Nederlandse samenvatting van hoofdstuk 19 en 21 t/m 27 van het boek algemene economie en bedrijfsomgeving. Deze samenvatting is gebruikt voor het vak algemene economie op Hogeschool Inholland.
Hoofdstuk 19 Vermogensmarkten
19.1 Functies en indeling van de vermogensmarkten
19.1.1 Functies van de vermogensmarkten
De vermogensmarkt is de markt waarop huishoudens schuldbekentenissen
verhandelen in ruil voor geld (bijvoorbeeld obligaties). De rente zorgt ervoor dat er
evenwicht tussen vraag en aanbod op de vermogensmarkt ontstaat.
- Schuldbekentenissen vastleggen:
Contract
Waardepapier (bv obligate), voordeel waardepapieren zijn goed
verhandelbaar
Functie vermogensmarkt -> geldoverschotten en -tekorten in de economie bij elkaar
brengen en op elkaar afstemmen
19.1.2 Indeling van de vermogensmarkten
- Indeling vermogensmarkt aan de hand van twee criteria:
De resterende looptijd van een schuldbekentenis
Geldmarkt: resterende looptijd 2 jaar of korter
Kapitaalmarkt: resterende looptijd langer dan 2 jaar
De vraag of er nieuwe/bestaande schuldbekentenissen verhandeld
-> Primaire markt: nieuwe schuldbekentenissen
-> Secundaire markt: bestaande schuldbekentenissen
19.2 Geldmarkt
De geldmarkt kan onderverdeeld worden in twee deelmarkten
Groothandelsmarkt: verhandelen alleen grote marktpartijen (banken,
overheid)
Kenmerkend voor deze interbancaire markt is dat de partijen en bedragen
groot zijn
Rente groothandelsmarkt: Euribor: rentetarief dat banken elkaar in rekening
brengen.
Detailhandelsmarkt: verhandelen midden- en kleinbedrijf en gezinnen.
19.2.1 Groothandel op de geldmarkt
De geldmarktrente is de prijs van geld met een korte looptijd. Dit hangt daarom af
van de vraag naar en het aanbod van geld voor een korte termijn. Als de vraag
toeneemt stijgt de rente.
- Drie rentebepalende factoren:
1. Monetair beleid (beleidsrente hangt af van de inflatie. Inflatie ↑, beleidsrente ↑)
2. Internationale geldstromen: renteontwikkeling en wisselkoers (Aanbod geld
eurozone ↓,
rente ↑)
3. Binnenlandse economische ontwikkeling: bestedingen ↑, inflatiegevaar, rente ↑
19.2.2 Detailhandel op de geldmarkt
, - De rentetarieven op de detailhandelsmarkt zijn de debet- (geld lenen) en
creditrentes (sparen) van banken.
- Drie rentebepalende factoren:
1. Euribor
2. De rentemarge
3. Een kredietrisico-opslag (kredietwaardigheid van de kredietvrager)
De creditrente ligt onder Euribor en de debetrente erboven. Het verschil tussen de
debet- en creditrente is de rentemarge die de bank ontvangt voor haar
dienstverlening. Als de concurrentie toeneemt daalt de rentemarge.
19.3 Kapitaalmarkt
19.3.1 Deelmarkten
De effectenmarkt verschilt op drie manieren van de onderhandse markt:
1. Openbaarheid
2. Verhandelbaarheid
3. Prijsvorming
Openbaarheid
- De handel in effecten is openbaar -> alle marktpartijen kunnen op de hoogte zijn van
vraag, aanbod en prijzen
- Op de onderhandse markt komen leningsvoorwaarden niet in de openbaarheid.
Verhandelbaarheid
- Een obligatielening van 100 miljoen wordt op de effectenmarkt opgesplitst in
schuldbekentenissen van een kleinere omvang bijvoorbeeld van 1000 euro
- Een onderhandse lening van 100 miljoen wordt tussen een beperkt aantal partijen
gesloten en de lening wordt niet opgesplitst in kleine eenheden. De
verhandelbaarheid van de obligatielening is veel groter dan die van de onderhandse
lening.
Prijsvorming
- Op de effectenmarkt bestaat de prijsvorming uit twee onderdelen
1. Beurskoers
2. Nominale rendement (dividend en rente)
- Omdat marktpartijen aandelen en obligaties op de secundaire markt verhandelen
kan de koers van deze waardepapieren schommelen.
- Op de onderhandse markt is alleen sprake van een nominaal rendement: de rente
Rendemenstbegrippen
, - Nominale waarde -> de waarde die het aandeel heeft volgens de op het aandeel
gedrukte tekst
- Dividendrendement -> dividend / beurskoers = dividendrendement op een aandeel
- Couponrente -> de rente op een obligate
- Couponrendement -> als een 8%-obligate met een nominale waarde van 1000, een
koers noteert van 1040, bedraagt het couponrendement 7.69% (= 80 (rente) / 1040 *
100%) formule = rente / koers * 100%
- Effectief rendement -> couponrendement + aflossingsrendement. Het
aflossingsrendement is gelijk aan het ‘jaarlijkse verlies’ (-10,-) (verlies 40/10 jaar) als
percentage van de beurskoers (1040,-) en bedraagt dus -0,96%
- Obligaties worden afgelost tegen de nominale waarde en aandelen niet. Als de koers
van en obligate lager is dan de nominale waarde, boekt een koper van deze obligate
bij de aflossing winst. Het effectieve rendement op zo’n obligate is door de
aflossingswinst groter dan het couponrendement.
- Rente en obligatiekoersen gaan tegen elkaar in: als de kapitaalmarktrente stijgt,
dalen de koersen van bestaan de obligaties.
- Rente en effectief rendement gaan gelijk op: als de kapitaalmarktrente op nieuwe
obligaties stijgt, neemt ook het effectief rendement op bestaande obligaties toe.
19.3.2 Kapitaalmarktrente
- De rente op een schuldbekentenis hangt af van de looptijd, de verstrekte
zekerheden, de kredietwaardigheid enz.
- Bedrijven die een tienjarige lening willen aantrekken betalen de kapitaalmarktrente
inclusief een opslag die afhankelijk is van hun kredietwaardigheid.
Binnenlandse economische ontwikkeling
- Rentebepalende factoren
1. De spaar- en investeringsgeneigdheid in een economie
2. De inflatie(verwachtingen) (hoge inflatie, hoge rente)
- Als huishoudens weinig sparen of veel investeren zal de kapitaalrente hoog zijn. Dit
hangt af van de conjunctuur. Als de vraag naar geld groot is dan is de rente hoog.
- Als de overheid een tekort heef moet de overheid lenen en gaat de
kapitaalmarktrente omhoog.
- De in- uitstroom van geld hangt in eerste instantie af van de ontwikkeling in het
renteverschil met het buitenland. Internationale geldstromen hangen ook af van de
wisselkoersverwachtingen. Landen met een zwakke valuta hebben vaak een hoge
rente. Ook economisch en politiek nieuws speelt een rol.
Het monetaire beleid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukdubbeldam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.