zijn in relatie tot
zelfmanagement;
49. Geeft aan in welke situaties IBS, RM, mentorschap, curatele en bewindvoering van
toepassing zijn.

50. Beschrijft tekenen van de naderende dood;
51. Benoemt de verpleegkundige verzorging/begeleiding voor, tijdens en na overlijden;
52. Verwoordt het onderscheid tussen palliatieve zorg en terminale zorg;
53. Omschrijft de rol van de verpleegkundige in de palliatieve fase;
54. Legt uit hoe eigen regie te stimuleren en te ondersteunen in de palliatieve fase;
55. Legt uit hoe de palliatieve zorg georganiseerd en gefinancierd is.

56. Beschrijft het ziektebeeld Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH);
57. Omschrijft wat ervaringskennis inhoudt;
58. Legt in eigen woorden uit wat de toegevoegde waarde is van ervaringskennis;
59. Beschrijft de relatie tussen ervaringskennis en Evidence Based Practice;
60. Benoemt het verschil tussen genezen en herstellen;
61. Herkent en benoemt in eigen woorden de manier waarop de ervaringsdeskundige
eigen regie voert over zijn leven.

62. Toetst zijn niveau van kennis over de kernmodule;
63. Legt in eigen woorden de begrippen van het kernvak en de samenhang tussen al
deze begrippen uit;
64. Herkent voorkomende begrippen uit het kernvak bij het zien/lezen van casuïstiek;
65. Evalueert het kernvak samen met groep en docent.
66. Toetst zijn niveau van kennis over de kernmodule;
67. Legt in eigen woorden de begrippen van het kernvak en de samenhang tussen al
deze begrippen uit;
68. Herkent voorkomende begrippen uit het kernvak bij het zien/lezen van casuïstiek;
69. Evalueert het kernvak samen met groep en docent.




3

,Les 1a – Zelfmanagement: begrippen, modellen en
meetinstrumenten
1. Leg in eigen woorden eigen regie, zelfmanagement; empowerment, veerkracht,
herstel en zelfredzaamheid uit;

2. Beheers het Chronic Care Model en het Generiek Model zelfmanagement op grote
lijnen;

3. Weet wanneer een meetinstrument voor zelfmanagement in te zetten;

4. Ben op de hoogte van de veelvoud aan meetinstrument voor zelfmanagement en de
verschillen hiertussen.


Voorbereidingsopdracht 1: Zelfmanagement en de KBS
Definitie
Zelfmanagement is het zodanig omgaan met de chronische
aandoening (symptomen, behandeling, lichamelijk en sociale
Zelfmanagement consequenties en bijbehorende aanpassingen in leefstijl) dat de
aandoening optimaal wordt ingepast in het leven (Timmermans et
al., 2011).

Zelfredzaamheid is het vermogen van mensen om zichzelf te
redden, zowel fysiek, financieel, sociaal als mentaal, met zo min
mogelijk professionele zorg.
Zelfredzaamheid
In de Wmo wordt zelfredzaamheid als volgt gedefinieerd: ‘het
lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om
zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale
maatschappelijk verkeer mogelijk maken’ (WMO 2007).

Eigen regie is het organiseren en coördineren van het eigen leven
Eigen regie
met als doel een goed leven, in eigen ogen (Verkooijen 2006).

Het stimuleren van zelfontwikkeling (Aij K.H. (2017).
Empowerment Een bewustwordingsproces. Het gaat erom dat de mens probeert
bij zijn eigen potentieel (kracht) te komen en die te activeren.
Herstel gaat over het (leren) leven met een ontwrichtende
aandoening, beperking of kwetsbaarheid. De mogelijkheden en
kracht van de mens staan hierbij centraal, en niet de
onmogelijkheden van de beperking, aandoening of kwetsbaarheid.

Herstel is dan ook een individueel en persoonlijk proces, met als
Herstel
belangrijk streven het (weer) gaan functioneren in sociale rollen.

Hierbij moeten we herstel steeds blijven zien als een proces dat
niet altijd een afgebakende uitkomst heeft: herstellen is ook zeer
goed mogelijk wanneer de aandoening niet geheel verdwijnt.
(www.zorgvoorbeter.nl)

4

, Het vermogen om succesvol om te gaan met stressgevende
situaties (Van der Ploeg, 2013).

Veerkracht ontwikkelt een persoon als antwoord op uitdagingen.
Veerkracht Een persoon in kwestie kan sterker worden dan voorheen (Khanlou
& Wray, 2014).

Na een tegenslag weer overeind kunnen krabbelen. Een
gebeurtenis die als een tegenslag kunnen overwinnen en weer in je
gewone doen weer verder kan gaan.



Verschillen:
Alle genoemde begrippen spreken een ander aspect aan van het
copen van een (chronische) aandoening of ziekte.

Het Chronic Care Model is concreter en recenter.
Overeenkomsten: Alle genoemde begrippen op de vorige bladzijde hebben te doen
met het vermogen om een (chronische) aandoening of ziekte op
een persoonlijke manier een “goede” plek te geven in de
zorgvragers leven, zodat hij/zij hiermee een zo volwaardig leven
kan lijden.




Voorbereidingsopdracht 2: Zelfmanagement in een model

Het Chronic Care Model
Het Chronic Care Model is een model voor de organisatie van zorg rondom chronisch
zieken. Het is ontwikkeld om het zorgsysteem te transformeren naar een systeem dat
proactief, persoonsgericht en geïntegreerd is.
Het doel van deze transformatie is dat patiënten gezonder worden, professionals tevredener
en kosten omlaag gaan.

Het Chronic Care Model verbindt welzijn (maatschappelijke organisaties) en zorg (het
gezondheidszorgsysteem) en bestaat uit vier wetenschappelijk onderbouwde
kernelementen:
- Zelfmanagementondersteuning van patiënten en hun families
- Ontwerp van het zorgproces door het samenstellen van zorgteams in de eerstelijn die
proactieve zorg organiseren
- Besluitvormingsondersteuning met wetenschappelijk onderbouwde protocollen en
richtlijnen
- Klinische informatiesystemen met persoonsgebonden elektronische dossiers

Door de zorgvrager te versterken kan hij/zij zelf de regie blijven voeren over de zorg en
begeleiding. Een goed voorbereid en proactief team inventariseert de zorgbehoefte van de
zorgvrager en coördineert de zorg. Hierbij wordt een productieve wisselwerking tussen de
zorgvrager en de zorgverlener gestimuleerd.




5

, 6

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AstridSmidt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.74  1x  sold
  • (0)
  Add to cart