Planten bestaan uit drie verschillende weefsels:
Dekweefsel (edpidermis) = buitenste laag van de plant en beschermt de plant tegen
waterverlies en infecties
Vaatweefsel = bestaat vooral uit transportvaten en komt voor in elk orgaan. In de bladeren
liggen de vaten in de nerven
Vulweefsel (grondweefsel) = zit tussen het dekweefsel en vaatweefsel en dient ter opslag,
fotosynthese en stevigheid van de plant
Transportvaten zijn houtvaten (= houtachtige stengels die in de
houtvaten van de jaarringen te vinden zijn) en bastvaten (= de
vaten om de houtvaten heen), dit is zo bij bijvoorbeeld bomen. In
kruidige stengels liggen de vaten bij elkaar in vaatbundels.
Een plant ontwikkelt zijn hele leven. Cellen kunnen zich specialiseren en daarbij van vorm
veranderen of er ontstaan nieuwe organen. = ontwikkeling
Delingen van cellen in planten vinden plaats in meristemen (deel weefsels). Deze zijn te
vinden in toppen van wortels en stengels, dit zijn groeipunten. Maar je vindt ze ook in
knoppen en in jonge bladeren.
In meristemen zitten veel stamcellen. Dit zijn cellen die nog niet geïdentificeerd zijn en zich
overal aan aan kunnen passen. Hierdoor kan een plant blijven groeien.
Cellen die zich delen in het meristemen:
Een cel deelt zich in twee dochtercellen. De ene dochtercel blijft in het meristemen zitten en
de andere ondergaat celstrekking, dit betekent dat de cel groeit door opname van water. Bij
celstrekking kan de cel een andere vorm krijgen, celdifferentiatie. Ook kan de cel een
speciale functie krijgen, celspecialisatie.
Houtachtige planten kent diktegroei en lengtegroei. Lengtegroei vindt vooral plaats in de
stengeltop en de wortel top, dat zijn ook wel de jonge delen van de plant. Diktegroei vindt
vooral plaats in een ringvormig meristeem, dat heet het cambium. Planten groeien dus in de
dikte doordat cellen in het cambium zich delen. De ene helft van de cel blijft in het cambium
en de andere gaat naar buiten. Dus naar binnen toe vormen houtcellen en naar buiten toe
bastcellen.
Houtvaten ontstaan door veel houtcellen bij elkaar. De
cellen bouwen een soort dikke wand om zich heen en
door enzymen verdwijnen de dwarswanden en de
cellen waardoor alleen de omhulsing overblijft en dat
is het houtvat.
, In tegenstelling tot de houtvaten, verdwijnen de dwarswanden bij bastcellen niet maar er
ontstaat een opening, dat is een zeefplaat. De cellen verdwijnen ook niet, alleen de celkern
verdwijnt. Bastvaten leven daarom best kort. Dode bastvaten worden dichtgedrukt.
Het cambium maakt meer houtcellen dan bastcellen. Al het hout dat gedurende het jaar
wordt gevormd is een jaarring. Donkere overgang tussen de jaarringen is de jaargrens.
In het voorjaar zijn de houtvaten erg wijd en kunnen ze veel water en voedingsstoffen
opnemen waardoor het hout lichter is dan in de zomer want in de zomer zijn de houtvaten
smaller, dus minder water en voedingsstoffen, dat zorgt voor een donkerdere kleur. In de
winter groeien de bomen en houtachtige planten niet.
Plastiden worden gevormd uit proplastiden, die zijn ook te vinden in het meristeem. Het
zijn celorganellen die een functie hebben bij de fotosynthese, het lokken van insecten en het
opslaan van reservestoffen.
In het donker worden etioplasten gevormd
(bladgroenkorrels zonder licht)
↓
Hieruit ontstaan dus als er licht bijkomt de
chloroplasten (bladgroenkorrels)
↓
Hieruit ontwikkelen chromoplasten
(kleurstofkorrels)
Verder heb je ook nog leukoplasten en die zijn
gespecialiseerd in het opslaan van zetmeel
(amlyoplasten), olie (elaioplasten) of eiwitten
(proteinoplasten).
Het transport in zaadplanten vindt vooral plaats in de hout- en bastvaten. De houtvaten
vervoeren het water en de zouten van de wortels naar de bladeren, dit is anorganische
sapstroom. De bastvaten vervoeren water en assimilatieproducten van de bladeren naar
alle andere delen in de plant, dit is organische sapstroom.
Wortelharen ontstaan door uitgegroeide cellen vanuit het epidermis (de opperhuid).
Houtvaten en bastvaten liggen in een centrale cilinder. De buitenste laag cellen van de
centrale cilinder heet de endodermis, die zorgt voor selectieve toelating door de celwanden.
Celwanden zijn doordringbaar (permeabel) voor water en mineralen maar in de celwanden
van de endodermiscellen zijn de celwanden ondoordringbaar (impermeabel). Dat komt door
het bandje van Caspary. Dit bandje ligt aan de zijkant, de bovenkant en de onderkant, denk
aan een gemetselde muur met bakstenen. De enige manier om deze barrière door te komen
is door de celwand aan de kant van het schors.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bentevanleeuwen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.04. You're not tied to anything after your purchase.