Verlichting en revoluties
Wetenschappelijke revolutie
Vanaf de Renaissance kwamen er steeds meer onderzoekers die geen geestelijke waren en zij
gingen ook onderwerpen bestuderen die niet met godsdienst te maken hadden.
Het gevolg was een periode met een groot aantal uitvindingen: de Wetenschappelijke revolutie.
Met de volgende belangrijke kenmerken:
- een nieuwe manier van onderzoeken: observeren, experimenteren en redeneren
- uitvindingen brachten grote veranderingen in het leven van mensen
- met geweld gepaard verzet van de Kerk
- Renaissance-onderzoekers wilden elk onderzoek van de natuur baseren op waarneming,
ervaring en experiment: empirisme
In de 16e eeuw ondervonden onderzoekers nog te veel tegenstand van de katholieke kerk. Zij
verloor niet alleen haar greep op de wetenschap, maar ook belangrijke kerkelijke opvattingen
werden door de onderzoeken soms ondermijnd.
- Galileo Galilei bewees met behulp van telescopen dat de theorieën van Copernicus klopten: de
aarde draait om de zon. Hij werd door de Kerk van ketterij beschuldigd en gevangen genomen.
Pas aan het einde van de 16e eeuw werd het klimaat voor de onderzoekers gunstiger. Zij gingen
samenwerken in wetenschappelijke verenigingen. De wetenschap ging nu een belangrijke plaats
innemen in de samenleving. Het aantal mensen dat niet zomaar iets als waar aannam groeide, zij
gingen vertrouwen op hun eigen verstand. Ook gingen zij zich afvragen of mensen wel op de
juiste manier met elkaar omgingen. Zo leidde de Wetenschappelijke Revolutie tot de Verlichting.
De Verlichting
Verlichters vonden dat de natuur op een redelijke manier (met het verstand) moest worden
onderzocht. Daardoor zou de kennis van de mensen toenemen. Met deze kennis zouden dan de
problemen in de samenleving konden worden opgelost: rationalisme.
De Verlichters vonden, evenals in de Renaissance, dat het belangrijk was dat de mensen tijdens
hun leven op aarde ook gelukkig waren. Daarom moesten veel sociale verhoudingen verbeterd
worden.
Vrijheid en gelijkheid waren daarbij de belangrijkste begrippen. Er waren echter verschillen in het
denken over vrijheid:
- sommige verlichters waren voor gelijke politieke rechten voor vrouwen. Een meerderheid beriep
zich echter op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen; volgens deze verlichters
hadden vrouwen een andere taak in het leven dan mannen
- verlichters gingen er vanuit dat alle mensen ongeacht cultuur, etnische afkomst en het volk
waartoe zij behoorden, gelijk waren. Maar als het om de afscha ng van de slavernij ging, werd
dat door velen als een stap te ver gezien.
Op het gebied van godsdienst waren de verlichters het over het volgende met elkaar eens:
- religieuze tolerantie: aanhangers van godsdiensten hoorden andersdenkenden niet te bestrijden
- Kerk en staat hebben ieder een eigen taak. De Kerk houdt zich bezig met godsdienstige zaken,
de staat met bestuur en rechtspraak
Maar er was verdeeldheid over de invloed van God op het dagelijks leven:
- veel verlichte denkers zagen God wel als Schepper, maar greep Hij niet in de wereld in. De
wereld werd volgens hen beheerst door natuurkrachten die in principe met het verstand
aangetoond konden worden
- anderen wisten niet of God wel of niet bestond: agnosten
Op economische gebied waren de belangrijkste uitgangspunten:
- ieder individu moest de vrijheid hebben om zijn eigenbelang na te streven, dat loopt vanzelf uit
tot welvaart voor iedereen
- iedere staat moest zijn economisch beleid op de volgende pijlers laten rusten: vrije
markteconomie, vrijhandel en zo weinig mogelijk overheidsingrijpen
ffi
, Op politiek gebied waren de belangrijkste uitgangspunten:
- de inrichting van de samenleving moest op de rede gebaseerd zijn in plaats van op erfelijke
rechten of religieuze ideeën. Verlichters waren daarom voor volkssoevereiniteit: degenen die de
macht uitoefenen, ontlenen hun macht aan het volk en zijn verantwoording schuldig
- door een sociaal contract wilden verlichters voorkomen dat er nieuwe oorlogen tussen vorsten
en het volk en burgers onderling zouden uitbreken. Ze waren het erover eens dat de burgers
bepaalde taken zoals rechtspraak moesten overdragen aan de overheid. De overheid moest op
haar beurt via wetgeving de rechten en plichten van de burgers waarborgen
- de scheiding der machten (Trias Politica): als dezelfde persoon zowel de wetgevende als de
uitvoerende macht bezit, dan is er geen vrijheid; want dan bestaat het gevaar dat dezelfde vorst
onderdrukkende wetten uitvaardigt die op een onderdrukkende manier worden uitgevoerd.
Daarnaast is er ook geen vrijheid als de rechtsprekende macht niet losstaat, want als de
rechtsprekende macht wetten zou mogen maken, loopt de vrijheid in gevaar doordat de rechter
ook wetgever is
Tussen Verlichte denkers waren er tegenstellingen zichtbaar in hun stromingen. Hieronder het
denkbeeld van een paar Verlichte denkers:
Immanuel Kant (1724 - 1804)
‘Verlichting is het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuldig is.
Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van de
ander. Sapere aude! (durf te weten!).’
Kant was eerst aanhanger van het rationalisme, maar hij veranderde gedeeltelijk van gedachten:
door het empirisme had de wetenschap namelijk grote successen geboekt. Maar het empirisme
kon het succes van de wetenschap volgens hem niet verklaren. Daarom integreerde hij empirisme
en rationalisme: kennis kwam tot stand door het combineren van rede en ervaring.
Voltaire (1694 - 1778)
Bij Voltaire groeide de overtuiging dat de autoriteiten misbruik van hun macht maakten. In tal van
publicaties bleef hij opkomen voor de vrijheid van denken en voor (godsdienstige)
verdraagzaamheid. Voltaire gebruikte de Engelse regeringsvorm om kritiek te leveren op andere
regeringsvormen: ‘het Engelse volk is het enige, dat aan de macht van de koning paal en perk
heeft gesteld. Het Engelse parlement is de scheidsrechter van het volk en de Koning voert de
opdrachten uit.’
Voltaire zag echter niets in een democratie: ‘als het gewone volk zijn verstand begint te gebruiken,
dan is alles verloren.’
Baruch Spinoza (1632 - 1677)
God staat volgens Spinoza niet buiten de schepping. Alles wat bestaat, is een verschijning van
God; Hij heeft de natuur uit vrije wil geschapen. De natuur brengt zichzelf hierna echter voort tot
het oneindige: de wereld en God vallen dus niet samen, maar sluiten wel op elkaar aan.
Spinoza ontkende het bestaan van wonderen; zij waren volgens hem het bewijs van menselijke
onwetendheid, geen bewijs van de aanwezigheid van God, maar van de orde in de natuur.
John Locke (1632 - 1704)
John Locke stelt dat we allemaal gelijk zijn geboren, en dat met deze geboorte natuurrechten
meekomen. De legitimiteit van de staat is het beschermen van deze natuurrechten. Wanneer de
overheid dit niet doet, heeft het volk recht op opstand.
Om oorlog te voorkomen moesten de burgers in elke staat een contract opstellen en daarin de
rechten van iedereen vastleggen:
- regeringen moeten hun beleid op wetten baseren die voor iedereen gelijk zijn
- belastingen mogen alleen met toestemming van het volk worden geheven
- de staat mag geen dwang uitoefenen bij de keuze voor een godsdienst
- de staat moet alle godsdiensten gelijk behandelen
- het wetgevend lichaam mag de macht aan niemand overdragen, maar moet haar laten berusten
daar waar het volk ze heeft gelegd
Jean-Jacques Rousseau (1712 -1778)
Voor het algemeen welzijn was een sociaal contract nodig, waarin iedereen beloofde te
gehoorzamen aan de gemeenschappelijke wil. Iedereen zal doen wat goed is voor het volk, en
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studiebolletje21. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.