Hierbij de leerdoelen voor het vak verdieping die gegeven wordt tijdens de Minor Taal en Cultuur Nederlandse Gebarentaal aan de HU. Deze leerdoelen hebben mij veel houvast gegeven tijdens het leren.
De student kent de definitie voor ‘taal’ en kan beargumenteren waarom gebarentalen
echte talen zijn.
De student kent het begrip ‘modaliteit’, en begrijpt de taalkundige vraagstelling naar de
mogelijke invloed van modaliteit op taalstructuur.
De student kent de volgende begrippen: fonologie, foneem, allofoon, minimaal paar,
assimilatie.
De student kent de fonemen (basiselementen of ‘parameters’) waaruit gebaren zijn
opgebouwd: i) plaats, ii) handvorm, iii) oriëntatie iv) beweging (manueel deel), v) non-
manueel deel, e.g. gesproken component, orale component, mimiek, lichaamshouding.
De student begrijpt het verschil tussen de volgende begrippen: gebarenruimte; neutrale
ruimte; syntactische gebarenruimte.
De student kan de begrippen sequentialiteit en simultaneïteit toepassen op de fonologie
van gesproken talen en gebarentalen.
De student krijgt inzicht in de fonologische condities voor de vorm van tweehandige
gebaren.
De student krijgt inzicht in de overeenkomsten en verschillen tussen de fonologie van
gesproken talen en gebarentalen.
Leerdoel: De student kent de definitie voor ‘taal’ en kan beargumenteren waarom
gebarentalen echte talen zijn.
Gesproken talen
Kenmerken
Menselijk communicatiemiddel, interactie
Natuurlijk ontstaan
Over alles communiceren ook los van hier en nu
Generatief
Conventioneel
Arbitrair
Opgebouwd uit bouwstenen
o Spraakklanken (betekenisloos) (fonemen)
o Morfemen
o Woorden/gebaren
Er zijn regels voor het maken van woorden.
Voorbeeld: “tlaak” en “blim”. “tlaak” kan geen Nederlands woord zijn en “blim” wel. tl kan
niet gecombineerd aan het begin van een woord
Eigen lexicon= woordenschat
Eigen Grammatica (fonologie, morfologie, syntaxis)
Voortdurende ontwikkeling en verandering
,Voorbeeld: woorden die vervormen zodat het makkelijk te gebruiken is. Zo begon het als “Ik
stuur je een WhatsApp-bericht”, toen “Ik stuur je een WhatsApp” en nu is het “Ik stuur je
een app(je)” met het werkwoord “appen”.
Conventioneel en arbitrair
Conventioneel: er zijn stilzwijgende afspraken gegroeid over de betekenis van woorden
Arbitrair: er is geen relatie tussen de vorm van een woord en de betekenis
(de vorm is willekeurig)
Uitzondering:
Onomatopeeën: wel een relatie tussen vorm en betekenis
De meest bekende vormen van onomatopeeën zijn de geluiden die een voorwerp of dier
maakt
Bijvoorbeeld: koekoek; sissen
Gebarentalen
Kenmerken:
Ook een menselijk communicatiemiddel, gebruikt in interactie
Ook natuurlijk ontstaan, in gemeenschappen van doven, vanuit de behoefte om te
communiceren
o Bijvoorbeeld in steden
o En rond dovenscholen
Ook over alles communiceren
o Wel soms nog een beperkt lexicon, om historische redenen
o O.a. de onderdrukking van gebarentaal en de beperkte deelname aan de
maatschappij
Gebarentaal werd veel onderdrukt en mocht lange tijd helemaal niet gebruikt worden.
Later wel, maar als men zich niet in een taalkundig veld begeeft als doof zijnde, waarom
zouden daar dan gebaren voor moeten zijn? Dit wil echter niks zeggen over de
natuurlijkheid van taal.
Ook los van hier en nu
Kenmerken:
Ook opgebouwd uit bouwstenen
o Bouwstenen van gebaren (betekenisloos) (fonemen)
o Morfemen
o Gebaren
Ook conventioneel
Ook generatief
Dat betekent dat er bepaalde regels zijn aan de hand waarvan je zinnen kan maken.
Daarbij kan je aan de lopende band zinnen maken als een flexibel geheel, je hebt
namelijk een set taalregels op basis waarvan je continu verschillende type zinnen kunt
maken.
Ook een lexicon = gebarenschat
Ook een grammatica (fonologie, morfologie, syntaxis)
Wordt ook als moedertaal verworven en doorgegeven
, Ook voortdurende ontwikkeling en verandering
Ook arbitrair, én iconisch!
Lexicon van gebarentalen
Arbitraire gebaren:
Er is geen relatie tussen de vorm van een gebaar en de betekenis.
OOK, GROEN, WONEN, VERRADEN
Hoe het gebaar gemaakt wordt en wat het woord is hebben niks met elkaar te
maken/kun je niet afleiden
Iconische gebaren:
Er is wel een relatie tussen de vorm van een gebaar en de betekenis.
ETEN, DRINKEN, POES, MELK, DROMEN
Zo lijkt het gebaar voor ‘eten’ en ‘drinken’ op de beweging ervan, maakt het gebaar
‘poes’ de snorharen van de poes, lijkt het gebaar ‘melk’ op het melken van een koe, en
maak je het gebaar ‘dromen’ bij je hoofd.
30% van het lexicon bestaat vermoedelijk uit iconiche gebaren.
Iconische gebaren (30% van gebarentaal) vorm en betekenis komen overeen
Arbitraire gebaren vorm en betekenis hebben geen overeenkomst
Dus: je kunt niet zondermeer zeggen dat het lexicon van gebarentalen net als dat van
gesproken talen ‘arbitrair’ is.
Dat betekent zeker niet dat gebarentalen ‘dus’ geen echte talen zijn.
Leerdoel: De student kent het begrip ‘modaliteit’, en begrijpt de taalkundige vraagstelling
naar de mogelijke invloed van modaliteit op taalstructuur.
Modaliteit (de uitingsvorm)
Het kanaal (hoe geproduceerd en waargenomen) waarin een taal gebruikt wordt
Productie Perceptie
Gesproken talen: Oraal Auditief
Gebarentalen: Manueel Visueel
Ook wel: de verschijningsvorm van een taal
Manueel= met je handen (‘manus’= hand in het Latijn)
Modaliteitsvraag:
1. Leidt het verschil in modaliteit tussen gebarentalen en gesproken talen tot verschillen in
taalstructuur?
2. Wat zegt ons dat over het algemeen menselijk taalvermogen en over universele
kenmerken van taal?
• Taal is universeel, maar dat gaat bij gebarentaal niet op.
• Gebarentaal wordt links in hersenen bij het gewone taalgebied opgeslagen, dus niet op
een andere plek dan gesproken taal.
Mogelijke verschillen als gevolg van modaliteit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariekevanderweg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.91. You're not tied to anything after your purchase.